PART I: WHAT IS KNOWLEDGE?
Hoofdstuk 1: some preliminaries
Typen kennis
- Epistemologie is de theorie over kennis (knowledge).
- Propositional knowledge: kennis over een propositie. Een propositie is een zin
die aangeeft dat iets het geval is. Wanneer er verder in het boek over
kennis/knowledge wordt gesproken gaat het om deze vorm van kennis.
Bijvoorbeeld: de aarde is rond, dit vind ik een goede serie.
- Ability knowledge: doe-kennis, dus bepaalde vaardigheden.
- Er wordt aangenomen dat propositie-kennis menseigen is. Zo kan een dier wel
een bepaalde vaardigheid hebben, maar geen expliciete kennis over de omgeving
hebben.
Randvoorwaarden voor kennis
- Truth: iemand heeft pas kennis als dit ook daadwerkelijk juist is. Wat wordt
voorgesteld als kennis moet dus waar zijn.
‘De maan is van kaas’ wordt niet gezien als kennis, maar ‘de aarde draait om
de zon’ wel.
- Belief (gedachte): mensen kunnen iets geloven zonder het zeker te weten (zoals
bij een godsdienst het geval is). Bij kennis moet iemand echter ook deze kennis
geloven.
Wanneer er bewijs is dat corona bestaat, maar jij gelooft hier zelf niet in dat
kan je niet spreken van kennis over het bestaan van corona.
Wanneer spreken we van kennis?
Wanneer iemand toevallig tot de waarheid (true belief) komt (door te raden)
spreken we niet van kennis. Er lijkt dus nog een voorwaarde van kennis te
zijn: het bij het juiste eind hebben moet toe te schrijven zijn aan de persoon
en niet aan het toeval.
Hoofdstuk 2: the value of knowledge
De instrumentele waarde van ‘true belief’
- We kunnen alleen kennis hebben van dingen die waar zijn, hiervan overtuigd zijn
is dan ook nuttig. True belief is (in tegenstelling tot false belief) geschikt voor het
bereiken van onze doelen. Het is echter niet mogelijk om te zeggen dat true belief
per definitie van instrumentele waarde is (wat heb je eraan om te weten waar de
Nijl loopt).
Een voorbeeld van het nuttig zijn hiervan is de tijd. Wanneer je om 9.00 moet
werken, is het handig dat de klok die je thuis gebruikt de juiste tijd aangeeft.
Zo helpt jouw true belief over hoe laat het is jou om op tijd op je werk te zijn.
- Intrumental value: wanneer iets nuttig is om een bepaald doel te bereiken.
- Non-intrumental value: wanneer iets intrinsiek (in zichzelf) nuttig is, zoals
vriendschap. Hier gaat dus geen verder doel aan te pas.
De waarde van kennis (knowledge)
- Kennis alleen is van grotere instrumentele waarde dan puur en alleen true belief.
Wanneer je iets weet, i.p.v. toevallig goed gokt, is de kans dat je wordt overtuigd
van een false belief veel kleiner.
Een voorbeeld: wanneer jouw klok wel vaker verkeerd loopt, maar vandaag
toevallig goed, zal je snel overtuigd zijn dat het toch later/eerder is dan jouw
, klok aangeeft (ook al loopt jouw klok hier dus wel goed en was je in het bezit
van een true belief). Wanneer jouw klok echter altijd goed loopt, zal je veel
minder snel overtuigd zijn.
Plato en the statues of Deadalus
- “Plato’s point is that mere true belief is like one of the untethered statues of
Deadalus, in that one could easily lose it. Knowledge, in contrast, is akin to a
tethered statue, one that is therefore not easily lost.”
Kennis is niet volledig vaststaand en stabiel, maar in ieder geval een stuk
meer dan een gok/inschatting. Dit omdat kennis ergens op gebaseerd moet
zijn.
Non-instrumentele waarde van kennis?
Er wordt beargumenteerd dat wijsheid (als voortkomend uit kennis) van non-
instrumentele waarde is. Er wordt echter in gezien dat we vooral kennis
bezitten vanwege intrumentele-waarde.
Hoofdstuk 3: defining knowledge
“The problem of criterion”
1. “I can only identify instances of knowledge provided I already know what the
criteria for knowledge are.”
