Samenvatting ‘Jongens zijn slimmer
dan meisjes’
Grote schoonmaak
Mensen houden niet van onzekerheid. Veel mensen geloven in een god of almachtig wezen. Wat
betreft onderwijs, gelooft iedereen maar al te graag in van alles. We zijn op zoek naar nieuwe
inzichten en mogelijkheden, in de hoop dat die een verbetering zijn en kinderen nog beter helpen.
Maar iedereen gelooft weer iets anders. De ideologieën in het onderwijs kunnen tegenstrijdig zijn.
Soms gelooft men dat er een probleem is in het onderwijs, terwijl ze niet eens zeker weten of het
een probleem is. Hierbij gaat het om zowel de gebruikte media als de didactische en pedagogische
aanpak tot complete visies op onderwijs.
Van veel methoden, (pseudo)theorieën en middelen is aangetoond dat ze in feite fout zijn of slechts
in beperkte mate werken. Dat wordt in dit boek besproken. Zo blijkt bijvoorbeeld dat er helemaal
geen leerstijlen vastgesteld kunnen worden en dat ze geen meerwaarde hebben in de klas. Het
grootste probleem bij onderwijsmythes is dat wie ze gelooft in de dagelijkse realiteit vaak genoeg
bewijzen ontdekt voor zijn of haar overtuiging. Dit komt doordat je snel aanwijzingen herkent voor
ideeën waarin je gelooft en ervaringen die er niet mee stroken onbewust negeert. Shermer geeft hiet
drie redenen voor: patternicity (een neiging om betekenisvolle patronen te zoeken in willekeurige
dingen en gebeurtenissen), confirmation bias (het zoeken en vinden van bevestigend bewijs voor
wat we al geloven) en hindsight bias (verklaringen na de feiten afstemmen op datgene waarvan we
weten dat het is gebeurd). Sommige mythes duiken nog steeds op in handboeken; die moeten eruit.
Onderwijs is niet eenvoudig te veranderen. Mythes kunnen deze vernieuwingen in de weg staan. Iets
kan initieel slagen, maar de eigenlijke uitvoering en toepassing kan een teleurstelling zijn. Hier zijn
drie redenen voor. Ten eerste, er is een groot verschil tussen een vernieuwend project en de
toepassing van die vernieuwing in het onderwijs. Ten tweede, onderzoek dat bewijst dat een
vernieuwing werkt, kan zwak zijn. Bij het uitvoeren van het project kunnen er cruciale fouten
optreden: 1. er zijn geen toetsbare en uitgesproken doelen; 2. er nemen geen willekeurige
respondenten/leerkrachten deel; en 3. er is geen echte controlegroep waarmee de interventie
vergeleken kan worden (een voorbeeld hiervan is onderzoek dat aangehaald wordt om aan te tonen
dat problem-based learning, PBL, of probleemgestuurd onderwijs, PGO werkt). Ten derde, je krijgt het
effect omdat je iets nieuws uitvoert (wekt nieuwsgierigheid bijvoorbeeld), ook wel het Hawthorne-
effect genoemd. Als de nieuwheid dan verdwenen is, ga je snel terug naar het oude. Het is moeilijk
inzichten die je in de ene situatie hebt geleerd, toe te passen in een nieuwe situatie. Sommige
mythes zijn ‘gevaarlijk’, zoals dat gezegd wordt dat jongeren digital natives zijn; dit is veel weerlegt.
Soms zijn we gewoon lui
Mensen, ook wetenschappers, zijn gewoontedieren.
Ook dit zorgt ervoor dat mythes nog steeds gebruikt
worden. Een voorbeeld is de behoeftepiramide van
Maslow. De eerste versie is de piramide op de
afbeelding, later is er ‘weten en begrijpen’ en
‘esthetiek’ aan toegevoegd. Maslow verbaasde zich
in 1962 zelf over dat iedereen de hiërarchie
kritiekloos had overgenomen. Ook Newton
verbaasde zich over dat iedereen zijn theorie overnam. Kortom worden mythes ook door
1
,wetenschappers nog verder verspreid zonder er kritisch bij stil te staan of de evidentie ervan te
controleren. Zo blijkt de piramide van Maslow niet te kloppen. Het wordt doorgegeven omdat men
van structuur houdt. Echter verwachtte Maslow dat onderzoekers met zijn theorie gingen
experimenteren, maar dat deden ze niet; deze luiheid kan gevaren inhouden.
In 1970 is de piramide (en bijbehorende theorie) uitgebreider onderzocht. Hodgkinson stelt dat de
structuur niet klopt met de theorie. Dat leidde tot discussie, waaruit nieuwe theorieën gevormd
werden.
Hokjesdenken
We zijn er allemaal tegen en doen het tegelijk graag: mensen in hokjes stoppen. Het bekendste hokje
is geslacht. Ook op het vlak van de invloed van geslacht bestaan mythes. Het effect van hokjesdenken
is niet al te positief, zowel voor jongens als meiden niet.
