Werkcollege Hoofdstuk 4
leraar
hoofdstuk hoofdstuk 4: De tijd van steden en staten
soort instructie/werkcollege
week
Thema IV-a: Opkomst van handel en ambacht
Sociaal-economische ontwikkeling in West-Europa vanaf het jaar 1000
Oorzaak meer landbouwproducten: benodigdheden voor handel:
tweeslag stelsel naar het vraag en aanbod
drieslag stelsel
goederen
de ploeg → gebruik maken van
connecties
dieren
vervoer
veeteelt, dieren konden ingezet
worden
Overvloed aan producten zorgde ervoor dat handel mogelijk was, een vroeg voorbeeld was landbouwproducten. Een boer die een
overvloed had aan geproduceerde goederen kon niet alles zelf gebruiken, dus zij verkochten de rest. Toen zoveel boeren hun
producten gingen verkopen, was er geen noodzaak meer voor boeren. er was overvloed. de overige boeren gingen kijken naar
specialisaties in vakgebieden of in wat zij al konden, zoals smit, naaister. dit zijn ambachtslieden.
Van hofstelsel naar commercialisering van landbouw:
hofstelsel transitie naar
afdrachten in natura → afdrachten in geld
herendiensten → betalingen ('afkopen')
horige → pachter
Resultaat: aansluiting op de markt en diversificatie van productie
Het idee van handel/geldeconomie zorgt ervoor dat de kerk steeds groter en machtiger word, zij kunnen steeds meer kopen.
Langzamerhand zorgde dit er ook voor dat zij meer invloed en macht konden uitoefenen.
het verschil tussen een godsvrede beweging en kruistochten
godsvrede beweging = de katolieke kerk zich gaat maniversteren als de moeder van de vreedzame wereld, een plaatselijke
vrede. de kerk zorgt ervoor dat het plaatselijk goed moet gaan → plaatselijke veiligheid.
kruistochten - een oproep dat de burgers voor hun gaan vechten, door de godsvrede beweging konden de boeren zeker zijn
dat er niks zou gebeuren met hun goederen en bezittingen.
Handelsnetwerken
De wegen die werden aangelegd hadden het doel om handel gemakkelijker te maken tussen verschillende steden, door de
handelsnetwerken werd veiligheid gewaarborgd. voorbeelden van handelsroutes uit 1100s waren:
De zijde route Schiereiland
Levanthandel De Hanze, Baltische zee
Middelandse zee route Laken van Vlaanderen en Engeland
Jaarmarkten van Champagne
Het voordeel van het Hanzesteden netwerk was dat goederen en producten geruild/gehandeld konden worden die de ene stad niet
zelf verkocht, nieuwe producten. Daarnaast was ook veiligheid, ook dankzij dit netwerk konden zij de prijzen bepalen van producten
die zij verhandelde. Zij hoefde ook minder belasting te betalen omdat zij in dit netwerk zaten, er ontstond een gesloten economie.
In plaatselijke streken organiseerde de landheer een jaarmarkt in steden, het voordeel hiervan was belasting kunnen innen en meer
winst te kunnen produceren voor hemzelf en de stad. Dit creëerde nog meer handelsnetwerken, ook specialisatie. Dankzij deze
Werkcollege Hoofdstuk 4 1
, jaarmarkten onstonden ook nieuwe beroepen, zoals notarissen. Zij waren nodig om de inkomst en uitgaven van het geld te reguleren,
registeren en te administeren. Er onstond een nieuw laag in de samenleving, de Ambtenaren.
Ontwikkelingen in de handel in West-Europa
Er ontstaat een geldeconomie, er ontstaan privé-banken. Geld werd gebivakeerd, ook gaf het de mogelijkheid om geld te lenen. De
banken het zeggenschap over andermans geld, geld werd gecreeërd.
De voluta, de munten zorgde ervoor dat de waarde van geld gelijkbleef. als
ermee geknoeid werd - munten van nikkel of ijzer, daalde de waarde en zorgde
dit voor inflatie. het zilver had niet meer de zelfde waarde die het voorheen had.