2. “I can only know what the criteria for knowledge are provided I am already able
to identify instances of knowledge.”
Chisholm komt met oplossingen voor dit probleem.
1. Methodism: uitgaan van criteria die door middel van rede/filosofie
bereikt kunnen worden (Descartes).
2. Particularism: juist ervan uitgaan dat we in staat zijn individuele gevallen
van kennis aan te wijzen, waaruit criteria kunnen worden afgeleid
(Chisholm zelf).
3. Scepticism: de idee dat we überhaupt weining tot geen kennis hebben.
Justified true belief
- Justified true belief gaat uit van drie criteria van kennis (namelijk justified, true,
belief). Als term wordt dit gezien als de classical account of knowledge.
Gettier cases
- Gettier komt met voorbeelden waarbij aan deze drie criteria is voldaan, maar we
toch niet van kennis (kunnen) spreken.
Een voorbeeld hiervan: je kijkt naar een klok die elke dag goed loopt, je bent
dus ‘justified’ om te denken dat deze klok ook nu goed zou lopen. Wanneer
deze klok echter stilstaat, maar je precies op dat moment kijkt dat de tijd op
de klok overeenkomt met de werkelijkheid, gaat het ook om true belief. We
spreken hier echter niet van kennis, omdat het juist hebben van de tijd nog
steeds op het toeval berust.
- Bij het oplossen van dit probleem is het de kunst om niet met een te brede
definitie te komen, maar tegelijk een soortgelijke weerlegging te voorkomen. Het
is te overwegen dit te doen door ‘het vormen van true belief op de juiste manier’
, als criteria te stellen. Dan kom je echter wel weer op de discussie hoe vast te
stellen is of dit op de juiste manier gebeurd is (en wat überhaupt de juiste manier
is).
Hoofdstuk 4: the structure of knowledge
Justification
- Ook al concluderen we aan de hand van de Gettier casses dat justification niet
genoeg is, het is zeker wel een voorwaarde. Dit begrip uitleggen vormt echter een
obstakel.
Sommige uitspraken hebben geen justification nodig, zoals de aarde draait
om de zon. Het gaat dan om uitspraken waarbij justification de vorm
aanneemt van ‘dat is algemene kennis’.
Een ander probleem is dat elke justification eigenlijk zelf ook een justification
nodig heeft. De vraag is dan in hoeverre dit concept echt een fundament kan
vormen voor kennis.
Agrippa’s trilemma: drie manieren om met het probleem van justification om te
gaan.
1. “Our beliefs are unsupported.”
2. “Our beliefs are supported by an infinite chain of justification.”
3. “Our beliefs are supported by a circular chain of justification.”
- Infinitism: gaat uit van de tweede optie, dit is echter de minst populaire
oplossing.
- Coherentism: gaat uit van de derde optie, hierbij worden beliefs in een
web/chain van justification gevormd. Het is hierbij belangrijk dat dit tot stand
komt binnen de context van de tijd, daardoor is het de vraag of je op deze manier
tot (objectieve) kennis zou kunnen komen (Quine).
- Foundationalism: gaat uit van de eerste optie en is tevens de meest populaire
oplossing. Gaat ervan uit dat sommige uitspraken ‘self-justifying’ zijn en dus
unsupported. Deze unsupported beliefs vormen dan de basis voor andere beliefs.
Zoals: ‘ik denk dus ik ben’ (Descartes).
Hoofdstuk 5: rationality
Rationaliteit in relatie tot kennis (en justification)
Wil iets gelden als kennis, dan is het vereist dat het rationeel gaat. Een
uitspraak gebaseerd op gevoelens o.i.d. wordt niet als kennis gezien. Ook bij
justification ga je per definitie uit van rationaliteit (om deze justification te
vormen).
Het is wel belangrijk om het onderscheid tussen rationaliteit en justification te
behouden. Wanneer je naar buiten kijkt en een boom ziet, ben je vaak niet
bezig met een rationeel proces over hoe je dit idee hebt gevormd. Er is echter
wel sprake van justification, je ziet iets met eigen ogen.
Epistemic rationality: “A form of rationality that is aimed at the goal of true belief.”
- Rationaliteit kan gericht zijn op true belief, wanneer men tot de waarheid wil
komen, maar rationaliteit hoeft niet altijd gericht te zijn op de waarheid. Een