SAMENVATTING SPSS
,Julia Galenkamp, student HRM hogeschool Utrecht SPSS
training 1: Het maken van een databestand in SPSS
Nominaal niveau (geen hoger/lager meer/minder onderscheid te maken)
Kenmerken zich door het feit dat het categorieën zijn die willekeurig gerangschikt
kunnen worden. (vb. kleuren, geslacht, namen, meubelen, gehuwd, godsdienst)
Ordinaal niveau (hoog/laag onderscheid is mogelijk)
Laten zich ordenen. (vb. beoordelingen, rangen in leger, aankomst in een
schaatswedstrijd)
Interval niveau (het verschil tussen 2 en 5 is kleiner dan dat tussen 1 en 6)
Kenmerken zich doordat er rekenkundige operaties mee kunnen worden
uitgevoerd. (vb. giro- of banksaldo, graden Celsius, jaartallen) De schaal loopt in
theorie van min oneindig naar plus oneindig.
Ratio niveau vast nulpunt
Kenmerken zich eveneens doordat er rekenkundige operaties kunnen worden
uitgevoerd, maar dat deze niet negatief kunnen zijn. Er is met andere woorden
een absoluut nulpunt. (vb. gewicht, leeftijd)
Het SPSS databestand
Bij het maken van een nieuw databestand in SPSS klik je – na het openen van het
programma – eerst op Type in data.
Vervolgens klik je op de tab Variable view om het ‘geraamte’ van je bestand op
te maken.
Je moet hier aangeven hoe je hoofdvariabelen (de vragen uit je vragenlijst) eruit
zien wat betreft: Name, Type, Width, Decimals, Label, Values, Missing, Columns,
Align, Measure en Role.
2
, SPSS training 2: Hercoderen en bewerken van data
Opschonen van de dataset
Voordat je je hypothesen gaat toetsen is het aan te raden eerst je dataset in SPSS
op te schonen, indien nodig.
Veel data die via digitale vragenlijsten zijn verzameld hebben minder
ontbrekende waarden (‘missing values’) dan ‘hard-copy’ ingevulde lijsten, maar
toch is het handig om eerst te kijken hoe je respondenten op de vragen scoren.
Soms zijn er respondenten die een enquête niet geloofwaardig invullen…
oplossing verwijderen….
Dit opschonen van de dataset start je door te letten op uitschieters (‘outliers’);
deze zijn via frequentie-verdelingen te achterhalen.
Overige bruikbare informatie die iets zegt over de noodzaak tot de opschoning
van de antwoorden zijn: de gemiddelde score (Mean) modus en mediaan,
standaard deviatie (SD), en het bereik aan antwoorden (range), kwartielen, en
grafieken (histogrammen/ boxplots).
Centrum- en spreidingsmaten
Het rekenkundig gemiddelde (centrummaat) de som van een aantal
getallen gedeeld door het aantal getallen. Wordt mean genoemd in SPSS.
Modus het getal dat het meest voorkomt.
Mediaan het middelste getal in de waarnemingen als je die getallen op
volgorde zet.
De standaarddeviatie (SD) een spreidingsmaat voor de spreiding van de
getallen rondom het gemiddelde.
De range (spreidingsmaat) de hoogste waarde minus de laagste waarde in
3