POLITIE EN VEILIGHEID – LITERATUUR
Deel 1 – Politiefunctie
COLLEGE 1
ROSENTHAL, U & E.R. MULLER. POLITIE. STUDIES OVER HAAR WERKING EN
ORGANISATIE, HOOFDSTUK 1
Hoofdstuk 1. Politie en staat
INLEIDING
Polizeistaat = eerst symbool van goed bestuur en vooruitstrevende administratie, maar in latere tijden het
schrikbeeld werd van terreur, bruut machtsmisbruik en martelpraktijken.
POLITIE IN DE DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT
De democratische rechtsstaat combineert respect van de minderheid voor de meerderheid met respect van de
meerderheid voor de minderheid. Ook beperkt het de mogelijkheden van de meerderheid om inbreuk te
maken op de individuele grondrechten van de burgers. De politie is dus ook ondergeschikt aan het recht, ook al
kent het een unieke machtspositie. De politie heeft volgens de staatsleer in beginsel het monopolie van de
legitieme geweldsuitoefening in handen; zij kan inbreuk maken op de grondrechten van de burger wanneer
nodig, wat niet tegen het recht in gaat in tegenstelling tot bij misdadige partijen.
- Het gebruik van fysiek geweld is de ultima ratio = het uiterste en laatste middel dat dient te worden
gebruikt wanneer andere middelen uitgeput zijn.
Het is ook belangrijk dat de politie gestuurd en gecontroleerd wordt. Dit komt langs twee wegen tot stand:
1. De politie wordt aangestuurd door instanties, organen en functionarissen die niet tot de politie
behoren; die o.a. controle op uitoefening van haar taken doet
2. De politieorganisatie kent een interne machts- en invloedsstructuur en wordt ook binnen de
politieorganisatie zelf gecontroleerd op het functioneren
EXTERNE STURING EN CONTROLE
De externe sturing van en controle op politie bestaat vooral uit de geschreven en ongeschreven constitutie.
Deze waarborgen de grondrechten van de burgers, waaronder het respect voor individuele vrijheid en
bescherming tegen inbreuk op fysieke integriteit.
- Het gevaar is wel dat sneller dan gewenst naar de zware middelen wordt gegrepen, waardoor de
zwaardere bevoegdheden verkeerd gebruikt worden. Dit gaat tegen de beginselen van proportionaliteit en
subsidiariteit in.
,Taken van politie: de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde (handhaving van de openbare orde en
strafrechtelijke handhaving van rechtsorde) en hulpverlening. Drie restricties: in overeenstemming met de
geldende rechtsregels, ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en de expliciete benoeming van de te
vervullen taken.
GRONDBEGINSELEN EXTERNE STURING EN CONTROLE:
1. Zij sluiten aan bij de basiskenmerken van het staatsbestel
a. Ons staatsbestel is een gedecentraliseerde eenheidsstaat met drie bestuurslagen: het Rijk, de
provincies en de gemeenten. De externe sturing en controle voltrekken zich dus op deze
niveaus.
2. Checks and balances tussen de staatsmachten
a. Uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende machten houden elkaar in balans. Deze
machtsspreiding vormt dus ook het uitgangspunt voor de externe sturing en controle:
controle op de politie en de uitoefening van gezag en bevelvoering over de politie moet niet
in één hand worden gelegd.
b. Gezagsdualisme: De politie heeft twee bovengeschikten – de burgemeester (bij handhaving
van openbare orde en politiële hulpverlening) en OvJ (bij strafrechtelijke handhaving van
rechtsorde) – bij de uitoefening van gezag
3. Bepalende rol van democratische verantwoording voor wat de politie doet en nalaat aan de
democratisch gekozen volksvertegenwoordiging – het parlement en de gemeenteraden.
PROBLEMEN EXTERNE STURING EN CONTROLE:
1. Voor 2013 sloot de positie van de politie in het staatsbestel niet aan bij de basiskenmerken van het
staatsbestel: ons land kent geen regionale bestuurslaag, maar de politie was wel georganiseerd in
regionale korpsen. Dit ging wringen bij de Europese en internationale samenwerking bij
criminaliteitsbestrijding.
2. Voldoen aan beginsel van checks and balances en tegengaan van machtsconcentraties brengen eigen
problemen met zich mee: brengt onduidelijkheid en verwarring, dus afbreuk aan krachtdadigheid en
effectiviteit.
3. Democratische legitimatie van politie
INTERNE STURING EN CONTROLE
Gaat om de vraag of en in welke mate de politie zich de beginselen van de democratische rechtsstaat eigen
maakt. Dit leidt tot interne vereisten voor het functioneren van de politie in de democratische rechtsstaat:
1. Politie werkt professioneel = expertise, deskundigheid en effectief optreden, en het besef dat zij
medeverantwoordelijk is voor kwaliteit van samenleving en democratische rechtsstaat. De politie
voert haar taken doeltreffend en doelmatig uit, en houdt democratische rechtsstaat in het oog
2. Het verantwoord omgaan met de handelingsvrijheid die elke politieagent heeft (= beslissingsruimte of
beleidsvrijheid). Men moet beoordelen wat zij wel of niet moeten doen.
,POLITIE IN DE SOCIALE RECHTSSTAAT (= VERZORGINGSSTAAT)
Geeft de burger recht op een bepaald niveau van inkomen, voeding, gezondheid, huisvesting en onderwijs.
Het probleem voor het functioneren van politie en justitie binnen het verzorgingscomplex is dat hun
traditionele middelen daar niet altijd passen. Repressie, dwang en fysiek geweld staan niet centraal; maar
preventie, stimulering en overreding.
