Samenvatting Fundamenten in de Psychologie (1, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10)
Hoofdstuk 1
Psychologen proberen menselijk gedrag te begrijpen. Zij observeren het gedrag op een systematische manier en
kijken hoe het beïnvloed wordt door gebeurtenissen inde omgeving. Psychologie (definitie van): de wetenschap
waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij die gedragsevidentie gebruikt wordt om de interne processen te
begrijpen die aan dat gedrag ten grondslag liggen.
Úber das Gedächtnis is het werk van een van de pioniers van de psychologie (Hermann Ebbinghaus). “Van het
oudste onderwerp zullen wij de nieuwste wetenschap maken”.
Volgens Plato diende een onderscheid gemaakt te worden tussen de ware, onzichtbare wereld van
onveranderlijke en ideale vormen, en de zichtbare veranderlijke wereld rondom ons, die een volmaakte
afspiegeling is van de ware wereld.
Aristoteles hechtte meer belang aan observatie dan Plato. Om echte kennis te hebben diende men uit te gaan
van onwrikbare uitgangspunten. Deze werden door de menselijke ziel intuïtief als zelfevident herkend
(demonstratie).
In Europa groeide de overtuiging dat ware kennis gebaseerd is op systematische observatie en actief ingrijpen de
wereld. Dit inzicht wordt de wetenschappelijke revolutie genoemd.
Een belangrijke bijdrage tot de wetenschappelijke revolutie was het voorstel van Copernicus dat de aarde niet het
centrum van het heelal vormde. Dit stelde axioma’s en demonstratie van Aristoteles ter discussie. Galilei en
Newton hebben dit verder uitgewerkt. Dit inzicht wordt de Copernicaanse revolutie (Isaac Newton) genoemd.
De invloed van de wetenschap zorgde ervoor dat er in het onderwijs twee aparte culturen ontstonden: de
klassieke humanistische cultuur (geesteswetenschappen/afla) en de natuurwetenschappelijke cultuur
(natuurwetenschappen/bèta).
Donders deed onderzoek naar de reactievermogen van een mens. De techniek waarbij men de psychologische
processen in informatieverwerking probeert te achterhalen door te kijken naar de tijd die mensen nodig hebben
om allerhande taken uit te voeren wordt de mentale chronometrie genoemd.
Volgens de evolutietheorie (Charles Darwin) waren levende wezens het resultaat van een aanpassingsproces
aan veranderde omstandigheden. Levende wezens passen zich aan aan de omgeving. Bij elk soort bestaan
aangeboren verschillen: niet elke eigenschap is bij elk lid in even grote maten aanwezig (genetische variatie), en
eigenschappen die niet goed aansluiten bij de omgeving bedreigen en overlevings- en voortplantingskansen van
het individu (natuurlijke selectie).
René Descartes ging uit van drie principes:
- Dualisme: verwijst naar de overtuiging dat mensen uit twee onafhankelijke elementen bestaan: een
lichaam (omhulsel van de geest en heeft geen invloed op de geest) en een geest (natuurlijke vrije wil)
- Rationalisme (René Descartes): stelt dat ware kennis gebaseerd is op de rede, die door het toepassen
van logica nieuwe informatie afleidt uit de bestaande.
- Nativisme (René Descartes): verwijst naar de overtuiging dat de mens aangeboren kennis heeft, die
het uitgangspunt vormt van alle andere afgeleide kennis.
Door de onvrede met nativisme en rationalisme ontstond het empirisme (John Locke). De inhoud van de geest
wordt niet gevormd door aangeboren ideeën en afgeleide inzichten, maar via zintuiglijke ervaringen die met
elkaar geassocieerd worden.
Introspectie (Wundt): psychologie waarbij de persoon van binnenuit naar zichzelf kijkt, kijken naar het eigen
bewustzijn van binnenuit.
Structuralisme (Wundt): stroming in de psychologie die op basis van introspectie de structuur van het
bewustzijn probeerde te ontdekken.
Functionalisme: eerste belangrijke stroming binnen de Amerikaanse psychologie. Meer geïnteresseerd in
toegepaste psychologie dan fundamenteel onderzoek. Psychologie diende om dingen te optimaliseren (onderwijs,
gevaarlijke afwijkingen, industriële productie bevorderen etc.).
Behaviorisme (Watson): stroming waarin men het standpunt huldigt dat enkel observeerbaar en meetbaar
gedrag het onderwerp kan vormen van psychologisch onderzoek en theorievorming.
