Cognitieve psychologie samenvatting
H1: Situering en overzicht
1.1 Situering van de cognitieve psychologie
Cognitieve psychologie = de wetenschappelijke studie van mentale processen zoals
waarneming, geheugen, aandacht, leren, denken en taal
Eind 19e eeuw werd psychologie erkend als zelfstandige wetenschappelijke discipline
Wilhelm Wundt wordt vader van de psychologie genoemd, hij richtte in 1879 het eerste
psychologische laboratorium op
3 perioden in psychologie: wijsgierige psychologie, gedragspsychologie en cognitieve
psychologie = invoer (behaviorisme/cognitieve psychologie) verwerking (wijsgierige en
cognitieve psychologie) uitvoer (behaviorisme/cognitieve psychologie)
Typische onderzoeksmethode was introspectie: systematische zelfwaarneming inzicht
verweren in het functioneren van de mens
Gedrag = reactie op een prikkel in de omgeving
Fysicalistisch reductionisme = fysische verschijnselen gebeurtenissen die zich hoogstens door
een andere graad van complexiteit te onderscheiden hogere wetenschappen dienen
gereduceerd te worden tot lagere wetenschappen behavioristische revolutie
1956: cognitieve revolutie: bestudeert perceptie, geheugen, aandacht, leren, denken en taal
Materialistische-mechanistisch mensbeeld = de mens wordt beschouwd als een puur
stoffelijk wezen waarbij alles verklaard kan worden in materiële termen
Mentalistisch mensbeeld = scherp onderscheid tussen lichaam en geest A beïnvloedt B
maar ook andersom
1.2 Overzicht van het vakgebied
Basisdisciplines van de psychologie ->
Biologische psychologie: gedrag = erfelijk en wordt bepaald
door zenuwen en hormonen
Ontwikkelingspsychologie: gedrag in verschillende levensfasen
Cognitieve psychologie: psychische functies en processen bestaat uit waarneming,
aandacht, bewustzijn, geheugen, intelligentie, leren, denken en taal
Persoonlijkheidspsychologie: mens als individu, hun persoonlijkheid
Sociale psychologie: gedrag van mensen in relatie tot anderen en hun omgeving
Methodenleer: onderzoeksmethoden van empirisch wetenschappelijk onderzoek en
de valstrikken waarin een onderzoek verward kan raken
Verwante wetenschappen:
Filosofie: studie van het zijn, van de fundamentele problemen van het bestaan
Antropologie: bestudeert mens in zijn totaliteit, nadruk ligt op cultuur
Computerwetenschap: theoretische en praktische studie van computersystemen
Linguïstiek: natuurlijke talen en omvat studie van grammatica/betekenisleer
1.3 Toepassing: pseudopsychologie
Mensenkennis = gebaseerd op toevallige en persoonlijke omstandigheden mist
betrouwbaarheid
Parapsychologie = studie van de paranormale verschijnselen
, Klinische neuropsychologie samenvatting
H2: De neuropsychologische praktijk
2.2 Het neuropsychologisch onderzoek
Diagnostische cyclus bestaat uit 4 stappen: klachtenanalyse (anamnese en
heteroamnese), probleemanalyse (testonderzoek), diagnosestelling (conclusie) en
indicatiestelling (kijken naar behandeling) bij elke stap wordt een hypothese
geformuleerd
Verwijzing en vraagstelling: iemand wordt altijd doorgewezen voor een
neuropsychologisch onderzoek, dit is het begin vraagstelling moet duidelijk zijn
Anamnese = intakegesprek belangrijke eerste indruk van cognitieve vermogens en
gedrag van de patiënt
Heteroamnese = verzamelen van gegevens via anderen dan de patiënt zelf
(subjectief)
Observatie = waarnemingen die tijdens de amnese, testonderzoek en buiten
onderzoeksruimte worden verzameld belangrijk is om te kijken hoe een testscore
tot stand is gekomen
Test en vragenlijsten: vaste testbatterij = vooraf bepaalde set van tests die voor elke
patiënt hetzelfde is
Interpretatie: alle hiervoor genoemde gegevens worden samen gevoegd moeten
verschillende afwegingen worden gemaakt: zijn de testresultaten betrouwbaar/
valide en geeft het wel het onderzochte goed weer, waar is het afkappunt, aandacht
voor kwalitatieve aspecten, score moet worden bezien door observaties
Rapportage: mondeling en schriftelijke berichtgeving over de bevindingen tijdens het
