Studietaak 1 Evidence-
based onderwijs
Aangeven welke leerstrategieën effectief zijn en welke minder effectief zijn en waarom? En
kunnen toepassen.
Self-testing
Het toetsen van jezelf d.m.v. vragen, flitskaarten.
Allerlei gerelateerde informatie wordt geactiveerd en gekoppeld in de
hersenen. Hierdoor kan de informatie makkelijker opgehaald
worden. (Retrieval practice)
Niet opnieuw bestuderen, maar ophalen.
Effectiever als er ook feedback op gegeven wordt.
Nuttig vanaf 4 jaar tot midden volwassene.
Distributed practice
Hoe meer stof je verspreidt over de tijd, hoe beter het blijft hangen.
Het zorgt voor het behouden van fundamentele concepten die de basis
vormen van geavanceerde kennis.
10% van de stof wordt meer herinnerd dan bij het geblokt leren.
Goed voor woordrijtjes, muziek, wiskunde en geneeskundige termen.
Werkt voor bijna alle leeftijden.
Elaborative interrogation
Steeds ''Waarom'' vragen bij de stof die je moet leren.
Gebruik je wanneer je feiten leert.
Voorkennis is belangrijk voor het aantal vragen stellen. Hoe groter de
voorkennis, hoe meer passende verklaringen
Heeft matig nut vanwege te weinig onderzoek naar deze leerstrategie.
In het hoofd wordt een schema gemaakt en dat helpt bij het organiseren van
nieuwe informatie. Organisatie alleen is niet efficiënt, er moet ook gebruik van
gemaakt kunnen worden.
Self-explanation
Hardop uitleggen aan jezelf (of iemand anders)
De techniek verbetert het geheugen, het begrip en het oplossen van
problemen.
Wel tijdsintensief
Nieuwe informatie wordt geïntegreerd d.m.v. oude informatie. Nieuwe kennis
koppel je aan bestaande kennis.
Interleaved practice
Het door elkaar leren van blokken van verschillende onderwerpen.
Hierdoor worden verschillen duidelijk
?
Herlezen
Tweede keer herlezen levert het meeste op.
Geen onderzoek bewees dat deze strategie echt werkt.
Het geeft je het gevoel dat je het al kent, daardoor denk je dat je het kan en
dat het goed zit. Dit is niet zo, je hersenen verwerken het anders.
1
,Highlighting
Het markeren van stukken in de tekst.
Het is slecht omdat er hierdoor de focus wordt gelegd op één woord ipv de
informatie in het geheel en de verbanden.
Negatief effect op het maken van conclusies.
Goede vervanger flitskaartjes of zelf testen.
Samenvatten
Moeilijk te onderzoeken door verschillende lengtes, vormen etc.
Effectiviteit hangt af van de kwaliteit van de samenvatting.
Gebaseerd op je eigen voorkennis dus geen samenvatting gebruiken van de
buurman.
Keyword mnemonics (geheugensteuntjes)
De effecten zijn niet te volharden.
Kost veel inspanning en is tijdsintensief.
Mental pictures
Bedenk een foto bij elke paragraaf.
Dit behoudt niet voor lange termijn.
Kritisch reflecteren over hoe kennis uit onderzoek onderzocht en geïmplementeerd kan
worden in de onderwijspraktijk
Instructie strategieën:
Worked examples = Laat eerst uitgewerkte voorbeelden zien. Zorgt voor
snellere en betere aanpak van leerling
Afbouwende ondersteuning (fading)
Variatie van manieren tot komen van oplossingen
2
, Studietaak 2 Leertheorieën,
leren en kennisopvattingen
Leren definiëren en voorbeelden bedenken van de drie centrale criteria voor leren.
- Leren komt met verandering = Wanneer mensen leren, worden mensen in staat
gesteld om iets anders te gaan doen. Leren observeer je inferentieel. Er wordt niet
gekeken naar het leren, maar naar de uitkomsten.
- Leren blijft doorgaan = Kennis die blijft hangen voor een langere tijd, exclusief
gedragsveranderingen (door alcohol, etc.).
- Leren gebeurt door ervaring = Veel gebeurt door de invloed van de omgeving.
Kinderen moeten vrij dingen kunnen proberen en hier moet gereageerd op worden,
zodat kinderen leren.
Het onderscheid beschrijven tussen het empirisme en het rationalisme, en de belangrijkste
uitgangspunten van beide stromingen.
Rationalisme:
Rationalisme is gebaseerd op kennis (bv als je in je hand snijdt, weet je dat het gaat
bloeden omdat er rode bloedcellen uitkomen).
Je baseert alles op kennis uit boeken.
Logisch redeneren
Plato: leren is het herhalen van wat je in je gedachten hebt. Door goed te redeneren
kom je aan kennis
Descartes: Had lichaam en geest gescheiden. Als je kunt twijfelen, is dat een bewijs
dat je ook een gedachte hebt.
Kant: Alle informatie komt door elkaar binnen, in je gedachte orden je deze
informatie.
Kant en Decrates zeggen ook dat je kennis krijgt door je omgeving.
Empirisme:
Empirisme is gebaseerd op ervaringen van je zintuigen (bv: je weet dat je gaat
bloeden als je in je hand snijdt, omdat je dit vaker hebt gedaan en dit onthoudt als
ervaring).
Ervaring is de enige manier om tot kennis te komen.
Aristoteles: De buitenwereld is de basis voor je kennis.
Geen scherp onderscheid tussen geest en materie
John Locke: Kennis door twee soorten ervaringen: zintuigelijke indrukken en het
persoonlijk bewustzijn. Bij je geboorte heb je een ‘leeg vel’ en dit wordt door
ervaringen gevuld.
Hume: Mensen kunnen nooit zeker zijn over de buitenwereld maar ok niet over je
eigen ideeen.
3