Jeugdrecht begrepen
Hoofdstuk 6 De rechtspositie van de jeugdige
6.4 Wet verplichte ggz en Wet zorg en dwang
Mensen beslissen zelf of ze zorg wensen en dat betekent dat er geen zorg geboden wordt die ze niet
willen. Onvrijwillige zorg is alleen mogelijk als een wet dit regelt.
Wet verplichte ggz (Wvggz)
Iedereen die meent dat de noodzaak van verplichte zorg voor een persoon dient te worden
onderzocht, kan dit bij een gemeentelijk ggz-meldpunt melden. De gemeente is er verantwoordelijk
voor dat deze melding wordt onderzocht. Lijkt op basis van dit onderzoek verplichte zorg nodig, dan
bericht de gemeente de officier van justitie. De functionaris informeert de geneesheer-directeur, die
een zorgverantwoordelijke aanwijst en een onafhankelijk psychiater, die onderzoekt of de verplichte
zorg noodzakelijk is. De officier van justitie verzoekt vervolgens om een zogeheten zorgmachtiging af
te geven. Aan de zorgmachtiging wordt onder andere de verklaring van de psychiater en een
zorgplan toegevoegd. De door de rechter afgegeven zorgmachtiging is de basis voor de gedwongen
zorg. Een dergelijke machtiging wordt alleen afgegeven als vrijwillige zorg niet mogelijk is en er door
het gedrag dat wordt veroorzaakt door de psychiatrische stoornis ernstig nadeel ontstaat voor de
betrokkene zelf of voor anderen. Op grond van deze wet is ook gedwongen opname mogelijk.
Verplichte zorg is nodig als de patiënt niet met de dringend noodzakelijke zorg instemt. Bij jeugdigen
tot twaalf jaar geldt de zorg als gedwongen, als de wettelijk vertegenwoordigers niet met de zorg
instemmen. Tussen de twaalf en zestien jaar is er alleen sprake van vrijwillige zorg als de
wilsbekwame jeugdige en de wettelijk vertegenwoordigers met de zorg instemmen. Is de
wilsbekwame jeugdige of een van de wettelijk vertegenwoordigers het er niet mee eens, dan is de
zorg gedwongen. Vanaf zestien jaar is er sprake van gedwongen zorg als de wilsbekwame jeugdige, of
de wettelijk vertegenwoordigers van de wilsonbekwame jeugdige, niet met de zorg instemt.
Wet zorg en dwang (Wzd)
De Wet zorg en dwang maakt gedwongen hulp mogelijk voor mensen met een psychogeriatrische
aandoening of een verstandelijke beperking. Als door deze aandoening of beperking ernstig nadeel
voor de patiënt zelf of voor anderen ontstaat en de patiënt beslist geen hulp wenst, kan onvrijwillige
zorg worden geboden. De onvrijwillige zorg is niet gekoppeld aan een instelling, maar kan ook thuis
worden geboden. Het besluit over het al dan niet toepassen van onvrijwillige zorg wordt genomen in
multidisciplinair verband. Bij verlenging van de termijn van de onvrijwillige zorg dienen steeds meer
deskundigen aan dit overleg deel te nemen. Een Wzd-functionaris binnen de instelling toetst alle
zorgplannen waarin onvrijwillige zorg is opgenomen. Hij beoordeelt of er voldoende wordt gedaan
om de onvrijwillige zorg af te bouwen.
Voor jeugdigen tot twaalf jaar geldt dat de zorg onvrijwillig is als de wettelijk vertegenwoordigers
daar niet mee instemmen. Tussen de twaalf en zestien jaar geldt dat de zorg onvrijwillig is als de
wilsbekwame jeugdige en/of zijn wettelijk vertegenwoordigers daar niet mee instemmen. Is de
jeugdige wilsonbekwaam dan is de zorg onvrijwillig als zijn wettelijk vertegenwoordigers daar niet
meer instemmen. Vanaf zestien jaar is de zorg onvrijwillig als de wilsbekwame jeugdige of
vertegenwoordiger van de wilsonbekwame jeugdige er niet mee instemt.
,Voorwaardelijke machtiging
De Wzd biedt een mogelijkheid van verplichte zorg voor jongvolwassenen van achttien tot
drieëntwintig jaar. Het gaat om jongeren met een verstandelijke beperking, als dan niet in
combinatie met een psychische stoornis, die jeugdhulp hebben (gehad) en van wie het gedrag, als
gevolg van de beperking of stoornis, leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel kan alleen worden
voorkomen als de jongere zich aan bepaalde voorwaarden houdt. Is er twijfel of de jongere deze
voorwaarden vrijwillig kan naleven, dan kan het Centrum Indicatie-instelling Zorg, CIZ, de rechtbank
verzoeken om een voorwaardelijke machtiging. Een voorwaardelijke machtiging heeft een maximale
duur van een jaar en kan telkens met een jaar worden verlengd tot het drieëntwintigste levensjaar.
