Orthopedagogiek
Boek: orthopedagogiek, een eerste oriëntatie & inleiding in de pedagogiek H4 en H10
Hoofdstuk 1: Opvoeden, pedagogiek en
orthopedagogiek
Pedagogiek = de leer van het opvoeden.
Pedagogie = de praktijk, het handelen binnen de opvoedingssituaties.
De pedagogiek richt zich in haar werkzaamheden op het ‘normale’ kind en op een opvoedingssituatie
die een ‘normale opvoedbaarheid’ impliceert.
In alle culturen en tijden komen we het verschijnsel ‘opvoeden’ tegen. De cultuur en de periode
waarin men opgroeit, bepalen in grote mate de wijze waarop een opvoeding plaatsvindt. Iedere tijd
en samenleving heeft zijn eigen ideeën, opvattingen en idealen. Daarnaast zijn er in deze tijd allerlei
gezinsvormen mogelijk. Dat levert nieuwe opvoedvragen of opvoedvormen op.
Een kind heeft in zijn opvoeding bepaalde rechten, deze zijn op te delen in:
1. Recht op onderhoud
2. Recht op bescherming
3. Recht op participatie
Pedagogiek VS-orthopedagogiek
Pedagogiek: tijdens het opvoeden kunnen zich tal van belemmeringen en problemen voordoen. In de
meeste gevallen gaat het slechts om kleine probleempjes, van tijdelijke aard, die vaak vanzelf weer
verdwijnen. In een aantal andere gevallen ontstaan echter wel degelijk problemen binnen de
opvoeding.
Orthopedagogiek
- De wetenschap die zich bezighoudt met de bijzondere opvoeding.
- Problemen komen scherper naar voren, de weerstanden zijn hardnekkiger
Orthopedagogische vraagstelling In het gedrag geeft het kind min of meer aan waar
orthopedagogisch handelen gewenst of noodzakelijk is.
Het werkgebied van de orthopedagogiek
- Zorg en welzijn van mensen met een beperking: revalidatie en behandeling
- Onderwijs: leerlingenzorg
- Jeugdhulp/jeugdzorg: opvoedproblemen, gedragsproblemen
- Forensische orthopedagogiek: maatschappij
Het werkgebied van de orthopedagogiek is divers en complex. Complex omdat het vaak moeilijk is
om de juiste oorzaak van het probleem op te sporten en aan te geven op welke wijze dient te
worden gehandeld. Veel problemen komen niet geïsoleerd voor. In veel gevallen zien we niet alleen
een samenhang tussen een beperking en een vorm van emotionele labiliteit, maar ook een relatie
tussen het milieu, het systeem en een gedragsprobleem. Het uitgangspunt is het herstel van het
gewone leven oftewel het streven naar participatie.
,Opvoeden
Doel van ouders: kind opvoeden tot volwassenheid (zelfontplooiing, zelfvertrouwen, zelfstadig en
zelfredzaam)
Orthopedagogisch doel van ouders: kind helpen zo optimaal mogelijk te ontwikkelen en te
ontplooien, te streven naar een bereikbare mate van lichamelijke en geestelijke volgroeidheid.
Ouders zullen hun toekomstbeeld en hun doelen moeten bijstellen, zij zullen hun kinderen creatiever
en intenser hulp moeten aanbieden.
Opvoeden betekent letterlijk: grootbrengen.
- Kind begeleiden naar zelfstandigheid.
- Elk kind heeft de drang om zich te ontwikkelen. Op welke wijze het zich ontwikkelt, is
afhankelijk van interne en externe factoren.
Het alleen omgaan met een kind is niet voldoende om van ‘opvoeden’ te spreken.
- Doelgericht: Erop gericht het kind wat te leren, iets duidelijk te maken of hem iets te laten ervaren.
- Grenzen: Het kind leert in de omgang dat het niet alles mag doen. Kind wordt direct en consequent
op zijn gedrag aangesproken. Dat geeft duidelijkheid en het leert daardoor stapsgewijs hoe het zich
een volgende keer dient te gedragen.
- Vrijheid: Het is belangrijk dat een kind ook ruimte krijgt om (ongezien) fouten te maken. Ook is er bij
het kind een behoefte aan lichamelijke veiligheid.
- Geborgenheid en veiligheid: legt een belangrijke basis voor de ontwikkeling van zelfvertrouwen en
weerbaarheid. Het ervaren van geborgenheid, van warmte en acceptatie, zorgt ervoor dat het kind
zich prettig en veilig kan voelen. Door deze gevoelens kan het kind emotionele veiligheid ontwikkelen.
Opvoeden is een proces omdat ontwikkelingen in opeenvolgende tijdsfasen plaatsvinden. Die tijd is
nodig om verschillende opvoedingsdoelen te realiseren. Dit hangt samen met: de leeftijd van het
kind, zijn karakter en mogelijkheden.
