Positieve psychologie (Seligman)
Onderzoek gedaan naar wat mensen gelukkig maakt in plaats van naar wat er allemaal mis is gegaan en mis
kan gaan in hun leven.
De omstandigheden waaronder mensen het goed doen en technieken die het
welzijn van mensen kunnen vergroten staan centraal in de positieve psychologie.
Drie belangrijke onderwerpen:
1. Positieve eigenschappen van mensen (zoals doorzettingsvermogen)
2. Positieve ervaringen die mensen kunnen hebben (zoals liefde)
3. Manieren waarop instellingen een positief verschil kunnen maken in de samenleving of positieve
instituties.
ACT fasen
Psychopathologie ontwikkelt zich als gevolg van mislukte pogingen om de controle te krijgen over ongewenste
ervaringen en gevoelens. Essentie: cliënt helpen, zodat die een meer accepterende houding aanneemt ten
opzichte van ongewenste ervaringen en nieuw gedrag ontwikkelt dat in overeenstemming is met de eigenlijke
levensdoelen en waarden, in plaats van enkel ‘ in zijn hoofd te leven’. In latere fasen van de therapie leert de
therapeut zijn cliënt om de eigen gedachten en worstelingen te bekijken vanuit het observator perspectief.
Creatieve hopeloosheid: kind en therapeut bekijken worstelingen van het
kind en brengen deze in kaart. Welke inspanningen
heeft het kind al ondernomen, wat zijn de korte- en
langetermijneffecten en de persoonlijke nadelen
hiervan? Het uiteindelijke doel wordt nooit bereikt en
dit leidt tot hopeloosheid. De erkenning dat de
inspanningen hopeloos zijn en niet het kind zelf,
geeft het kind weer moed.
Controle over het probleem: Welke vormen van controle werken effectief om het
probleem te verminderen?
Defusie: Binnen ACT staat het idee centraal dat mensen
reageren op gedachten en gevoelens alsof ze echt
waar zijn.
Compassion-focused therapy (CFT)
De voorgeschiedenis van een persoon heeft een negatieve invloed op de mogelijkheden van cliënten om hun
voordeel te doen met de positieve effecten van CGT, zolang deze voorgeschiedenis niet bespreekbaar is
binnen de therapie.
Idee: dat mededogen voor jezelf en de ander belangrijk zijn om gelukkig te zijn. Pas als de waarde
van een ander en de zelfwaarde niet continu geëvalueerd worden, maar beschouwd worden als een
intrinsiek aspect van het zijn, kan iemand mededogen en mildheid tonen voor het falen van een ander en
van zichzelf. Het trainen van mededogen is vooral belangrijk voor het omgaan met schaamtegevoelens en
zelfkritiek. Dit komt voort uit een lange geschiedenis van mislopende sociale interacties.
CFT benadrukt het belang van het betrekken van de ontwikkeling van cliënten bij de behandeling. De
therapeut moet een zorgend en sensitief persoon worden in het leven van de cliënt.
, Attachment based family therapy (ABFT)
Evidence-based geprotocolleerde behandeling die ontwikkeld is binnen de systeemtherapie. Combinatie met
CGT is mogelijk en wenselijk. ABFT lijkt effectiever dan alleen CGT bij depressie en suïcidaliteit bij
adolescenten. Het verbeteren van relaties tussen ouders en kinderen staat centraal. Daarom lijkt het er
enerzijds op dat ABFT aandacht besteed aan zaken die bij CGT niet genoeg aan bod komen.
Relationele processen in een gezin staan centraal. Maladaptieve probleemoplossingsstrategieën lijken
Gebaseerd op de gehechtheidstheorie, waarin het verband tussen gehechtheid en depressie te
ervaringen (positief en negatief) van kinderen in hun verklaren. ABFT stelt dat wederkerige interactie de
interacties met ouders worden opgeslagen. Tijdens oorzaak is van relationele conflicten en wijst geen
nieuwe stressvolle omstandigheden zullen ze schuldige aan. Het gezin wordt behandeld omdat dit
vertrouwen op deze gehechtheidsfiguren. Als een veiligheidsnet is. De gehechtheids basis wordt
kinderen onveilig gehecht zijn, waren hun
geprobeerd om te herstellen en ouderlijke liefde en
gehechtheidsfiguren niet beschikbaar. Zij hebben
controle te herstellen. Vooral bij 13-18 jarigen.
minder adaptieve strategieën om om te kunnen gaan
met nieuwe stress. Negatieve gevoelens zullen Er zijn drie principes:
onveilig gehechte kinderen sneller overspoelen en
1. Doel
kroppen hun emoties op.
