Begrippenlijst
Begrippen uit hoorcollege 1
Ontwikkelingspsychologie: De wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit bij
mensen, van conceptie tot ouderdom, maar met een accent op de jaren tot de volwassenheid.
De vier thematische gebieden van ontwikkelingspsychologie:
1. Fysiek
2. Cognitief
3. Sociaal-emotioneel
4. Persoonlijkheid
Experimenteel onderzoek: onderzoek dat bedoeld is om causale (oorzaak) relaties tussen
verschillende factoren te ontdekken.
Longitudinaal onderzoek: Onderzoek waarin het gedrag van een of meer individuen door de tijd
heen wordt gemeten
Continue versus Discontinue verandering
Continue verandering: Geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties op een bepaald
niveau voortvloeien uit die op de vorige niveaus. (gelijke verandering)
Discontinue verandering: Ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en waarbij elk
stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia. (niet gelijke
verandering)
Zygote: De nieuwe cel die wordt gevormd door het bevruchtingsproces
Monozygote en Dizygote tweeling
Monozygote tweeling: Tweeling afkomstig van dezelfde oorspronkelijke zygote, die dus genetisch
identiek is.
Diszygote tweeling: Tweeling verwerkt vanuit twee afzonderlijke eicellen die ongeveer tegelijkertijd
bevrucht worden door twee afzonderlijke zaadcellen.
Erfelijkheid: Erfelijkheid is de overdracht van zichtbare of onzichtbare eigenschappen van een
generatie van een organisme naar de volgende generatie.
Nature-nurture: Is de discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze eigenschappen: in
hoeverre komen deze voort uit onze aanleg (nature) en in hoeverre uit onze opvoeding en
leefomgeving (nurture)?
Gen-omgevingsinteractie-effecten (Actief, Passief, Evocatief): Genetische aanleg kan de omgeving
van een kind beïnvloeden en elkaar.
Actief: Kinderen selecteren of creëren een omgeving die past bij hun genotype
Evocatief: Ouders en andere creëren een omgeving in reactie op het genotype van het kind
, Passief: Ouders dragen zowel genen als omgeving over aan hun kinderen
Diathesis Stress Model: Psychische en lichamelijke aandoeningen ontstaan vanuit een aanleg
(Diathese) in combinatie met stressvolle omstandigheden die een versnellende of faciliterende rol
spelen.
Differential Susceptibility Hypothese (Belsky): Individuen met een verhoogde gevoeligheid voor
omgevingsinvloeden zijn extra gevoelig voor zowel negatieve als positieve.
Madelief- of Paardenbloemkinderen en Orchidee-kinderen: In het onderzoeksveld van Meike Slagt
is het inmiddels een beroemde metafoor: je kunt kinderen ruwweg onderverdelen in
paardenbloemen en orchideeën. Orchideeën zijn gevoelig voor wat er om hen heen gebeurt, terwijl
paardenbloemen minder sterk op hun omgeving reageren.
Conceptie: is het moment waarop de eicel in de baarmoeder van de vrouw, bevrucht wordt door de
zaadcel van de man. Hiervoor moet er een eisprong bij de vrouw plaatsgevonden hebben, waarna de
eicel zich in eileider bevindt en bevrucht kan worden.
Stadia van prenatale ontwikkeling (Germinaal, Embryonaal, Foetaal):
- Germinaal – van bevruchting tot 2 weken
- Embryonaal – 2 tot 8 weken
- Foetaal – 8 weken tot geboorte
Teratogene effecten: Omgevingsfactor tijdens de zwangerschap, dit kan leiden tot
geboorteafwijkingen, bevallingsproblemen of een miskraam
Apgar-score: Een standaard meetsysteem waarmee de gezondheid van een pasgeboren baby kan
worden bepaald aan de hand van verschillende factoren.
