Hoofdstuk 2 – Omgeving
2.1 – Structuurvisie
Op verschillende bestuurniveaus worden in Nederland beleidsplannen opgesteld. Hierin worden doelstellingen
geformuleerd voor de langere termijn met betrekking tot bijvoorbeeld de bestemming van de beperkte ruimte
die we in NL hebben. De Wet ruimtelijke ordering heeft in deze zowel het Rijk als de provincie en de gemeente
verplicht om een zogenoemde structuurvisie te maken (art. 2.1 t/m 2.3 Wet ruimtelijke ordening WRO). Iedere
structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van het betreffende gebied. Elke
bestuurslaag heeft hierbij de verantwoordelijkheid voor het eigen beleid en de eigen hoofdlijnen, maar moet
bij de totstandkoming daarvan wel rekening houden met beleid in die andere lagen. Er wordt weinig concreet
of voorgesteld omdat het om beleidsplannen gaat gaat om grotere geheel en langer termijn.
In de structuurvisie van het Rijk staat het nationale ruimtelijke beleid op de lange termijn. De regering schetst
hierin op welke plek en welke bestemmingen wenselijk zijn en waar niet: waar mag gebouwd worden en waar
niet, waar willen we een nieuwe haven etc. In deze visie gaat het om hoofdlijnen van het landelijke ruimtelijke
beleid. Het Rijk legt de verantwoordelijkheid voor de uitwerking van deze lijnen bij de provincies en gemeentes.
2.2 – Bestemmingsplan
Op basis van beleidsplannen gaat de gemeente aan de slag met de concrete uitwerking van de gestelde
doelstellingen. Dit gebeurt in het bestemmingsplan (art. 3.1 e.v. Wro). Bestemmingsplan gaat over de
bestemming, het toegestane gebruik, van grond in een gemeente. Beperkte ruimte moet eerlijk verdeeld
worden. Bestemmingsplan geeft duidelijkheid hierin wordt aangegeven welke bedrijvigheid op welke plek
mag komen en waar niet gebouwd mag worden. Of de ondernemer nu iets nieuws gaat bouwen, gaat kopen of
huren; hij is gebonden aan het bestemmingsplan.
2.2.1 – Inhoud
Vragen die beantwoord worden in een bestemmingsplan:
Waar mag worden Waar komt het Waar komen sportvelden?
gebouwd? industrieterrein?
3 onderdelen bestemmingsplan:
1. Toelichting 2. Verbeelding 3. Bouwschriften
Randvoorwaarden: de gemeente is verplicht om zich bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan te houden
aan bepaalde voorwaarden (RO-standaarden). Deze randvoorwaarden schrijven onder andere voor dat alle
bestemmingsplannen digitaal vervaardigd moeten worden en via internet beschikbaar moeten zijn.
2.2.2 – procedure
Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan bestaan wel wat mogelijkheden om je stem te laten horen.
Art. 3.8 Wro en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) regelen de procedure voor de
totstandkoming van het bestemmingsplan.
Stappen uitgelegd:
1. Eerste kennisgeving B&W geeft aan dat er een nieuw bestemmingsplan gaat komen. Dit wordt een
voorbereidingsbesluit genoemd. Iedereen wordt opgeroepen om naar de inspraakbijeenkomsten te
komen, zodat je je mening kan geven. Belangrijk voor burgers en bedrijven, want dit is de 1 e mogelijkheid
om voor hun eigen belang op te komen.
2. Opstellen concept college van B&W zet de 1e ideeën onder elkaar in een 1e versie van verbeelding, de
regels en de toelichting. Dit heeft ontwerpbestemmingsplan. Opstellen is een uitvoerig proces, waarbij
opmerkingen uit de inspraakbijeenkomsten worden meegenomen, maar ook deskundigen worden
ingehuurd. Wordt rekening gehouden met de beleidsvoornemens uit de structuurvisies van het Rijk en de
provincie.
3. Terinzageleggingontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd voor de
bevolking. Je hebt in die periode tijd om je mening kenbaar te maken bij de gemeente.
4. Vaststellingcollege van B&W staat het vervolgens vrij om iets met de ingebrachte standpunten te doen
of niet, als er maar een goede ruimtelijke onderbouwing aan ten grondslag ligt. Binnen 12 weken na de
terinzagelegging moet het bestemmingsplan worden vastgelegd door de gemeenteraad en worden
bekendgemaakt.