onderzoek
2.3 Betrouwbaarheid en validiteit
Betrouwbaarheid = de nauwkeurigheid van een instrument, geeft weer in hoeverre de
resultaten met een test hetzelfde zijn als deze op een ander moment of door iemand anders
werd afgenomen (test-hertestbetrouwbaarheid)
Validiteit = geldigheid van een test, meet de test het goede? bestaat uit:
Face validity = mate waarin een test op het eerste gezicht lijkt te meten wat hij hoort
te meten
Inhoudsvaliditeit = de vraag of een test representatief is voor het onderwerp dat
gemeten wordt
Constructvaliditeit/begripsvaliditeit = verwijst naar de mate waarin het resultaat van
een test ook werkelijk een indicatie is van de cognitieve functie waarover je een
uitspraak wilt doen
Ecologische validiteit = de mate waarin een test voorspelt hoe een patiënt
functioneert in zijn/haar omgeving
Stoorfactor = een element dat een testprestatie beïnvloedt maar dat niet binnen de
meetpretentie van een test valt onderpresteren/suboptimaal presteren = patiënt
presteert slechter dan waar hij/zij feitelijk toe in staat is als hij zich normaal zou inzetten
dit staat een juiste diagnose in de weg
, 2.4 Neuropsychologische behandeling
Bij een neuropsychologische behandeling wordt er aandacht besteed aan cognitieve
stoornissen en emotionele en gedragsmatige stoornissen als gevolg van hersenletsel
2.5 Werkveld
Ziekenhuis: taak is het verrichten van neuropsychologische diagnostiek
Revalidatiecentrum: richt zich op neuropsychologische stoornissen die een
belemmering kunnen vormen voor behandeling en stelt restcapaciteiten vast die
kunnen worden gebruikt in een behandeling
Geestelijke gezondheidszorg (ggz): het gedrag van een patiënt verklaren vanuit een
neuropsychiatrisch model acute zorg en chronische zorg, en er wordt poliklinisch
(patiënt woont thuis en voor behandeling naar instelling komt) gewerkt
Verzorgings- of verpleeghuid of begeleide woonvorm: somatische afdelingen
(lichamelijke problemen) en psychogeriatrische afdelingen (cognitieve stoornissen)
Forensische instelling: het vinden van verklaringen voor onaanvaardbaar gedrag of
mogelijkheden voor behandelingen
2.6 Positie en professionele ontwikkeling
Neuropsycholoog is geen beschermende titel 2 jarige master postdoctorale
beroepsopleiding tot gezondheidspsycholoog volg dan heb je wel een beschermende titel
H4: Beeldvorming van de hersenen
4.1 Ontwikkeling van het beeldvormend onderzoek door de tijd
Ramon y Cajal ontdekt in 1889 dat hersencellen onafhankelijke eenheden vormen die met
elkaar communiceren
Pneumo-encefalografie = invasieve techniek waarbij hersenvocht wordt verwijderd en
vervangen door lucht in de ventrikelruimtes in de hersenen te pijnlijk werd vervangen
door echo-encefalografie = geluidsgolven werden door de schedel heen verzonden en echo’s
daarvan worden opgevangen
Computer axial tomography (CAT) of computertomografie (CT) = anatomische beelden van
hersenen snel beschikbaar door Cormack en Hounsfield
Hersenen in beeld brengen door radioactieve deeltjes in te bouwen in moleculen door
singlephotonemissiecomputertomografie (SPECT) en positronemissietomografie (PET)
worden deeltjes gelokaliseerd en als plaatje afgebeeld
Magnetic resonance imaging (MRI) (door Mansfield en Lauter) = meten verandering in
bloeddoorstroming fMRI ontstond
Magneto-encefalografie (MEG) = maakt gebruik van magnetische velden die worden
geproduceerd tijdens neurale activiteit
Event-related optical signal (EROS) = wordt gebruik gemaakt van een infrarood licht aan de
hand van optische fibers om hersenactiviteit te meten
Ultrasound = maakt gebruik van geluidsgolven kan ook toegepast worden bij prenataal
hersenonderzoek
4.2 Structurele beeldvorming
Beeldvorming = acquisitie van de data en beeldverwerking = image processing van de data
CT-scan: maakt veel foto’s van verschillende posities worden samengevoegd en kan er in
detail worden gekeken op elke plek in het hoofd ook het bot is goed in beeld te brengen