Over leren, onderwijs en instructie
1.Evidence-based onderwijs
-Welke leerstrategieën zijn effectief? En welke zijn minder effectief? Waarom?
-self-testing/ retrieval practice (zelf-toetsen): zelf toetsen is effectief omdat het kan ingezet
worden bij elke leeftijd en er geen tot weinig training voor nodig is. Doordat je jezelf test trigger je een
mentale zoektocht in je lange-termijn geheugen naar relevante informatie en je creëert verschillende
netwerken die ervoor zorgen dat je de informatie gemakkelijker op kan halen.
-distributed practice / spaced practice (verspreid leren/oefenen); verspreid leren is effectief
omdat je de netwerken in je lange-termijn geheugen actief houdt. En daardoor wordt het steeds
gemakkelijker om de informatie op te halen (vergeetcurve) Het kan al vanaf 3 jaar en het is vooral
handig voor het leren van talen en betekenissen van woorden.
Niet effectief zijn; highlighting (markeren), rereading (herlezen).
Redelijk effectief zijn: elaborative interrogation (verklaren; vragen waarom?), self-explanation (zelf
uitleggen; hoe weet ik dit?), interleaved practice (verwoven).
-Noem een voorbeeld over leerstrategieën in de praktijk?
Retrieval practice: De kinderen van een groep 3 leren over verschillende insecten op school. Als
thuiswerkopdracht krijgen ze een blad mee met plaatjes van verschillende insecten en een namenlijst.
Ze moeten zelf de plaatjes bij de goede naam vinden. Dit is een voorbeeld van self-testing omdat de
kinderen zichzelf toetsen op de juiste informatie.
-Hoe kan kennis uit onderzoek onderzocht en geïmplementeerd worden in de onderwijspraktijk?
De beste leerstrategieën zijn goed toe te passen in de praktijk. Ze vragen weinig training en kunnen bij
elke leeftijd op de basisschool en middelbare school ingezet worden. De meeste methodes werken als
zo dat onderdelen van bijvoorbeeld rekenen steeds elke periode terugkomen waardoor je al spaced
learning hebt. Ook het zelf toetsen zit in de meeste methodes al verwerkt.
2.Leertheorieën, leren en kennisopvattingen
-Beschrijf wat je eigen opvatting over kennis is en hoe kennis tot stand komt.
Kennis is het leren van informatie en komt in mijn mening tot stand in sociale contacten met andere. Je
leert van de meningen van anderen en gaat jezelf afvragen wat waar of niet waar is.
-Definieer leren en bedenk voorbeelden van reeds geleerde en nog onbekende fenomenen.
Leren is het verkrijgen en aanpassen van kennis, vaardigheden, strategieën, geloven, attitudes en
gedrag. Mensen leren cognitieve, talige, motorische en sociale vaardigheden en die kunnen
verschillende vormen aannemen. Van simpel naar complex.
,-Wat is het onderscheid tussen het empirisme en het rationalisme en wat zijn de belangrijkste
uitgangspunten van beide stromingen?
-rationalisme: kennis wordt voornamelijk of als enige verkregen door de rede. Mensen nemen
dingen waar via de zintuigen, maar door er over te redeneren geven mensen er een betekenis aan. De
bekendste rationalisten zijn Descartes en Kant. Descartes zei ook wel ‘ik denk, dus ik besta’
-empirische: kennis wordt verkregen door ervaringen. Mensen worden geboren als een Tabula
Rasa, een ongeschreven blad, en verkrijgen al hun kennis door de ervaringen. Aristoteles zei ‘de externe
wereld vormt de basis voor de indrukken van de mensen’. Andere belangrijke empiristen zijn Locke,
Berkely, Hume en Mill.
Het verschil is vooral dat Empiristen het verkrijgen van kennis zien als iets externs en dat rationalisten
kennis zien als iets dat intern gebeurt.
-Wat is het werk van Wundt en Ebbinghaus en hoe hebben de functionalisten en structuralisten
bijgedragen dat psychologie daadwerkelijk een wetenschap is geworden?
-Wundt was de grondlegger van de huidige psychologie. Door het plaatsen van een laboratorium
waar psychologische processen werden onderzocht. Hierdoor werd de psychologie daadwerkelijk een
wetenschap.