,5. Terinzageleggingna de vastlegging en bekendmaking is er weer 6 week ter inzage. In deze periode kan
eenieder die eerder in de procedure al zijn zienswijzen kenbaar heeft gemaakt, besluiten om het
bestemmingsplan en de procedure te laten beoordelen door een onafhankelijke rechter. Bestemmingplan
treedt in werking als deze beroepstermijn verloopt zonder dat iemand van deze mogelijkheid
gebruikmaakt.
6. Beroep bij de Raad van State als er bewaren zijn tegen het plan wordt er bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State dit aangekaart. Op moment dat er een uitspraak van de Raad
van State is, dan is het bestemmingsplan definitief.
Bestemmingsplan wordt vastgelegd voor een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling
(art. 3.1 lid 2 Wro).
2.2.3 – Inpassingsplan
Invloed van provincie en Rijk op de totstandkoming van het bestemmingsplan is niet groot. Dat strookt met de
gedachte dat de gemeente het beste weet hoe de ruimtelijke ordening binnen de gemeentegrenzen geregeld
moet zijn. Probleem daarbij kan wel zijn dat gemeentes de bestemming heel anders vormgeven dan het beleid
dat provincie en Rijk voor ogen hadden in de structuurvisie. Als iedere gemeente het op deze manier zou
aanpakken, dan zouden er weinig overlastgevende projecten van de grond komen. Provincie en Rijk hebben
daarom de bevoegdheid om een inpassingsplan op te stellen (art. 3.26 en 3.28 Wro). Met zo’n inpassingsplan
kan de gemeentelijke overheid worden overruled, als bepaalde belangen van de hogere overheden daarom
vragen. Gemeente is verplicht om het inpassingsplan over te nemen in het bestemmingsplan.
2.2.4 – planologische afwijking
Bestemmingsplan moet 1x in de 10 jaar worden vernieuwd. Afwijking van het bestemmingsplan (art. 2.12 Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)) komt in bepaalde gevallen voor. De gemeenteraad is bevoegd
om, met een goede ruimtelijke onderbouwing, een voorschot te nemen op een later te ontwikkelen nieuw
bestemmingsplan. Deze bevoegdheid kan door de gemeenteraad worden gedelegeerd aan het college van
B&W. Afwijking bestemmingsplan staat ook bekend onder de naam projectbesluit.
2.3 – Omgevingsvergunning
Bestemmingplan geeft de ondernemer duidelijkheid omtrent de mogelijkheden van bedrijfsvoering.
2.3.1 - Inhoud
Een vergunning is een zogenaamde beschikking. Daaronder wordt verstaan een besluit van een bestuursorgaan
in een individueel geval (art. 1:3 Awb). Verlening van een vergunning maar ook het afwijzen van die
vergunning. In zo’n beschikking kunnen specifieke, persoons- of bedrijfsgebonden, verplichtingen worden
opgelegd.
De omgevingsvergunning is 1 geïntegreerde vergunning omvat alles: er is 1 vergunning met 1 procedure, die
bij 1 (digitaal) loket is aan te vragen. Iedereen die gaat bouwen heeft een omgevingsvergunning nodig (art. 2.1
Wabo). Het is verboden om, zonder een vergunning, een ‘inrichting’ op te richten, te veranderen of in werking
te hebben. Gaat verder dan bouwen bijvoorbeeld een inrichting veranderen hoeft niet te betekenen dat er
ook gebouwd gaat worden. In art. 1.1 van de Wet milieubeheer (Wm) staat alles uitgelegd. Betekent grofweg
hetzelfde als een bedrijf of onderneming, maar het begrip omvat meer dan alleen ondernemingen: iedereen
die met een zekere regelmaat op een bepaalde vaste plek bedrijfsmatige activiteiten verricht.
Er is dus een omgevingsvergunning nodig om een inrichting op te richten, te veranderen of in werking te
hebben. Belangrijke uitzondering de meeste bedrijven vallen onder omgevingsregels die staan in het
Activiteitenbesluit. Dit besluit is een regeling die hoort bij de Wet milieubeheer en die geldt voor een groot
scala aan bedrijven waarbij de regulering met betrekking tot het milieu redelijk eenvoudig is (detailhandel,
horeca, kantoren en banken).
2.3.2 – reguliere procedure
Reguliere procedure terug te vinden in H4 van de Awb en art. 3.8 en 3.9 van de Wabo.
, 1. Beoordeling aanvraag en beschikkingOmgevingsvergunning digitaal aanvragen. Het bevoegd gezag
(college van B&W) beoordeelt de aanvraag en heeft vervolgens 8 weken de tijd om op deze aanvraag te
beslissen. Termijn kan eenmaal worden verlengd met 6 week. Vergunning wordt vervolgens wel of niet
verleend. Worden de termijnen van 8 respectievelijk 14 weken overschreden, dan wordt de vergunning
automatisch verleent.
