Geheugen= Onlosmakelijk verbonden met leren. Wordt vaak gezien als verandering
binnen individu, die ontstaat via leren en het toekomstig gedrag kan bepalen
Leren>geheugen>toekomstig gedrag
Aandacht= Zich losmaken van alle andere bezigheden om ergens op te focussen,
ownership krijgen over je geest
Bewustzijn= Ervaring van eigen mentale gebeurtenissen op zulke wijze dat men ze kan
rapporteren aan anderen. Op deze manier gedefinieerd zijn aandacht en
bewustzijn synoniemen. Zelf bewust worden speelt grote rol in menselijke
cognitieve evolutie
Infoverwerkingstheorie=
Hoe mensen info vergaren, opslaan terughalen
Assumpties: beperkte resources (tijd, opslagcapaciteit, energie), doorloopt
verschillende stadia of geheugen stores
3 typen geheugenopslag=
Zintuigelijk geheugen, korte-termijn, lange-termijn
Controleprocessen= Verwerking van info binnen stores en beweging van info van ene naar andere
store regelen: aandacht, herhaling, coderen, terughalen
Zintuigelijk geheugen= Voor elk zintuig afzonderlijke store, die info die bij dat zintuig binnenkomt
kort bijhoudt, of ontvanger en nu aandacht aan besteedt of niet. Wellicht
wordt info zo lang genoeg bijgehouden voor onbewuste mentale processen
die beslissen het wel of niet door te sturen naar korte-termijn geheugen.
Wordt enkel bewust door selectieve proces van aandacht, van items die naar
korte-termijn geheugen gaan
Korte-termijn geheugen=
Zintuigelijke info waaraan aandacht wordt besteed, komt in korte-termijn
geheugen, maar gaat snel weer verloren als er geen blijvende aandacht voor
is. Hier vinden alle bewuste perceptie, gevoel, afwegingen, vergelijkingen
plaats
Info kan zowel via zintuigelijk (huidige omgeving) als lange-termijn (kennis uit
vroegere ervaring) binnenkomen
Bruikbare capaciteit van werkgeheugen erg klein: ongeveer 7 +- 2 items
,Lange-termijn geheugen=
Hier liggen representaties opgeslagen van alles wat een persoon weet. We
zijn er niet bewust van, behalve wanneer deze geactiveerd en opgeladen
worden naar korte-termijn
Controleprocessen= Aandacht: bepaalt wat er vanuit zintuigelijk geheugen doorgespeeld wordt
naar korte-termijn. Omdat korte-termijn kleine opslag heeft, moet info
beperkt worden vanaf eerste seconde
Encoding: Proces dat beweging van korte naar lange-termijn controleert, dit
kan bewust (actief leren) of onbewust
Terughalen: bepaalt wat er van lange-termijn naar korte-termijn gebracht
wordt (herinneren), bewust of automatisch
Glucose= Consumptie hiervan door hersenen is in cognitieve processen groter wanneer
moeilijke taak wordt uitgevoerd, dit ondersteund de gedachte dat er slechts
beperkte capaciteit aan energie beschikbaar is voor infoverwerking
Cognitieve processen= Kunnen gerangschikt worden op continuüm tussen:
Intensief (vraagt mentale resources)
- Beschikbaar voor bewustzijn
- Interfereren met uitvoering van andere intensieve processen
- Verbeteren met oefening
- Beïnvloed door individuele verschillen in intelligentie, motivatie, opleiding
Automatisch (vraagt geen of weinig van beperkte capaciteit van
werkgeheugen)
- Komen zonder intentie en onbewust voor
- Interfereren niet met de uitvoering van andere processen
- Verbeteren niet met oefening
- Niet beïnvloed door intelligentie, motivatie, opleiding
Sommige processen (bv lezen) kunnen aanvankelijk intensief zijn, maar door
oefening opschuiven naar automatisch spectrum
Dual-processing theory of cognition=
Tijdens oplossen van problemen gebruiken mensen 2 methodes:
Snel denken (intuïtief en vraagt weinig of geen bewuste controle. Dit bevindt
zich aan automatische kant van spectrum) Vaak mogelijk om snelle systeem
uit te schakelen, zelf als het interfereert met het vinden van juiste antwoord
via trage systeem.
Traag denken (vraagt bewuste aanpak en bevindt zich aan intensieve zijde
van spectrum: beslissen welke aspecten van probleem je aandacht wilt
geven, welke cognitieve operaties nodig zijn en het dan bewust oplossen)
Stroop interference effect=
Proefpersonen moeten gedrukte kleur benoemen. Voor kolom C het traagst,
omdat de gekleurde letters naam van andere kleur weergeven
Preattentive processing=
Info komt vanuit zintuigen heel kort in zintuigelijk geheugen binnen en wordt
gefilterd op relevantie voor overleving of taak waar men mee bezig is
Cocktail-party effect= Selectief luisteren
,Inattentional blindness=
Selectief kijken
Echoic memory= Auditief zintuigelijk geheugen, echo verdwijnt na +- 10 sec, proefpersonen
kunnen horen alsof de geluiden er nog zijn
Iconic memory= Visueel sensorisch geheugen, icoon blijft nog +- 0,3 sec zichtbaar
Grootste tekortkoming infoverwerkingsmodel=
Geeft geen verklaring voor onbewuste effecten van zintuigelijke input.
