Samenvatting Onderwijsrecht
Opmerkingen
- Syllabus: niet schrijven!! Wel markeren en ALLEEN tabjes tussen
- Eindcijfer = proeftoets (1 punt, college 5) + tentamen
- Schriftelijk tentamen = 8 MC, 4 open essayvragen
- In VUnet controleren of ingeschreven bent voor het (her)tentamen
Juridisch denken
Denken volgens logische redeneringsschema, deze systematiek in tentamen!!
1. Issue: Wat is de juridische vraag/kwestie?
2. Rule: Wat zijn de relevante rechtsbronnen/regels? (bron – artikel – lid - sub)
3. Apply: Wat gebeurt er als je de regels loslaat op de vraag? (toepassing artikelen op vraag)
4. Conclude: Wat is je conclusie?
Tips
- Focus op gestelde vraag
- Wijzen naar rechtsbronnen: bron – artikel – lid – sub
- IRAC: Voorzie je antwoord van conclusie!
- Meerdere bronnen mogelijk, kies 1 bron en specificeer daar je antwoord op
- Proeftoets: samenwerkingsbestuur niet meer in tt
,Introductiecollege
Het objectieve recht omvat alle rechtsregels in
Nederland. Door een rechtsfeit kan er een subjectief
recht ontstaan. Dit laatste wordt ook wel een
rechtsgevolg genoemd. Een bloot rechtsfeit is een
gebeurtenis zonder dat daar een menselijk handelen aan
vooraf ging. Bij een rechtshandeling is er een door
mensen beoogd rechtsgevolg nodig. Het is te verdelen in
meerzijdige en eenzijdige rechtshandelingen. De laatste
kan gericht of ongericht zijn. Als laatste bestaan er nog
feitelijke handelingen. Hierbij speelt het beogen van een
rechtsgevolg geen rol. Door een onrechtmatige daad of
een rechtmatige daad treedt het gevolg vanzelf in
,Juridische begrippen
Rechtssubjecten
Wie is de actor? Een rechtssubject is een drager van subjectieve rechten en plichten
OCW, Inspectie, gemeente, samenwerkingsverband, schoolbestuur, ouders, leerlingen
Recht
Bindende regels en beginselen (wetten, verdragen, jurisprudentie, morele rechtsplicht)
Een door het objectieve recht verleende en beschermde bevoegdheid van een persoon,
Verzamelnaam voor alle regels, het zorgt ervoor dat mensen goed met elkaar kunnen samenleven
Plicht
Dat wat gedaan wordt omdat het gedaan moet worden, door de wet of morele verantwoordelijkheid
door normen en waarden
Rechtsfeit
Gebeurtenis of handeling, met rechtsgevolg voor rechtssubject
Feitelijke handelingen
Menselijk handelen welke, wel of niet, op enig rechtsgevolg is gericht. Of het rechtsgevolg van het
rechtsfeit beoogd was of niet maakt in dit geval niet uit: onrechtmatige daad en rechtmatige daad
Auto-ongeluk (onrechtmatige daad), opzet (rechtmatige daad), lln uit de klas gestuurd
Bloot rechtsfeit
Beoogd, gebeurtenissen/handelingen die wel een rechtsgevolg hebben
Overlijden van persoon, geboorte kind, pensionering, lln 18 jaar (niet meer kwalificatieplicht)
Rechtshandeling
Handeling die iemand uitvoert met de bedoeling een bepaald rechtsgevolg tot stand te brengen
Schorsing leerlingen
Eenzijdig rechtshandeling
Rechtshandelingen die uitgaan van 1 persoon, waardoor de beoogde rechtsgevolgen intreden door
de loutere wilsuiting van deze persoon
Opstellen van een testament, aanvaarden of verwerpen van een nalatenschap
Meerzijdig rechtshandeling
Meerdere partijen willen dat dezelfde rechtshandeling wordt verricht
Sluiten van een overeenkomst
Overeenkomst
Altijd tweezijdig met beoogd rechtsgevolg
Arbeidsovereenkomst tussen overheid en leraar, relatie tussen school en ouders
Rechtsbronnen
Bron waaruit het geldend recht gekend kan worden
, Jurisprudentie
Eerder gedane rechterlijke uitspraken, behoort tot ongeschreven rechtsbronnen (niet in de wet), kan
dienen als voorbeeld
Formele rechtsbronnen
Duidt de herkomst van concrete rechtsregels of rechtsnormen, geeft wet gelding
Werken direct op de rechtsvorming in bv. algemene rechtsbeginselen, wetten, rechtspraak etc.
- Centraal niveau: regering en parlement
- Decentraal niveau: gemeente dmv verordeningen
Parlement
De Staten-Generaal oftewel 1ste en 2de kamer
Totstandkoming wetgeving
1. Beleid: initiatief wetsvoorstel door Kamerleden/regering
2. Internetconsultatie: adviesorganen, uitvoerings- en ambtelijke toetsen, burgers reageren
3. Concept wetsvoorstel
4. Ministerraad
5. Afdeling advisering Raad van State: controle in strijd met hogere regelingen
6. Tweede Kamer: amendementen (wetswijziging), moties (toevoeging), kamerstuk
7. Eerste Kamer: controle in strijd met grondwet, kan enkel wetsvoorstel goed- of afkeuren
8. Ondertekend door koning
9. Publicatie Staatsblad
Geconsolideerde wet- en regelgeving
Versie wet vanaf heden, wet van vandaag, alle wetswijzigingen daaraan voorafgaand in verwerkt