Doel van de maatregel is enige grip houden op jongeren die voor hun achttiende jaar jeugdhulp
hadden, vaak in de gedwongen setting van de jeugdbescherming, en die daarna eigenlijk nog enige
dwang nodig hebben om hulp te aanvaarden. Door de voorwaardelijke machtiging is er een soort
stok achter de deur. Als de jongvolwassene zich niet aan de voorwaarden houdt, dan wordt hij
opgenomen.
Hoofdstuk 11 Inleiding strafrecht
11.2 Plaats en karakter van het strafrecht
Typerend voor strafrecht is dat er straf staat op bepaalde gedragingen. Dat lijkt vanzelfsprekend,
maar dat is het niet. Het recht bevat namelijk ook veel regels waarop géén straf staat. Binnen het
strafrecht is de overheid zeer actief bij het opsporen en vervolgen van verdachten. Dat heeft te
maken met het karakter van de regels uit het strafrecht. In dit rechtsgebied worden die gedragingen
strafbaar gesteld die inbreuk maken op de rechtsorde, dit wil zeggen op de rust en veiligheid van de
samenleving.
11.3 Materieel en formeel strafrecht
Het materieel strafrecht bevat: de verboden gedragingen (zoals diefstal en verkrachting); de straffen
en maatregelen die aan veroordeelden kunnen worden opgelegd; een aantal algemene bepalingen
die voor alle verboden gedragingen in het strafrecht gelden.
Het formeel strafrecht beschrijft op welke wijze strafbare feiten en verdachten mogen worden
opgespoord, en wat er gebeurt met verdachten als de politie hen eenmaal gevonden heeft. Het
formeel strafrecht bevat: de bevoegdheden van politie en justitie als er een strafbaar feit is gepleegd;
de rechten van de verdachte en zijn raadsman; de gang van zaken tijdens het strafproces.
Kort samengevat: in het materieel strafrecht worden de strafbare gedragingen en straffen
beschreven, het formeel strafrecht regelt de handhaving van het materieel strafrecht. Het formeel
strafrecht beschrijft dus wat er gebeurt als er eenmaal een strafbaar feit is gepleegd.
Het materieel strafrecht staat voornamelijk beschreven in het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het
formeel strafrecht wordt vooral beschreven in het Wetboek van Strafvordering (Sv).
,11.4 Legaliteitsbeginsel
Het strafrecht, Sr, kan direct ingrijpen in het leven van burgers. Vanwege het ingrijpend karakter van
het strafrecht hebben burgers wel enige garantie nodig dat de overheid op een zorgvuldige manier
met het strafrecht omgaat. Dit wordt omschreven in het legaliteitsbeginsel. Het legaliteitsbeginsel
bevat drie belangrijke elementen:
1. Wet
Een strafbepaling is alleen geldig als zij is opgenomen in een wet, dus in een overheidsregel
die algemene werking heeft. Wetten worden opgesteld door zowel de ‘hoogste’ als de
‘laagste’ wetgever.
2. Niet achteraf
Iemand kan alleen worden gestraft vanwege gedrag dat al strafbaar was op het moment van
de daad. Een dader moet op het moment van zijn daad (kunnen) weten dat hij met zijn
gedrag het risico loopt dat hij gestraft zal worden.
3. Geen gewoonte
Gedrag kan alleen strafbaar worden gesteld in een wet. Strafbaarstelling op basis van
gewoonte is niet mogelijk. En ook analogie is verboden. Analogie wil zeggen dat de betekenis
van een strafbepaling wordt opgerekt, zodat er ook gedrag onder valt dat er eigenlijk niet
onder hoort, maar er wel sterk op lijkt.
Ook Strafvordering kent een legaliteitsbeginsel. Het optreden van de overheid gedurende het hele
strafproces is vastgelegd in de wet. Politie en justitie zijn dus gebonden aan wettelijke regels als ze
strafbare feiten opsporen en verdachten vervolgen. Alle regels met betrekking tot Strafvordering
worden gemaakt door de regering en de Eerste en Tweede Kamer samen.
11.5 Jeugdstrafrecht
Het jeugdstrafrecht heeft een bijzondere plaats in het geheel van het strafrecht. Het beschrijft de
speciale regels die gelden voor jeugdigen. Het kent een eigen pakket aan straffen en maatregelen
voor jeugdigen tussen de 12 en 18 jaar (dat de rechter ook van toepassing kan verklaren op
jongvolwassenen tot 23 jaar). Deze straffen en maatregelen hebben vooral een opvoedkundig
karakter. Het strafprocesrecht ken speciale regels voor het strafproces tegen minderjarigen. Deze
regels zijn bedoeld om de jeugdige verdachte extra bescherming te bieden. Zo krijgt hij, als hij voor
de rechtbank moet verschijnen, automatisch een advocaat toegewezen, hebben zijn ouders toegang
tot hem als hij wordt vastgehouden, en wordt een rechtszaak tegen een jeugdige meestal achter
gesloten deuren behandeld om zijn privacy te beschermen.