Volgens het model kan zintuiginfo enkel gedrag en bewustzijn beïnvloeden
als het aandacht krijgt en in bewuste korte-termijn store komt, zoniet is het
volgens het systeem weg
Toch bewijs dat zintuiginput gedrag en zelfs bewuste gedachten kan
veranderen zonder zelf bewust waargenomen te zijn
Priming= Activatie (door zintuiginput) van info die reeds opgeslagen is in lange-termijn,
waardoor het meer beschikbaar wordt en iemands perceptie of
gedachtegang kan beïnvloeden. Deze activatie wordt niet bewust
waargenomen, maar beïnvloedt wel bewustzijn
fMRI= Stimuli waaraan we geen aandacht geven, activeren toch zintuigelijke en
perceptuele regio’s in hersenen
Aandacht= Vergroot de activiteit voor taakrelevante stimuli in sensorische en
perceptuele delen van hersenen, en verkleint activiteit voor taak-irrelevante
stimuli. Relevante neuronen zullen responsiever worden en niet-relevante
neuronen zullen minder actief zijn
Neurale mechanismen in anterior cortex (vooraan)=
Verantwoordelijk voor controle van aandacht
Spatial neglect= Hersenschade die zich uit in het niet kunnen waarnemen van voorwerpen in
het contra-laterale gezichtsveld
Allan Baddely= Verdeelt het werkgeheugen in afzonderlijke, doch interagerende
componenten:
Phonological loop= Voor het vasthouden van verbale info door subvocale (in gedachten zonder
het echt te doen) herhaling. De short term memory span (7 +- 2) is het aantal
uitspreekbare items die een persoon in gedachten kan houden
Visuospatieël sketchpad=
Voor het vasthouden van visuele en spatiële info
Central executive= Voor de coördinatie van denkactiviteiten en het overbrengen van info uit het
korte- en lange-termijn geheugen naar werkgeheugen
Working memory span=
Korte-termijn geheugen bereik, is tijdens het uitvoeren van een taak +- 2
items kleiner dan memory span. Goede voorspeller voor uitvoering van
higher-level cognitieve taken
Zonder actieve herhaling gaat info uit werkgeheugen zeer snel verloren
, Executieve functies= Relatief eenvoudige en algemene infoverwerkingsmechanismen die
belangrijk zijn bij plannen, reguleren van gedrag en uitvoeren van complexe
cognitieve taken. Executieve functies bestaan uit 3 samenhangende delen:
Updating (werkgeheugen monitoren en snel wijzigen van inhoud ervan)
Switching (flexibel wisselen taken of mindsets) (Wisconsin card sorting test)
Inhibition (cognitieve of gedragsrespons voorkomen of ongewenste info uit
gedachten houden)
Miyake & Friedman (2012) conclusies mbt executieve functies=
Executieve functie tonen zowel eenheid als verscheidenheid: performances
op verschillende executieve functies (updating, switching, inhibition)
correleren met elkaar
Er is een substantiële genetische component: erfelijkheid is hoog, maar
ervaring speelt ook
Executieve functies zijn gerelateerd aan en voorspeller voor klinische en
maatschappelijke gedragingen: reguleren gedrag en emoties, mensen die
goed presteren op taken van executieve functies hebben minder
gedragsproblemen
Er is substantiële ontwikkelingsstabiliteit voor vermogens van executieve
functies: kinderen die goed presteren, zullen wellicht volwassenen worden
die goed presteren
Executieve functies= Mentale processen betrokken bij de regulatie van gedachten en gedrag. Er
zijn 3 componenten van executieve functies: werkgeheugen, inhibition,
switching. Vaardigheden van executieve functies verbeteren met de groei van
het kind, tot ongeveer 15 jaar
Significant gecorreleerd aan ontwikkeling van prefrontale cortex
Prefrontale cortex= Wordt geïdentificeerd als kritische regio voor controle van gedachten en
gedrag, een neurale hub voor executieve functies. Ontvangt info vanuit
sensory cortex en is verbonden met structuren in motor systemen, limbisch
systeem (belangrijk bij geheugen, motivatie, emotie) en basale ganglia
Schade aan prefrontale kwab=
Patiënten vertonen vaak lage empathie, veranderingen in mood en
emotionele uitingen, hebben moeilijkheden met plannen en beslissingen
nemen, en kunnen in het algemeen moeilijk gedachten of gedragingen
onderdrukken
Geheugen= Alle info in iemands hoofd en de capaciteit om dit op te slaan en terug te
halen
Expliciet/declaratief geheugen=
Kan in bewustzijn gebracht worden, verleent de basis voor bewuste
gedachten en is zeer flexibel. Herinneringen kunnen opgehaald worden in
andere context dan gebeurtenis zelf of kunnen gecombineerd worden met
andere expliciete herinneringen voor reflectie, probleemoplossing en
planning
Episodisch (autobiografisch) geheugen=
Expliciet geheugen van iemands vroegere ervaringen