College 1 mens & samenleving; Cultuur, socialisatie en
culturele dynamiek
Wat is cultuur?
Definitie de jager; geheel van voorstellingen, opvattingen, waarden en normen. Leerprocessen en
onderscheiden van andere maatschappijen.
Definitie Hofstede; cultuur is de collectieve mentale programmering van de menselijke geest. Cultuur
onderscheidt leden van een groep of categorie van een andere. Deze groep van mensen hanteren
dezelfde normen en waarden in een samenleving
Alles wat mensen aan hun natuurlijke omgeving hebben toegevoegd en aan volgende generaties
overdragen.
Mentale programmering; drie niveaus
1. Menselijke natuur; aangeboren (universeel, biologie en medische wetenschap)
2. Cultuur; aangeleerd (specifiek voor de groep of categorie, sociologie en culturele
antropologie)
3. Persoonlijkheid; aangeboren en aangeleerd (specifiek voor het individu, psychologie)
Cultuur is dus aangeleerd > collectieve programmering
Gebeurt via:
- Opvoeding
- Socialisatie
- Normen en waarden
- Waarneming
Cultuur; zes algemene kenmerken
1. Omgeving
2. Groep
3. Gedrag
4. Denken en voelen
5. Waarden en overtuigingen
6. Tijd
Cultuur is een manier van denken en voelen, gebaseerd op waarden en overtuigingen, die leidt tot
een bepaald gedrag in een groep mensen op een bepaalde tijd en plaats.
Belangrijke begrippen
- Waarden (sociale waarden zijn idealen en motieven die in een samenleving of groep als
nastrevenswaardig worden beschouwd, iets wat je na wil streven) en normen (vertaling van
de onderliggende waardes van een groep of samenleving in concrete gedragsregels en
voorschriften, regels over hoe je je moet gedragen)
- Moraal, folkways, mores, taboe
- Socialisatie (totale leerproces waarin een mensenkind zich ontwikkelt tot een bekwaam lid
van de samenleving. Door het overdragen van de cultuur aan personen worden zij als het
ware tot volwaardige leden van de samenleving gevormd, gesocialiseerd. (Bieden van
bescherming, overdragen van informele en formele kennis, geven van affectie, bijbrengen
, van sturing, sociale dwang/zelfdwang, aanleren van
kennis/vaardigheden/opvattingen/houdingen en taal)
- Sociale posities en rollen (de manier waarop we met elkaar omgaan, wordt mede bepaald
door de sociale posities en rollen die je in verschillende situaties inneemt. Sociale posities;
plaats die een persoon/groep inneemt in sociale interactie. Ascribed; toegewezen,
sekse/leeftijd/afstamming. Achieved; behaald, eigen inspanningen en activiteiten)
Rol (geheel van gedragskenmerken dat door bepaalde groep aan bepaalde plaats in de
samenleving wordt gekoppeld)
Rolgedrag (mensen nemen bepaalde sociale posities in. Aan deze positie is bepaald gedrag
gekoppeld)
- Institutionalisering (ontstaan van min of meer vaste patronen in het gedrag van mensen
onder invloed van de wisselwerking tussen cultuur en dit gedrag)
Institutie (vaste gedragspatronen die ontstaan zijn door de invloed van combinaties van
belangrijke regels in onze samenleving)
Institutionele communicatie (boodschap komt snel over, goeie communicatie, andere
vormen)
Sociaal handelen van mensen
- Moraal; de leer van goed en kwaad
- Folkways; relatief minder belangrijke normen van een groep of samenleving. Informele
regels
- Mores; ongeschreven of geschreven regels of gebruiken. Formele regels die niet universeel
zijn
- Taboes; onderwerp, thema of handeling dat als ongepast wordt gezien in een bepaalde
cultuur / samenleving. Ongeschreven sociaal
Referentiekader
Ieder mens heeft zijn eigen referentiekader. Door het socialisatieproces leer je gaandeweg hoe je je
in verschillende situaties dient te gedragen. Alles wat je geleerd hebt, vormt in je hoofd een enorme
verzameling van informatie over wat dingen in de wereld om je heen betekenen.
Culturele dynamiek
Levenslang leerproces, overgedragen van ene generatie op andere generatie. Niet alleen door
mensen geleerd, maar ook door dezelfde mensen in onderlinge communicatie gemaakt en gewijzigd.
Mensen zijn dus niet alleen passieve wezens die handelen, maar ook actieve makers hiervan.
College 2
Waar komt cultuur vandaan?
De oorsprong van culturen ligt in het omgaan met universele dilemma’s. Dit zijn problemen waar
elke groep mensen mee geconfronteerd werd en waar een manier moest worden gevonden om
ermee om te gaan. De problemen waren voor alle groepen mensen gelijk, alleen kwamen de mensen
tot andere oplossingen en manieren om ermee om te gaan. Deze problemen worden universele
dilemma’s genoemd. Voorbeelden:
- Hoe ga je om met tijd?
- Hoe moet je overleven in de kou of in de hitte?
- Wie is de leider van de groep en hoe behandel je deze?
- Hoe ga je om met de verschillen tussen mannen en vrouwen?
- Zijn mensen vooral individuen of vooral leden van een groep?