Samenvatting bestuurskunde
SJD 2022
leerjaar 1
,Samenvatting bestuurskunde
Week 1
Hfst 1
Bestuurskunde: studie van de overheid Taak: disciplines houden zich bezig met
de voorbereiding, bepaling, uitvoering en evaluatie van het overheidsbeleid.
Waarom: het helpt je doelgerichter met ze om te gaan en het helpt de overheid
om effectiever te werken. Er is geen beste oplossing voor beleidsvormen,
verschillende factoren spelen een rol.
Hfst 2
Staat: grondgebied, (geaccepteerd bestuursgezag)- soevereiniteit is hoogste
macht of gezag die als enige organisatie controle heeft over de binnenlandse
aangelegenheden, staatsvolk
Pijlers inrichting v.h. bestuur: scheiding tussen kerk en staat en
scheiding vd drie machten )trias politica).
Bij ons was de kerk de staat, nu niet meer.
Verschillende soorten samenleving:
1. Op basis van gelijkheid: Jagers- verzamelaarssamenleving: individuen in
groepen waren enigszins gelijk, kende wel leiderschap in deelgebieden.
Machtsbasis: leiderschap
2. Op basis van rangorde: agrarische samenleving. Productieoverschotten en
bezit van land. Machtsbasis: bezit.
3. Op basis van gelaagdheid: bevolking is in verschillende standen en groepen
opgedeeld. Leiderschap en bestaansmiddelen niet voor iedereen toegankelijk.
Stand: geeft je bepaalde rechten en plichten, wordt je in geboren en behoor je
toe tot de rest van je leven. Wisselen of stijgen in die standen was zeer beperkt.
Trias politica is een horizontale machtenscheiding: gelijkwaardige machten,
geen hiërarchie. Ze houden elkaar in balans zodat er geen oppermacht bestaat
door zelf grondslagen, regels, bevoegdheden en mechanismen te hebben om te
corrigeren.
Vierde macht: ambtenarenapparaat (bureaucratie). De rijksambtenaren
kunnen de minister met hun beleidsadviezen sterk sturen. Ze nemen
ook uitvoeringsbeslissingen en hierbij voeren ze veel taken uit voor de
minister.
1848 gedecentraliseerde eenheidsstaat (heet ook wel vreedzame revolutie). -
Thorbecke
Het huis van Thorbecke: het rijk, provincie en de gemeentes die toen bestonden.
Wijzigingen:
- Ministeriele verantwoordelijkheid
- Rechtstreekse verkiezing tweede kamer, Provinciale Staten en gemeenteraden.
- Indirecte verkiezing eerste kamer
- Ontbinding kamers
- Het recht van amendement, enquête, informatie.
- Jaarlijkse vaststelling van de begroting.
- Een andere procedure voor herziening van de grondwet.
Grondwet: legt het bestuurlijk stelsel vast maar ook onze grondrechten. Deze
rechten beschermen ons tegen de overheid. Klassieke en sociale grondrechten.
Kunnen haaks tegen elkaar staan.
, Ontwikkelingen na 1848--> moderne tijd: sterke bevolkingsgroei, toenemende
landbouwproductiviteit, industrialisatie en de ontwikkeling van de wetenschap.
Rol van de overheid: zorgde eerst alleen voor veiligheid door politie en leger in te
zetten, wetgeving meer voor handhaving rechtsorde, weinig bemoeienis met
burgers (nachtwakersstaat).
20e eeuw: grotere rol. Nodig voor aanpakken maatschappelijke problemen in die
tijd: er was veel armoede, de arbeidsomstandigheden waren slecht en de
huisvesting van de inwoners was gebrekkig. --> Kinderwetje van Houten en de
Ongevallenwet. Bemoeit zich meer met de mensen: codificatie: recht dat is
opgeschreven, de overheid kijkt naar de ontwikkelingen in de samenleving en stelt daarop op
die wijzigingen wetten op) en
modificatie: (sturing- de overheid wil inspelen op de ontwikkelingen in de
samenleving, daarop vooruitlopen en zelfs beïnvloeden). De overheid wilt de
overheid dus sturen en schept hiervoor randvoorwaarden aan- de
verzorgingsstaat.
Explosieve groei uitgaven bij de overheid en in personele bezetting.
Vroeger konden we het betalen, nu wordt het te duur: toenemende vergrijzing
(zorgkosten gaan omhoog), verslechterde economische situatie (aantal
werklozen en uitkeringen stijgen) en veranderde maatschappelijke patronen
(aantal eenpersoons- of kleinere huishoudens neemt toe). --->post-
verzorgingsstaat: kritiek mensen vinden dat het sociale stelsel moet blijven
bestaan voor de zwakkeren in de samenleving en dat daarop niet bezuinigd mag
worden, maar ook dat herziening erg nodig is en dat het stelsel niet vol te
houden is. Overheid heeft teveel verantwoordelijkheden genomen die bij de
mensen zelf moeten zitten. --resultaat: participatiesamenleving:
verantwoordelijkheid bij de burgers en overheid trekt zich terug. Als je het kan
moet je verantwoordelijkheid nemen op jen eigen leven en eigen omgeving.
Reden: dan hoeft er geen beroep gedaan te worden op de overheid, dan wordt de
overheid kleiner en kan het aanbod aan algemene overheidsvoorzieningen
worden beperkt. Kritiek: niet iedere burger kan voor zichzelf zorgen dan zijn die
overheidsvoorzieningen van levensbelang.
Privatisering is ontstaan- verzelfstandiging van overheidsonderdelen. Taken
worden meer aan de markt overgelaten.
Doel: kostenbesparing, verkleinen van de overheid en verhogen van de
efficiency.
Vormgeven postverzorgingsstaat zijn de politieke stromingen:
- Liberalisme: vrijheidsbeginsel-> markt moet zelfregulerend mechanisme zijn,
vrijheid individu, overheid met beperkte omvang
- Christendemocratie: christelijke beginselen-> naastenliefde en solidariteit,
zit tussen de twee andere politieke stromingen in, belangrijke rol in
maatschappelijke organisaties of maatschappelijke middenveld. Particulier
initiatief speelt grote rol.
- Socialisme: gelijkheidsbeginsel--> belangrijke rol overheid, rechtvaardige
samenleving met meer sociale gelijkheid, overheid moet kernwaarde gelijkheid
realiseren.
Overheid: bestaat uit verschillende overheden (gecompliceerd geheel met
verschillende actoren) met hun eigen (tegenstrijdige) doelstellingen en eigen
belangen.
Van de Gevel en van Goor: het geheel van bestuurders en bestuurlijke
colleges in een staatsverband en het daarbij behorende ambtelijk apparaat.
Ontwikkeling veiligheidsregio's: gemeenten en andere instanties werken nauw
samen op veiligheidsgebied.