Langs twee wegen worden verbindingen gelegd tussen repressieve en verzorgingscomplex van moderne staat:
1. Politie en justitie hechten meer waarde aan preventief veiligheidsbeleid – hulpverlening als vast
onderdeel van politietaak. Samenwerken met sleutelpersonen en organisaties van de verzorgingsstaat.
2. Loopt van het verzorgingscomplex naar het repressieve complex.
HET GEWELDSMONOPOLIE VAN DE STAAT: BARSTEN EN BREUKLIJNEN
De staat is gedefinieerd als de maatschappelijke institutie die zich kenmerkt door haar succesvolle aanspraak
op het alleengebruik van geweld voor en namens de samenleving. Er is echter een steeds gedifferentieerde en
dynamischer patroon van meer of minder gelegitimeerd geweldsgebruik in samenleving. De ontwikkeling gaat
in de richting van een constabulary force – militaire organisatie die op vreemd grondgebied politietaken
uitvoert
De verhouding tussen reguliere politie en bijzondere politie laat zien dat de reguliere politie het allerminst
alleen voor het zeggen heeft. Ook de particuliere politie is niet meer in een ondergeschoven positie. Ook
concurreert het binnenlands geweldsmonopolie met de behoefte aan eigenrichting onder de bevolking. Men
wil het recht in eigen hand nemen als men niet tevreden is.
CONCLUSIE
Relatie tussen politie en staat volgt het spoor van algemene ontwikkelingsgang van de nationale staten. In
toenemende mate lijkt de band tussen politie en staat in westerse landen barsten te vertonen en manifesteren
zich breuklijnen in het lange tijd solide geweldsmonopolie van de reguliere politie.
MULLER, E.R, M.J. DUBELAAR & C.P.M. CLEIREN, , HOOFDSTUK 14, ALGEMENE
BEGINSELEN VAN BEHOORLIJKE POLITIEZORG
STATUS VAN BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK HANDELEN
Beginselen van behoorlijk handelen zijn richtinggevende gedragsnormen voor overheidsdienaren bij
uitoefening van hun publieke functie. De wet bevat bevoegdheden, en beperkingen en voorwaarden aan het
gedrag. Daarnaast zijn overheidsdienaren verplicht het EVRM en IVBP te volgen. De geschreven regelgeving is
echter niet uitputtend; men is ook aangewezen op ervaring, gezond verstand, gevoel voor verhoudingen en
gevoel voor afwegen van tegengestelde belangen.
- Juist bij interpretatie van wetten en maken van afwegingen ontbreekt het aan richtinggevende normen.
, Toets aan wetmatigheid én rechtmatigheid = of de uitoefening van de bevoegdheden door de
overheidsorganen en -dienaren voldeed aan de voorwaarden voor bevoegdheidsuitoefening én eisen aan
rechtmatigheid.
Beginselen van goede procesorde = vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel, beginselen van evenredige
belangenafweging en verbod van détournement de pouvoir.
- Art. 359a Sv – gevolgen: niet-ontvankelijkheid OM, bewijsuitsluiting, strafvermindering en wel of niet
aanvaarden rechtvaardigings- of schulduitsluitingsgrond
KENBAARHEID BEGINSELEN VAN BEHOORLIJKE POLITIEZORG
Wetmatigheid – bevoegdheden en voorwaarden waaronder die volgens de wet mogen worden toegepast moet
worden geïnterpreteerd op de wijze zoals rechter die uitlegt
- Hoe wordt bijv. ‘een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit’ uitgelegd?
Handelen in overeenstemming met het EVRM – normen van fair play, die op basis van art. 6 EVRM gelden vanaf
het bestaan van een criminal charge.
Rechtmatigheid en behoorlijkheid – men moet de beginselen van behoorlijk politieoptreden, die bevoegdheden
nader invulling geven en aanvullen kennen. Dit is lastig, want de normen zijn minder eenduidig en alleen te
achterhalen via uitspraken van rechters. Ook zijn ze zo situatie specifiek, dat ze niet zijn te veralgemenen.
OVERZICHT GEVONDEN NORMEN
HULPVERLENING
- Crisisinterventie en noodhulp
o Woning betreden zonder toestemming? Aanwijsbaar en acuut gevaar voor veiligheid van
personen of goederen. Een gevaar dat zich nog moet realiseren is onvoldoende grond.
Binnentreden dient te voldoen aan vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
o Personen die gevaar zijn voor zichzelf of ander, openbare orde, veiligheid, gezondheid, mag je
verwijderen van openbare plaatsen.
o Als iemand van letsel is voorzien, handelt politie in strijd met zorgplichtbeginsel wanneer zij nalaat
hulp te verlenen. Zorgplichtbeginsel brengt met zich mee dat aandacht primair naar het
slachtoffer moet gaan (ookal is hij dader) en in 2e instantie naar opsporingsbelangen.
o Beginsel van redelijke belangenafweging (bij stellen van prioriteiten in kader van hulpvraag) – zo
snel mogelijk handelen en aanwezig zijn. Bij acute hulpverlening zijn tijdigheid en prioritering
cruciale criteria. Volgende factoren tegen elkaar afwegen: ernst en spoedeisendheid van melding,
capaciteit van politie op dat moment, aantal overige meldingen en belang daarvan, overige
werkzaamheden
- Conflictbeslechting – Om onpartijdigheid bij een conflict te waarborgen is het van belang dat politie
persoonlijk en afzonderlijk spreken met betrokkenen. Eenieder moet het verhaal vertellen om partijdigheid
te vermijden. Bij een verdenking van strafbaar feit mag het verhoor uitgesteld worden totdat men op
politiebureau is. Men moet waken niet zelf onderdeel te worden van het conflict.