2. BezwaarBelanghebbende die het niet eens is met de beschikking van het bevoegde orgaan kan daarna
binnen 6 weken bezwaar indienen. Dit bezwaar dient weer bij een overheidsorgaan te worden ingediend.
Dit kan hetzelfde orgaan zijn dat in eerste instantie al over de aanvraag heeft geoordeeld (kan ook een
ander bestuursorgaan zijn).
3. Beslissing op bezwaarHet bevoegde bestuursorgaan kijkt naar alle bezwaren en neemt op basis daarvan
wederom een beslissing over de aanvraag. Deze beslissing moet binnen 6 tot 16 weken na afloop van de
bezwaartermijn genomen zijn.
4. BeroepNa de bezwaren tegen het wel of niet verlenen van de vergunning, dan staat voor
belanghebbenden nog de weg naar de bestuursrechter op. Dit beroep moet binnen 6 weken na de
beslissing op het bezwaar worden ingediend bij de rechtbank.
5. Hoger beroep Voor belanghebbenden die het niet eens zijn met de uitspraak van de rechter, staat tot
slot nog de weg naar de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State open. Dit beroep moet ook
weer binnen 6 weken na de uitspraak van de rechter worden ingediend. Als de Raad van State uitspraak
heeft gedaan is de beschikking definitief.
2.3.3 – uitgebreide procedure
Naast de reguliere procedure is er een uitgebreide procedure voor activiteiten die niet in het bestemmingsplan
als zodanig zijn toegestaan. Dit zijn in de regel de wat complexere aanvragen, waarbij het risico op overlast
voor de omgeving groter is. Door een uitgebreidere procedure en belangafweging wordt getracht dat risico zo
klein mogelijk te houden.
a) Beoordeling aanvraagLoopt ook via het digitale loket. Het bevoegd gezag beoordeelt de aanvraag. Dat
bevoegd gezag komt vervolgens, binnen 8 weken, eventueel te verlengen met 6 weken, met een
ontwerpbesluit.
b) Terinzagelegging conceptBinnen 6 weken na de publicatie van dit ontwerpbesluit kunnen
belanghebbenden hun zienswijzen hierop indienen. Dat betekent dat ze hun mening over de
ontwerpvergunning kenbaar kunnen maken, in de hoop dat het bevoegde orgaan die meeneemt in de
uiteindelijke beschikking.
c) BeschikkingOp basis van de aanvraag en de eventuele zienswijzen die daarop zijn binnengekomen, moet
uiterlijk binnen 6 maanden na het indienen van de aanvraag het besluit over het wel of niet verlenen van
de vergunning worden genomen.
d) Beroep Mochten er daarna nog steeds bezwaren zijn tegen het wel of niet verlenen van de vergunning
dan staat voor belanghebbenden ook in de uitgebreide procedure de weg naar de bestuursrechter open.
Dit beroep moet binnen 6 weken na de beschikking worden ingediend bij de rechtbank.
e) Hoger beroepDe laatste mogelijkheid om te toetsen of de vergunning wel of niet terecht verleend is bij
de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit beroep moet ook weer binnen 6 weken na de
uitspraak van de rechtbank worden ingediend. Als de Raad van State uitspraak heeft gedaan, is de
beschikking definitief.
2.4 – Huur
Huur staat geregeld in Boek 7 van het BW (art. 7:201).
2.4.1 – algemene bepalingen
Huur is de overeenkomst waarbij de verhurende partij een goed in gebruik verstrekt aan de huurder die
daarvoor een tegenprestatie moet leveren (art. 7:201 BW). In ‘gebruik verstrekken’ wil zeggen dat de
verhuurder niet het eigendom overdraagt, maar dat de huurder wel gebruik mag maken van dat eigendom.
Tegenprestatie= betalen van de huurprijs. Huurder heeft behoorlijk sterke rechten. Zo staat in art. 7:215 BW
dat de huurder het recht heeft om veranderingen aan te brengen in de ruimte die hij huurt, zolang die op het
einde van de overeenkomst met weinig inspanning en kosten ongedaan gemaakt kunnen worden. Verder
bepaalt 7:226 BW dat als de verhuurder het pand verkoopt, dat geen consequenties mag hebben voor de
huurder. De huurovereenkomst gaat mee over naar de nieuwe eigenaar en deze zal alle rechten van de