Geleide zelfstandigheid: leiding en begeleiding van de opvoeder moeten langzaam maar zeker
afnemen en uiteindelijk leiden tot een vorm van zelfgeleide zelfstandigheid. Dit kan uiteindelijk
uitmonden in een mate van volwassenheid.
In het opvoeden kan je onderscheid maken tussen spontane natuurlijke activiteiten (activiteiten die
plaatsvinden in de dagelijkse omgang tussen opvoeder en kind) en georganiseerde activiteiten (onderwijs,
buitenschoolse activiteiten, sportactiviteiten enz.). Samen vormen ze het geheel aan activiteiten binnen
de opvoeding.
Opvoedingsstijlen
Autoritaire opvoedingsstijl:
- De opvoeder duldt weinig inspraak.
- Het kind is aan streng regels gebonden en er wordt door de opvoeder geëist dat het kind
gehoorzaamt.
- Het kind wordt streng gestraft al het niet gehoorzaamt.
- De opvoeder bepaalt wat wel en niet mag en staat weinig of niet open voor de mening en wensen van
het kind.
- Er wordt weinig rekening gehouden met emoties en gevoelens.
- De spontane ontwikkeling van het kind wordt belemmerd door de opvoeder.
- Er is weinig wederzijds vertrouwen tussen opvoeder en kind.
Het kind wordt sterk afhankelijk van de wil van zijn opvoeder. De ontwikkeling van het kind naar
zelfstandigheid en verantwoordelijkheid zal worden belemmerd. In de pubertijd kunnen
gedragsproblemen ontstaan.
, Democratische opvoedingsstijl/ autoritatieve opvoedingsstijl
- De opvoeder stelt zich open voor de ideeën van het kind, er is veel overleg.
- Naast de eisen en controle die aan het kind worden gesteld, krijgt het ook een bepaalde vrijheid.
- Er wordt weinig gestraft en op een gepaste manier gecorrigeerd.
- De opvoeder stimuleert het kind sterk in zijn activiteiten.
- Er is sprake van wederzijds vertrouwen en een open relatie.
Vraagt geduld en inlevingsvermogen van de opvoeder. Omdat het kind bepaalde vrijheid krijgt
kunnen bepaalde grenzen worden overschreden.
Laissez-faire opvoedingsstijl/ verwaarlozende opvoedingsstijl
- Alles kan en mag.
- De opvoeder is weinig betrokken bij het kind.
- Eigen belang gaat voor het belang van het kind.
- Er zijn weinig eisen en regels ook weinig controle op wat het kind doet.
- Conflicten worden zoveel mogelijk vermeden.
Gevoelens van eenzaamheid bij het kind komen regelmatig voor. Veel kinderen worden gevoelig voor
de ontwikkeling van gedragsproblemen.
Permissieve opvoedingsstijl/ toegeeflijke opvoedstijl
- Kinderen leren van de consequenties van hetgeen wat ze doen.
- Opvoeders stellen weinig regels.
- Besluitvorming wordt overgelaten aan de kinderen.
- Het kind is bepalend. Op jonge leeftijd zijn er weinig conflicten omdat kinderen alles mogen. Kinderen
ervaren weinig weerstand.
Kind leert geen grenzen kennen en houd geen rekening met anderen. Het kind leert niet om met
teleurstellingen en emoties om te gaan. Als het kind ouder wordt, kunnen de opvoeders hun invloed
op het kind verliezen.
Hoofdstuk 2: Opvoedingsdoelen, -factoren en -
middelen
Doelen
Voorlopig doel
- Een na te streven doel op korte termijn.
- Doelen op korte termijn hebben vaak een positieve invloed op de betrokkenen, want
mogelijke resultaten worden snel bereikt. Het heeft een stimulerende invloed.
- Kortetermijndoelstellingen vormen de basis voor een doel dat moeilijker snel realiseerbaar
is; lange termijndoelen.
Het einddoel is het kind te helpen zich optimaal te ontwikkelen en te ontplooien, te streven naar een
voor hem bereikbare mate van lichamelijke en geestelijke volgroeidheid.
Opvoedingsmiddelen
Een opvoedingsfactor = een niet-bewuste handeling, activiteit of situatie in de opvoeding.
Een opvoedingsmiddel = een handeling, activiteit of situatie die wel bewust kan worden toegepast
Opvoedingsdoelen zijn afhankelijk van opvoedingsfactoren en worden bereikt door
opvoedingsmiddelen die ingezet worden. Het effect hangt af van de afstemming van het doel en
middel op de mogelijkheden en de ontwikkeling van het kind.
Opvoedingsmiddelen die voor ieder kind goed zijn en die in veel gevallen bruikbaar zijn:
- Regelmaat duidelijkheid, vertrouwen en tijdsbesef
- Gewoontevorming
- Goedkeuring (belonen) stimuleren, vertrouwen in zichzelf
- Afkeuring (straf)