Onze visie op onderwijs?
De schrijvers van het boek zijn tegen vernieuwing enkel omwille van de vernieuwing. Ze zijn
voorstander van (nieuwe) manieren die ertoe leiden dat leerlingen sneller leren (efficiënter
leerproces), de leerlingen meer dingen leren (effectiever leerproces) en het leren voor leerlingen
leuker maakt (aangenamer leerproces), zolang een van deze drie elementen niet nadelig is voor een
andere.
Brown stelde dat er geen bewijs is of extreem traditioneel of extreem progressief onderwijs beter is.
Die tegenstelling leeft vooral bij onderwijsdenkers op beleidsniveau, maar voor leraren is het vooral
belangrijk een balans te vinden in de aanpak. Het huidige paradigma in het onderwijs is dat van
sociaal constructivisme, wat focust op de manier waarop mensen zelf construeren (constructivisme)
in samenwerking met anderen (sociaal). In de filosofie staat centraal dat kinderen in een
leeromgeving moeten zijn waar ze actief kennis moeten verwerven. Ook kinderen moeten
samenwerken om tot een gedeelde werkelijkheid te komen. Constructivisme is een filosoife die zegt
dat we onze realiteiten allemaal baseren op voorgaande ervaring.
De invloed van het behaviorisme is te merken in de doelstellingen van het onderwijs en in het
gebruik van straffen en belonen. Het wordt soms negatief geassocieerd met indrillen (dril land
practice), maar gerichte beloningen kunnen effectief zijn. Bij cognitivistisch denken gaat het zowel
om wat mensen leren als hoe ze dat doen. De cognitieve psychologie levert voor het onderwijs
nieuwe bruikbare inzichten die ons vooruit helpen.
Geen sikkepit waard
Er worden veel uitspraken gedaan over wat er mis is met onderwijs, wat er nodig is om die gebreken
te herstellen en waarom. Vaak zijn deze echter gebaseerd op geloof in plaats van wetenschap.
Wie is wie in onderwijsonderzoek?
Iedereen houdt zich op de een of andere manier bezig met onderwijs.
- Onderwijskundigen. Beschrijven/begrijpen/verklaren leren in het onderwijs en bedrijfsleven.
Leveren bijdrage aan verbetering van onderwijssysteem en opleidings- en leertrajecten.
- Pedagogen. Onderzoeken de manier waarop volwassenen kinderen en jongeren met een
bepaald doel grootbrengen. De (onderwijs)pedagogiek bestudeert de verschillende
onderwijsmethoden, inclusief bijbehorende doelen en de manier waarop deze bereikt
kunnen worden.
- Vergelijkende pedagogiek. Vergelijken onderwijssystemen in verschillende landen/regio’s.
2
, - Educatief ontwerpers. Ontwerpen en ontwikkelen van leerervaringen. Merrill verwoordt
‘educatief ontwerp’ als volgt: ‘educatieve ervaringen die de verwerving van kennis en
vaardigheden efficiënter, effectiever en aantrekkelijker maken.
- Educatief technologen. Toespitsen op het analyseren, ontwerpen, ontwikkelen, uitvoeren en
evalueren van de processen en hulpmiddelen die leren kunnen versterken.
- (Vak)didactici. Onderzoeken het lesgeven of de methoden om les te geven (vaak specifiek
voor bepaald vakgebied).
Verder zijn er nog:
- Onderwijssociologen. Onderzoeken structuren en processen die de onderwijskansen van
jongeren bepalen.
- Economen. Onderwijs heeft economische impact.
- Ethici en moraalwetenschappers. Houdt zich bezig met bezinning over juiste handelen.
- Cognitieve psychologen. Onderzoeken manier waarop mensen leren en denken en
onderliggende psychische gesprekken.
- Onderwijswetenschappers. Onderzoeken hoe mensen leren, alleen en samen, en hoe leren
doeltreffend vereenvoudigd kan worden door sociale en organisatorische instellingen en
nieuwe ontwerpen van de leeromgeving.
- Neurowetenschappers. Bestuderen alle aspecten van het zenuwstelsel. Voor onderwijs:
onderzoeken van het brein, de verbindingen tussen gebieden van het brein en de manier
waarop deze zich verhouden tot leren.
- Wetenschapscommunicatoren. Lezen wetenschappelijke onderzoeken en vertalen deze
kennis naar begrijpelijke aanbevelingen voor praktijkmensen. Het dicht de kloof tussen
wetenschap en praktijk.
Als laatste zijn er eduquacks of eduquackademics, wie ideeën verspreiden op basis van beperkte
studies, vaak zonder echte basis. Ze beiden makkelijke oplossingen die werken voor veel problemen
tegelijk. Dit heeft grote invloed op leerkrachten, directies en beleidsmakers. In discussie over
onderwijs kan wetenschap zelden een scherprechter zijn. Politici hakken uiteindelijk op basis van
wetenschap, maar ook van het maatschappelijke debat, knopen door.
3