De bankiers bepaalde de waarde van het geld. Er was ook al sprake van
wisselkoersen, als een handelaar geld wou uitgeven in parijs terwijl hij uit londen
kwam, moest hij zijn muntgeld - zijn voluta, omruilen. Hiermee verdienden, ook al
in de 13e eeuw de banken meer geld.
De wijze van denken over arbeid en handel veranderde omdat het noodzakelijk
was om in leven te blijven - geld te verdienen, maar ook was het in strijd met een
van de doodelijke zondes. Hebzucht, zij buite mensen zoals boeren uit. De
handelaren werden belangrijk in de samenleving in de steden, de belangrijkste
handelaren werden de patriciërs. zij kregen ook bestuurlijke functies, zij werden opkomst van handel in west europa
regenten genoemd.
In nederland zijn er vier lagen:
adel
patriciërs, hedendaags zouden dit huisjesmelkers zijn.
industruele
de nieuwe rijke
Naast de bovenlaag in de samenleving - de patriciërs, was er ook de onderlaag en de middelaag. De bovenste laag van de
samenleving deed vaak goede daden, dit bracht zij in verbinding met geestelijke rang van de kerk.
drie soorten van arme mensen in de late middeleeuwen onderscheiden we in:
1. armen in de zin van fiscale armen (= te weinig vermogen om belasting te betalen)
2. mensen die in aanmerking komen voor bedeling(= ondersteuning door stedelijke armenkassen) voedsel en andere
levensbehoeften
3. marginalen, geen inkomen, geen vaste woonplaats enz., vaak ook geen recht op bedeling.
De pest epidemie van 1347-1351
Hoewel het niet helemaal duidelijk is waar deze pandemie in de 14e eeuw precies is begonnen, is wel zeker dat deze uit Azië kwam,
waarschijnlijk uit Centraal-Azië. De ziekte startte waarschijnlijk bij marmotten, verspreidde zich via vlooien onder ratten en van daaruit
onder de mens. De mogelijkheid dat de epidemie veroorzaakt werd door een filovirus werd opengelaten.[1] Tot deze groep van
virussen behoren onder meer het ebolavirus en het marburgvirus. De pest daarentegen wordt niet veroorzaakt door een virus, maar
door de bacterie Yersinia pestis, die verspreid wordt door vlooien die met name op de zwarte rat parasiteren.
De uitbraak van de Zwarte Dood in de 14e eeuw had een dramatisch effect op de Europese bevolking en ontwrichtte de
maatschappij. Velen dachten dat de ziekte een straf van God was. Omdat niemand wist waar de Zwarte Dood vandaan kwam, kregen
minderheden de schuld. Zij zouden waterbronnen vergiftigd hebben of op een andere manier besmetting veroorzaken.
Joden in Middeleeuws Europa
Omdat Joden minder door de Zwarte Dood zouden zijn getroffen, werden zij ervan verdacht de oorzaak hiervan te zijn. De Joodse
arts Balavignus legde hierover een door marteling verkregen geforceerde bekentenis af dat Joden in Zuid-Frankrijk een plan hadden
uitgewerkt om christenen te vergiftigen. Er werden talloze pogroms uitgevoerd in heel Europa, vooral in Zwitserland en Duitsland, met
tienduizenden joodse slachtoffers tot gevolg. Er zouden in Europa 210 kleinere en grotere Joodse gemeenschappen zijn vernietigd. In
deze pogroms zouden 16.000 Joden zijn gedood. Polen, dat bovendien grotendeels gespaard was door de epidemie, nam een groot
aantal verbannen of gevluchte Joden op.
Slachtoffers en overlevende
In Europa heeft de ziekte belangrijke verminderingen van de inwonertallen veroorzaakt; sterfte van tientallen procenten was niet
uitzonderlijk. Geschat wordt dat in totaal ongeveer een derde van de bevolking van Europa stierf. Pas rond 1600 zou de bevolking
Werkcollege Hoofdstuk 4 2