2. Interventie
3. Resultaat
5 fasen: 1. relationele herformulering
2. werkrelatie met de adolescent
3. werkrelatie met ouders
4. herstellen van gehechtheid schema's
5. herstel van de competentie, in de laatste
fase wordt gewerkt aan het zelfbeeld van
de adolescent.
Schematherapie en ABFT hebben overeenkomsten —> minder richt op automatische gedachten, maar meer op
onderliggende verkeerde schema’s.
Dialectische gedragstherapie (DGT)
- Adolescenten met borderline
Stelt dat een interactie tussen de biologische kwetsbaarheid van een jongere en ongeschikte
omgevingsinvloeden (van bijvoorbeeld ouders, familie, school en samenleving) leiden tot de ontwikkeling
van borderline.
Sterke verstoorde emotieregulatie doordat deze factoren elkaar al vanaf jonge leeftijd beïnvloeden en
elkaars negatieve effecten versterken.
Escalatie kan ontstaan doordat de jongere en zijn omgeving in extremen reageren.
Centraal staan:
- Oplettendheid oefeningen om een minder oordelende attitude te ontwikkelen
- Hoe cliënten op efficiënte wijze kunnen communiceren in interactie met anderen
- Hoe ze op emotioneel gebied voor zichzelf kunnen zorgen
- Hoe ze zich in crisissituaties staande kunnen houden.
De jongere probeert samen met de therapeut een stabieler en op waarden gebaseerd leven op te bouwen.
Eye movement desensitization and reprocessing (EMDR)
Een van de meest gebruikte methoden om traumatische ervaringen te behandelen.
- Heeft een gestructureerde en geprotocolleerde behandelingsprocedure die de verwerking van
herinneringen aan traumatische gebeurtenissen bevordert. Klachten die door deze gebeurtenissen
zijn ontstaan kunnen op deze manier ook beïnvloed worden.
Met behulp van gerichte vragen wordt de cliënt gestimuleerd om zich vanuit het hier en nu te concentreren
op een herinnering aan een akelige, schokkende ervaring uit het verleden.
Alle aspecten van mentale representatie worden aangesproken, zodat er maximale arousal ontstaat.
Hieraan wordt een afleidende externe stimulus of taak gekoppeld.
Doel: om terug te denken aan de gebeurtenis zonder klachten.
, Cognitive bias modification (CBM)
Vertekende informatieverwerking heeft een causaal effect op maladaptieve gedachten en gevoelens.
Digitale deelbehandelingen
Digitale therapeutische technieken worden gebruikt om vertekeningen in de aandacht verwerking te her
trainee bij angstige kinderen.
Bijv. Schateiland (9-13 jaar): ondersteuning van gewone therapie.
Bijv. Braingame Brian: werkgeheugen bij kinderen met ADHD trainen.
Denkfouten
Koning Eenoog Selectieve aandacht voor spanningsverhogende
prikkels
Gevangen zijn Interpretatie van de situatie als gevaar, bedreiging of
onoplosbaar probleem
Vergrootglas bovenhalen Selectieve abstractie van één element van ervaring
Etiketten plakken Dichotomisering (alles of niets, zwart-wit-denken).
Waarzegger Overgeneraliseren
Koppige ezel, ‘ ik de GROTE zijn’ Personaliseren, verantwoordelijk voelen.
Client centered (humanistisch) referentiekader
SELF Ervaringen die aansluiten bij de innerlijke behoefte om zichzelf te ontplooien.
(organism valuing process)
Melissa geeft aan wat ze wil doen op haar vrije zondagochtend, ze experimenteert en
zoekt eigen vrienden op .
EXPERIENCE Ieder kind heeft een elementaire behoefte aan waardering van zijn ouders (need for
positive regard, organisch)
Ouders geven aan dat ze Melissa nog te jong vinden om hier een goede keuze in te
maken. Ze vinden dat ze afglijdt en wordt gestraft.
SELF CONCEPT Het zelfbeeld dat ontstaat doordat de ervaringen toenemen. Dit zal vooral gevuld worden
met de ervaringen die het kind selecteert op basis van positive regard. Naarmate deze
afwijking van ervaringen, die zouden worden geselecteerd voor de bevredeging van
behoefte van zelfactualisatie, is er sprake van een ongezond self-concept, ofwel
incongruentie. Organische en psychologische groei niet in evenwicht (psychologisch).
Melissa wordt wie zij niet is. Ouders verstoren haar zoektocht naar autonomie en
identiteit, invloed op zelfbeeld. Melissa voelt zich onzeker.
Visie Aanpak
Leertheoretisch Behaviorisme: gedrag is een functie Behaviorisme:
kader van omgevingsfactoren of ervaringen uit Behandeling is vaak gericht op een
het verleden. Daarbij is gedrag de combinatie van leerprincipes, voor het
uitkomst van een leerproces: operante - aanleren van nieuw gedrag/nieuwe