Grote schoonmaak
Mensen houden niet van onzekerheid en geloven in van alles, ook binnen het onderwijs. We
willen het beste voor kinderen, waardoor we steeds op zoek zijn naar nieuwe inzichten en
mogelijkheden, maar hierin verschillen mensen dus ook van mening. Echter zijn er een hoop
theorieën waarvan wetenschappelijk bewezen is dat ze onjuist zijn, terwijl ze toch door veel
mensen geloofd worden (pseudotheorieën). Mensen blijven deze theorieën geloven, omdat het
makkelijk is om aanwijzingen te vinden die de theorie bevestigen. Hier zijn 3 redenen voor
volgens Michael Shermer:
Patternicity: neiging om betekenisvolle patronen te zoeken in willekeurige dingen en
gebeurtenissen
Confirmation bias: het zoeken en vinden van bevestigend bewijs voor wat we al geloven
Hindsight bias: verklaringen na de feiten afstemmen op datgene waarvan we weten dat
het is gebeurd
Er ook veel aanwijzingen die de theorie ontkrachten, maar die zien mensen vaak over het hoofd.
Een andere reden waarom mythes moeilijk te verbannen zijn, is omdat mensen moeite hebben
met verandering of te lui zijn om er zelf onderzoek naar te doen. Zo was Maslow er zelf verbaasd
over dat zijn piramide van behoeftes zo klakkeloos door iedereen werd overgenomen en er nooit
iemand was geweest die het getest heeft. Het blijkt inmiddels inderdaad dat de theorie niet
klopt.
Nog een reden waarom mythes makkelijk in stand gehouden worden, is de gewoonte om in
hokjes te denken. Mensen generaliseren snel. Als er uit een onderzoek blijkt dat er een verschil is
tussen jongens en meisjes (uit die steekproef!) geloven mensen graag dat dit toepasbaar is voor
alle jongens en meisjes. Dit heeft invloed op de prestaties, omdat mensen gaan handelen naar
wat er over hen geloofd wordt.
Het huidige onderwijssysteem gaat uit van het sociaal constructivisme, waarbij mensen zelf
kennis construeren in samenwerking met anderen. Kinderen moeten dus in een leeromgeving
geplaatst worden waarin ze zelf actief kennis moeten verwerven en samen moeten werken met
anderen, zodat er, ondanks hun verschillende waarnemingen, een gedeelde waarheid ontstaat.
Ook het behaviorisme heeft nog veel invloed (gebruik van straffen, negeren en belonen). Verder
wordt het cognitivisme (hoe leren mensen) vaak gebruikt.
Er wordt vaak geprobeerd om nieuwe inzichten toe te passen in de praktijk, vaak door middel
van een initieel (eerst) project. Zelfs als dit project succes heeft, betekent dat niet altijd dat het
op bredere schaal ook impact heeft. Dit kan komen doordat er veel middelen worden gebruikt bij
dit project die op bredere schaal niet beschikbaar zijn. Ook kan het gebeuren dat er veel fouten
worden gemaakt, waardoor het slechts leek alsof het werkte. Dit komt weer omdat er vaak geen
uitgesproken of toetsbare doelen zijn (wanneer is het succesvol?) of omdat de deelnemende
respondenten/leerkrachten niet willekeurig zijn. Als laatste kan het Hawthorne-effect de oorzaak
zijn. Dit is het effect wat optreedt als je iets nieuws probeert: je bent geconcentreerder,
enthousiaster, etc. waarvan geen sprake is als het op landelijk niveau als ‘normaal’ wordt
toegepast.
Wie is wie in onderwijsonderzoek?
, Onderwijskundigen: het begrijpen en verklaren van leren, opleiden en ontwikkelen in het
onderwijs en bedrijfsleven.
Pedagogen: letterlijk: ‘Een kind leiden’. Het bestuderen van hoe volwassenen kinderen en
jongeren met een bepaald doel grootbrengen. Er zijn ook vergelijkende pedagogen die
onderwijssystemen in verschillende landen of regio’s met elkaar vergelijken.
Educatief ontwerpers: het ontwikkelen en ontwerpen van leerervaringen
Educatief technologen: het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van hulpmiddelen die
leren kunnen versterken.
