Samenvatting plantenfysiologie
Presentatie 1 – H35.1
Angiospermen: Bedektzadigen, er zijn twee groepen: Monocotylen en eudicotylen.
Monocotylen: Eenzaadlobbigen zoals gras en mais. Zijn parallel nervig.
Eudicotylen: Tweezaadlobbigen zoals klimop en beuken. Hebben vertakte nerven.
Planten hebben ook hiërarchische organisatie die bestaat uit cellen – weefsels – organen.
Planten zijn opgebouwd uit twee delen en drie organen, de twee delen zijn ook afhankelijk van
elkaar:
- Wortelstelsel (onder de grond). Zorgt voor verankering van de plant, absorptie van
mineralen en vaak de opslag van koolhydraten.
- Scheutstelsel (boven de grond). Bestaat uit de stengel/stam en de bladeren. Zorgen voor
suikers doormiddel van fotosynthese.
Wortels: Eudicotylen hebben een penwortelsysteem: Een verticale hoofdwortel met daaraan
verschillende zijwortels. Monocotylen hebben een vezelig wortelsysteem met adventief wortels en
zijwortels die hieraan ontspruiten. Wortels kunnen aanpassingen hebben voor functies en
leefomstandigheden.
Wortelharen: Zijn uitstulpingen van de celwand waardoor er oppervlaktevergroting
ontstaat. Bij de wortelharen vindt de meeste absorptie van water en mineralen plaats.
Stengel: Een orgaan die bladeren en knopen maakt voor het vergroten van de fotosynthese en
reproductie. De stengel bestaat uit internodiën/leden en nodiën/knoppen. Stengels kunnen ook
worden aangepast; ondergrondse stengels (rhizomen), voedselopslag (knollen), bovengrondse
uitlopers (stolonen) en fyllocladiën (vleesetende plant).
- Stengelleden: Stengeldelen tussen de nodiën.
- Knoppen: Bij de knoppen groeit de plant het meest.
o Apicale knop: Bevindt zich aan het einde van een scheut en zorgt voor lengte.
o Okselknop: Groeit uit tot een zijwaartse scheut of tak.
Apicale dominantie: Okselknoppen blijven in rust en apicale knoppen blijven groeien. Er
ontstaan minder zijtakken en de hoofdtak wordt langer.
Bladeren: Het belangrijkste fotosynthetische orgaan. Daarnaast zijn ze belangrijk voor
uitwisseling van gassen, verdeling van warmte en bescherming. Hierbij moeten bladeren vaak wat
inleveren (bescherming vs. gaswisseling) en ontstaat er een grote variatie aan bladeren.
Daarnaast kunnen bladeren ook gemodificeerd worden (ranken, stekels, opslag, reproductie…)
De plant heeft drie weefselsystemen die alle door de hele plant heen lopen:
, Dermaal weefsel: Buitenste, beschermende laag, vergelijkbaar met de huid.
- In kruidachtige planten (geen hout) heet dit het epidermis. Een waslaag voorkomt
waterverlies.
- In houtachtige planten heet dit het periderm. Dit vervangt het epidermis in oudere delen van
de stam en de wortels.
Trichomen: Een soort haren op het epidermis die kunnen helpen bij verdediging.
Vaatstelsel: Zorgt voor transport van materialen door de plant en voor stevigheid. Het
vaatweefsel van de stam en wortel heet de stele of de centrale cilinder.
- Xyleem: Brengt water en opgeloste mineralen van de wortel naar de scheuten.
- Floëem: Brengt suikers van de plaats waar ze gemaakt zijn (bladeren) naar de plaats waar
ze nodig zijn (wortels en groei).
Grondweefsel: Weefsel dat niet bij het vaat-, of dermaal stelsel hoort. Deze cellen functioneren
als opslag, fotosynthese en steun.
- Merg: Grondweefsel aan de binnenzijde van het vaatweefsel.
- Cortex: Grondweefsel aan de buitenzijde van het vaatweefsel.
Er zijn vijf belangrijke typen plantencellen:
1. Parenchym: Minst gespecialiseerde plantencellen. Hebben geen secundaire wanden
(flexibel) en vertonen de meeste metabolische functies (opslag, fotosynthese). Kunnen
nog delen en differentiëren, dit is handig wanneer een plant een ‘wondje’ heeft.
2. Collenchym: Zorgen voor ondersteuning in de jongen delen van de scheut. Hebben
geen secundaire celwand, maar er zijn hier en daar wel verdikkingen. Deze cellen
bevinden zich vooral onder het epidermis. Het collenchym is tijdelijk, in oudere delen
neemt het sklerenchym de functie over.
3. Sklerenchym: Zorgt voor stevigheid in de plant. Hebben een dikke secundaire wand.
Wanneer de cellen volgroeid zijn, gaan ze dood en blijft de wand als een soort skelet
achter. Er zijn twee soorten:
o Sklereïden: Zijn kort en onregelmatig van vorm, hebben dikke met lignine versterkte
secundaire wanden.
o Vezels: Lang en dun, verdeeld in draden.
4. Water-transportcellen van het Xyleem: Er zijn twee typen water-transportcellen:
Tracheïden (alle vaatplanten) en vaatelementen (meeste angiospermen). Deze twee
dode cellen sluiten op elkaar aan en de
celwanden vormen zo houtvaten. Tracheïden zijn
langwerpige cellen, het water verplaatst zich door
de stippels. Vaatelementen vormen lange ‘pijpen’.
5. Suiker-transportcellen van het floëem: Deze
zeefvaten zijn wel nog levende cellen, maar
hebben geen organellen. Tussen de zeefvaten
zitten zeefplaten zodat vloeistoffen makkelijk
verplaatst kunnen worden. Elk zeefvatelelement
heeft een begeleidende cel met kern en
ribosomen die beide cellen dienen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper romebalm. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.