Vroeggeboorte: Is als een baby te vroeg wordt geboren, couveuse
Postpartumdepressie: Een somber, prikkelbaar, angstig en neerslachtig gevoel dat bij de moeder
ontstaat na de geboorte van de baby, meestal pas enkele weken/maanden na de bevalling, dit
gevoel kan lang aanhouden.
Premature baby’s: Baby die minder dan 38 weken na de start van de zwangerschap ter wereld komt.
Baby’s met een laag geboortegewicht: Baby die bij de geboorte minder dan 2500 gram weegt.
Baby’s met een zeer laag geboortegewicht: Baby die minder dan 1250 gram weegt en/of minder
dan 30 weken in de baarmoeder heeft doorgebracht.
Groeivertraagde baby’s: Baby die als gevolg van een vertraagde foetale groei 90 procent of minder
weegt van het gemiddelde gewicht van kinderen van dezelfde leeftijd.
Levensvatbare leeftijd: Het moment waarop een te vroeg geboren baby kan overleven.
Zuigelingensterfte: Overlijden van een kind binnen het eerste levensjaar.
Begrippen uit hoorcollege 2
, Groeiprincipies:
- Cefalocaudaal: Het principe dat groei een patroon volgt dat begint met het hoofd en de
bovenste lichaamsdelen en zich vervolgens uitstrekt naar de rest van het lichaam.
- Proximodistaal: Het principe dat de ontwikkeling zich vanuit het centrum van ons lichaam
naar buiten toe voltrekt.
- Principe van hiërarchische integratie: Het principe dat eenvoudige vaardigheden zich
doorgaans afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar ontwikkelen, en later geïntegreerd
worden in complexere vaardigheden
- Onafhankelijkheid van systemen: Het principe dat verschillende lichaamssystemen een
verschillend groeitempo kennen.
Dynamische systeemtheorie: De theorie die de ontwikkeling van een kind ziet als een dynamisch
systeem; alles ontwikkelt zich tegelijk en hangt nauw samen met de ervaringen die het kind opdoet.
Gevoelige periode: Een afgebakende tijdspanne, meestal vroeg in het leven, waarin mensen extra
gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk zijn voor het leren van
specifieke vaardigheden.
Plasticiteit: De mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur
veranderbaar is.
Scaffolding: Ondersteuning bij leren en probleemoplossing die net boven het huidige niveau van het
kind ligt en geleidelijk wordt gebouwd, zodat dit de zelfstandigheid en groei bevordert.
Zone van naaste ontwikkeling: Het niveau waarop een kind een taak bijna, maar nog niet helemaal
zelfstandig kan begrijpen of uitvoeren.
Perceptuele schematisering: Het vermogen om tegelijkertijd het geheel en de afzonderlijke delen te
onderscheiden.
Affordances: De actiemogelijkheden die een bepaalde situatie of stimulus verschaft.
Reflexen: Niet-aangeleerde, gestructureerde, onvrijwillige respons die automatisch optreedt in de
aanwezigheid van bepaalde stimuli.
Interactionele benadering: Abstract: Benadering van taalverwerving waarbij ervan wordt uitgegaan
dat het taalaanbod van en de interactie met moedertaalsprekers een grote rol spelen.
Bayley scales of infant development: Instrument om de ontwikkeling van kinderen vanaf 16 dagen
tot en met 43 maanden en 15 dagen in kaart te brengen
Mijlpalen in de fijne motoriek (tabel 5.3): Denk aan een tabel met aan de ene kent de leeftijd van
het kind in maanden en aan de andere kant wat het kind voor vaardigheid kan op die leeftijd.
Mijlpalen motorische ontwikkelingen (figuur 5.7): Denk aan een tabel met percentages over de
wereld. In dit tabel staat in percentage hoe hoog het ondergewicht is in dat land
Multimodale benadering van perceptie: Benadering waarbij bekeken wordt hoe informatie die
verschillende individuele zintuigen opvangen, wordt geïntegreerd en gecoördineerd.