-Ebbinghaus was een man die veel onderzocht heeft over de vergeetcurve. Dit deed hij door een
onderzoek op zichzelf.
-Structuralisten is een stroming die gelooft dat er overal structuren in te vinden zijn. Een
voorbeeld is het woord ‘communisme’, dit woord heeft in Nederland een andere lading dan in Rusland.
Dit heeft te maken met de structuren
-functionalisten is een stroming die gelooft dat alle sociale verschijnselen een functie vervullen
in de samenleving en dat sociale verschijnselen onderling samenhangen. Het draait voor de
functionalisten niet over hoe verschijnselen zijn ontstaan, maar hoe deze voortgezet kunnen blijven
worden. Dewey en Angell zeiden dat verschijnselen niet bestaan uit losse stimulus en respons reacties,
maar dat deze onderdeel zijn van een grote gecoördineerde gebeurtenis genaamd een ‘act’ en dat ze
elkaar beïnvloeden. Heeft bijgedragen aan de wetenschap met de opvatting dat mentale processen en
gedragingen van organismen hen helpen zich aan te passen aan de omgeving. Maar het
onderzoeksagenda was te breed om echt een focus te bieden, hieruit is het behaviorisme ontstaan.
Titchener was een student van Wundt die introspectie (een soort zelfanalyse) ontwikkelde. Dit is alleen
problematisch en onbetrouwbaar, mensen kunnen bijna niets omschrijven zonder er een label aan te
geven.
-Wat zijn de voornaamste kenmerken van verschillende onderzoek paradigma’s?
-correlationeel onderzoekt de correlationele verbanden tussen variabelen.
-experimenteel onderzoekt het causale verband tussen variabelen
-kwalitatief onderzoekt de definities van gebeurtenissen en de interpretatie van betekenissen
, -laboratorium onderzoeken in een gecontroleerde setting
-veld onderzoeken in de natuurlijke setting.
-Ga een discussie aan over de centrale kenmerken van verschillende methoden om leren te
onderzoeken.
Er zijn verschillende manieren om leren te onderzoeken:
-directe observaties: je kan alleen dingen onderzoeken die direct te observeren zijn. Denkprocessen
bijvoorbeeld niet. Je controleert dus vooral het gedrag.
-geschreven antwoorden: je controleert alleen het resultaat. Weer zie je niet wat het denkproces is.
-Verbale antwoorden: je controleert alleen de antwoorden van mensen die ze verbaal kunnen uiten.
-beoordelingen van anderen: deze zijn alleen maar subjectief. Beoordelen wel het denkproces, maar ook
het samenwerkingsproces enz.
-Zelf rapporten: alleen maar subjectief. Bijvoorbeeld door: vragenlijsten, interviews, terugdenken,
hardop denken en dialogen.
-Benoem welke instructieprincipes in meerdere leertheorieën voorkomen.
-Leren doe je in stapjes/fases.
-Informatie moet georganiseerd gepresenteerd worden in kleine stapjes.
-Lerende moeten oefenen en feedback krijgen, waardoor ze hun werk kunnen herzien.
-Sociale modellen helpen bij leren en motivatie
-Motivatie en context hebben grote invloed op leren.
-Hoe vullen leertheorieën en de onderwijspraktijk elkaar aan en hoe verfijnen zich elkaar?
Het onderwijspraktijk is een combinatie van de behavioristische theorie en de cognitivistische theorie.
Door de leertheorieën te gebruiken om onderwijs te ontwerpen zorg je dat er optimaal geleerd kan
worden.
-Wat zijn de verschillen tussen gedragsgerichte en cognitieve theorieën in relatie tot het bestuderen
van leren?
Behavioristen zeggen dat leren vooral een verandering in gedrag is. En dat het voorkomt uit een
stimulus en respons reactie.
De cognitivisten zeggen dat leren een verandering is in de mentale structuren.
3.Behaviorisme
- Hoe wordt het aanleren van gedrag opgevat binnen het connectionisme?
Thorndike zegt dat leren word veroorzaakt door connecties te vormen tussen de stimulus en de
responsen. Dit gaat door:
-Trial and error het selecteren en connecties leggen. Je probeert het steeds opnieuw tot het lukt.
-Law of excercise bestaat uit twee delen: -law of use is dat een respons op een stimulus de connectie