Positivisme: een beweging die ervan uitging dat de natuurwetenschappen de meeste succesvolle manier
gebleken waren om de wereld te begrijpen en kennis te genereren.
, Operationele definitie: de concepten moest men definiëren in termen van de gebruikte meetprocessen en zo
concreet mogelijk begrippen.
S-R-psychologie: een stimulus (onafhankelijke variabele) lokt een respons (afhankelijke variabele) uit, zo kan
het behaviorisme ook worden omschreven.
Psychoanalyse (Sigmund Freud): theorie waarbij en ervan uitging dat het bewustzijn en het gedrag slechts zeer
oppervlakkige fenomenen waren, en lag de ware oorsprong van het ontstaan van persoonlijkheidsverschillen en
mentale stoornissen bij onbewuste krachten.
Hermeneutiek (Sigmund Freud): het interpretatiewerk van de psychoanalytische therapeut geleek meer op een
begrijpen van het verleden dan op het onderzoekswerk van een natuurwetenschapper.
Cognitieve psychologie: volgens deze stroming wordt informatie verwerkt in de hersenen, en kan men de
mechanismen van de informatieverwerking blootleggen door gebruik te maken van de natuurwetenschappelijke
methode.
Biopsychosociaal model: volgens dit model is alle functioneren het gevolg van drie invloeden: een biologische,
een psychologische en een sociale. Men kan alleen maar een goed beeld van een fenomeen krijgen, als men aan
alle drie de invloeden aandacht besteedt.
Psychologisering: het toegenomen belang van psychologische variabelen en verklaringen in menselijke relaties
wordt de psychologisering van de maatschappij genoemd.
Stereotype: een verzameling van simplistische en sterk veralgemeniseerde opvattingen over een groep van
mensen, die niet op persoonlijke ervaringen gebaseerd zijn en meestel een negatieve ondertoon hebben.
Hoofdstuk 3
De gewaarwording (perceptie) is de opname van stimulatie uit de omgeving en het vertalen van deze stimulatie
in elektrochemische neuronale signalen die naar de hersenen gestuurd kunnen worden, en daar worden omgezet
in beelden, klanken, geuren en smaken etc.
De waarneming (interpretatie) is het organiseren, interpreteren en begrijpen van de gewaarwordingen.
Soms worden de gewaarwordingen niet meer geïnterpreteerd tot een betekenisvol geheel. Deze aandoening
heet: visuele agnosie
Er zijn drie redenen waarom de waarneming veel meer omvat dan alleen het registeren van gewaarwordingen:
- Het signaal dat in de hersenen aankomt is onvolledig. Dit valt ons niet op omdat onze hersenen de
ontbrekende informatie aanvullen.
o Oogknipperingen
o Oogbewegingen
o Blinde vlek in onze retina
o We hebben geen scherp beeld van alles wat zich voor ons bevindt
- Beelden op onze retina’s zijn plat. Van de tweedimensionale beelden maken wij driedimensionale
voorstelling van de wereld om ons heen
- Het binnenkomende signaal van een voorwerp verandert voortdurend. De vormen veranderen wanneer
het beweegt ten opzichte van het voorwerp.
De belangrijkste opgave bij de visuele waarneming is de perceptie van voorwerpen constant te houden. Dit wordt
perceptuele constantie genoemd. Belangrijkste perceptuele constanties: grootte, vorm, lichtheid en kleur. Ze
corrigeren onze gewaarwordingen en stellen ons in staat om werkelijk vormen, groottes en kleuren van de wereld
te zien en niet altijd veranderde retinale beelden.
Hierbij wordt er onderscheid gemaakt tussen:
- Proximale stimulus (dichtbij): het geheel van fysische energie dat onze sensorische receptoren
stimuleert. Zoals lichtgolven die onze retina’s bereiken en geluidsgolven onze trommelvliezen doen
trillen. Het gereflecteerde licht dat jouw ogen binnendringt en je renta bereikt is de proximale stimulus.
- Distale stimulus (veraf): het voorwerp in de buitenwereld dat de fysische energie produceert. Kijken
naar het gezicht van je vriend, dan is het gezicht die energie reflecteert een distale stimulus.
Palmer noemt de waarneming een heuristisch interpretatieproces.
Visuele illusies is een verkeerde perceptie hebben. Deze verschaffen informatie over de processen waarop de
waarneming gebaseerd is.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper stanzz. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.