Hoofdstuk 12 Materieel strafrecht
12.2 Wet van Strafrecht
Het belangrijkste wetboek op het terrein van het materieel strafrecht is het Wetboek van Strafrecht
(Sr). Dit wetboek bestaat uit drie delen, ofwel boeken. In boek 1 staan de algemene bepalingen. Deze
bepalingen geven voorschriften die op alle strafbepalingen van toepassing zijn. Het geeft een
overzicht van de straffen en maatregelen die een rechter aan een veroordeeld kan opleggen. Teven
wordt in het Wetboek van Strafrecht het jeugdstraffenstelsel beschreven. In boek 2 en 3 2orden de
strafbare gedragingen beschreven: boek 2 bevat de misdrijven, boek 3 bevat de overtredingen.
, Misdrijven zijn zwaardere strafbare feiten, overtredingen zijn veelal wat lichter. Men noemt
misdrijven wel rechtsdelicten, omdat door een misdrijf de rechtsorde wordt geschonden.
Overtredingen worden wetsdelicten genoemd, zij hebben eerder een regelende, ordenende taak.
Het verschil tussen een misdrijf en een overtreding is van belang omdat de wet er verschillende
gevolgen aan verbindt. Een ander verschil zit in de berechting: verdachten van overtredingen worden
door de kantonrechter berecht, verdachten van een misdrijf door de rechtbank.
12.3 Strafbepaling
Een strafbepaling bestaat uit een nauwkeurige omschrijving, ook wel delictsomschrijving, van het
gedrag dat strafbaar is gesteld, en de maximumstraf die voor dit strafbare feit wordt genoemd. De
maximumstraf die kan worden opgelegd, is de sanctienorm. Iedere strafbepaling bevat dus een
delictsomschrijving en een sanctienorm, de kwalificatie (de naam voor het delict) ontbreekt soms.
De delictsomschrijving is opgebouwd uit een aantal onderdelen, die bestanddelen worden genoemd.
Alleen een dader die met zijn gedrag alle bestanddelen van de delictsomschrijving vervult, kan voor
hiervoor gestraft worden. Een dader die met zijn gedrag alle bestanddelen van de delictsomschrijving
vervult, wordt niet in alle gevallen gestraft. Er gelden namelijk nog twee algemene voorwaarden voor
strafbaarheid: wederrechtelijkheid en schuld, dit zijn de elementen. Soms zijn zij uitdrukkelijk in de
delictsomschrijving opgenomen, in andere gevallen worden zij niet uitdrukkelijk genoemd. Ook als de
elementen niet expliciet als bestanddelen zijn opgenomen, geldt dat er zonder wederrechtelijkheid
en schuld niet kan worden gestraft. ‘Wederrechtelijk’ wil zeggen dat de daad in strijd is met het
recht. Daarnaast moet de dader een verwijt kunnen worden gemaakt van de daad.
De sanctienorm geeft de maximale straf aan die de rechter voor het strafbare feit op kan leggen. Het
strafmaximum in de strafbepaling geldt alleen voor meerderjarige daders. Voor jeugdigen
veroordeelden gelden de strafmaxima in de verschillende strafbepalingen niet. De wetgever werkt
voor hen met algemene strafmaxima, die voor alle delicten gelden.
12.4 De strafbare poging
Iemand die probeert een strafbaar feit te plegen, maar daar niet in slaagt, kan in sommige gevallen
ook worden gestraft. We spreken dan van een strafbare poging. Niet iedere poging is strafbaar.
Met ‘voornemen’ bedoeld de wetgever dat de dader echt de bedoeling moet hebben gehad om een
strafbaar feit te plegen. Naast een voornemen is voor een strafbare poging vereist dat de dader al
echt begonnen is met zijn misdrijf. In het algemeen kan gezegd worden dat er pas een strafbare
poging is als de dader op de plaats van het misdrijf begonnen is met de uitvoering ervan.
Als iemand echt uit zichzelf, los van de omstandigheden van buitenaf, besluit om zijn misdrijf te
staken, is er geen strafbare poging. Een poging is dus alleen strafbaar als het misdrijf mislukt door
omstandigheden van buitenaf.
12.5 Deelneming
Wat onder deelneming verstaan wordt is het volgende: samen een strafbaar feit plegen; een ander
op de gedachte brengen een strafbar feit te plegen; hulp verlenen bij een misdrijf; enzovoort.