(Vak)didactici: het onderzoeken van methodes om les te geven
Onderwijssociologen: het onderzoeken naar processen die onderwijskansen van jongeren
bepalen.
Economen
Ethici en moraalwetenschappers: discussiëren over het juist handelen, criteria voor goed
of fout vaststellen.
Cognitieve psychologen: onderzoek naar hoe mensen leren.
Neurowetenschappers
Wetenschapscommunicatoren: het lezen en vertalen naar begrijpelijke kennis van
wetenschappelijke teksten voor praktijkmensen.
Eduquacks: mensen die ideeën verspreiden die niet of nauwelijks bewezen zijn en daar
soms zelfs geld mee verdienen. Ze verkondigen vaak eenvoudige oplossingen die voor
veel problemen werken.
, Mythes over leren
:-\ = klopt helemaal niet of is geen bewijs voor
:-| = discussie, wetenschap biedt geen uitsluitsel
:-? = bij het schrijven van dit boek is geen wetenschappelijk bewijs gevonden
1. Mensen hebben verschillende leerstijlen (:-\)
We leren allemaal op een andere manier. Echter zit er een groot verschil tussen de manier
waarop mensen zeggen dat ze het beste leren en de methodes die daadwerkelijk werken. Vaak is
hier geen of zelfs een negatief verband tussen (mensen leren graag op een bepaalde manier die
geen of zelfs negatieve gevolgen heeft).
Een ander probleem is dat mensen vaak niet voldoen aan één leerstijl en de overgangen veel
geleidelijker zijn. Verder zijn er zoveel leerstijlen omschreven dat het omslachtig en niet praktisch
is geworden om afzonderlijke leerlingen aan afzonderlijke stijlen te verbinden.
Vele onderverdelingen die bedacht zijn, blijken geen betrouwbare resultaten te laten zien en zijn
dus ontkracht, zoals bijvoorbeeld de inventaris van Kolb. Deze theorie zegt dat er denkers,
doeners, dromers en beslissers zijn.
Om onderwijs toch aan te kunnen passen aan verschillende leerstijlen, is de leerstijlhypothese
ontwikkeld, overlapinteracties. Hierbij krijgen leerlingen met leerstijl A onderwijsmethode A en
leerlingen met leerstijl B onderwijsmethode B.
De reden waarom deze mythe nog altijd geloofd wordt, kan komen omdat mensen het leuk
vinden om zichzelf te benoemen en anderen in groepen te verdelen. Zo leren we de wereld te
organiseren en te begrijpen, maar vaak op een onbetrouwbare manier. Een andere reden is dat
het erkend dat mensen ‘uniek’ zijn en ook zo behandeld zouden moeten worden, iets wat
mensen een fijne gedachte vinden. Verder is het een manier om mislukkingen van zich af te
wijzen en toe te wijzen aan een verkeerde onderwijsmethode. Het blijkt echter dat mensen op
vele manieren kunnen leren wanneer dit van hen gevraagd wordt (denk aan een herdershond,
hoe klinkt de stem van je vriend, etc.).
Iets wat wel bewezen lijkt te zijn, is dat kinderen beter leren als ze meer bewegen. Dat komt door
de aanwezige fysieke arousal die ontstaat wanneer mensen bewegen.
Het feit dat verschillende leerstijlen niet bewezen zijn, betekent niet dat iedere leerling hetzelfde
is. Een goede leerkracht kan inspelen op de sterktes van individuen om hun zwaktes te
compenseren.
Het is aantrekkelijk, maar er bestaat geen degelijk bewijs dat er enig voordeel is aan onderwijs
aan te passen aan deze zogenaamde stijlen. Het is misschien zelfs zo dat administrateurs,
leraren, ouders en zelfs leerlingen het leerproces en de onderwijsproducten negatief
beïnvloeden door dit wel te doen.
2. Effectiviteit van leren kun je in een piramide weergeven (:-\)
Edgar Dale heeft de ‘cone’ of experience ontwikkeld, waarbij onderaan hele concrete ervaringen
worden omschreven en bovenaan hele abstracte. Echter zei hij ook dat her versmallen van de