Algemeen schrijfwijzer
Inleiding: context + probleemstelling + waarom relevant wat is er bekend over het onderwerp
wordt besproken specifieke vraagstelling (PICO = Patient/problem, intervention,
co-intervention/comparsion, outcome)
Methode: in het kort op welke wijze het onderzoek is gedaan. Gekozen methode wordt
beargumenteerd.
1. Literatuuronderzoek: bronnen + databanken, zoektermen, in- en exclusie citeria en wat er
gedan is met de artikelen die gevonden zijn.
2. Praktijk onderzoek: onderwerpdesign, deelnemers, hoe is er gemeten, validiteit en
betrouwbaarheid, onderzoeksprotocol, hoe de data geanalyseerd zijn (welke variabelen, hoe
verwerkt, met wat is er vergeleken, welke beschrijvende en/of toetsende statistiek is er
toegepast?
De resultaten: beknopt beschreven wat er is gevonden. Analyse van de data is weergegeven.
Discussie en conclusie: interpretatie van de resultaten, vergelijken met voorgaande onderzoeken,
inhoudelijke verklaring van de resultaten gekoppeld aan de literatuur, beschrijving van de sterke en
zwakke punten, suggesties voor volgend onderzoek, consequenties voor de praktijk.
Er wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag die logisch voortkomt uit de discussie, ook
worden er concrete aanbevelingen gedaan voor in de praktijk.
Parafraseren en citeren = voorkomt plagiaat.
1. Parafraseren is het in eigen woorden zetten van de tekst + de bron toevoegen.
2. Citeren: het hele citaat wordt tussen aanhalingstekens geplaatst, soms worden niet relevante
stukken test vervangen door 3 puntjes (…), echter mag de tekst dan nooit van betekenis
veranderen, namen van de auteur en jaartal worden vermeld en bovendien wordt direct na
het citaat ook het paginanummer weergegeven.
Bronvermelding - APA (American Psychological Association)
Auteurs:
- 2 auteurs = (naam & naam + jaartal)
- Bij 3 of meer auteurs wordt er bij de eerste vermelding in de test alle auteurs genoemd en
daarna (naam eerste auteur ‘et al’ + jaartal)
- Bij 6 auteurs wordt alleen de eerste vermeld en de rest aangeduid met ‘et al’
- Voorvoegsels van namen worden met hoofdletters geschreven (bijv. De Kort of Van Haren)
Afkortingen stichting:
- Soms wordt ook naar een stichting verwezen (bijvoorbeeld CBS, KNGF, RIVM). Net als voor
alle andere afkortingen die in de tekst gebruikt worden, wordt een afkorting de eerste keer
dat deze wordt toegepast uitgelegd. Een voorbeeld: Volgens de richtlijn chronische
rugklachten van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie [KNGF] (2008)...
Website verwijzen:
- Verwijzen naar een website gaat op de volgende manier: tussen haakjes de website met het
bijbehorende jaartal. Een voorbeeld: In de folder over röntgendiagnostiek van het Koningin
Wilhelmina Fonds (KWF) kankerbestrijding (2009) blijkt dat...(www.kwfkankerbestrijding.nl).
Mondelingen bron:
- Ook een verwijzing naar een mondelinge bron wordt opgenomen in de lopende tekst (maar
niet in de referentielijst). Dit doe je bijvoorbeeld op een van de volgende manieren: …
(Voornaam/Initiale Achternaam, persoonlijke communicatie, datum)
Volgens Voornaam/Initialen Achternaam kan dit mogelijk verklaard worden door...
(persoonlijke communicatie, datum)
,Bronnenlijst APA:
- Alle bronnen in alfabetische volgorde
- Meer dan 6 auteurs dan ‘et al’
- Opmaak van een artikel: Achternaam, A. A., Achternaam, B. B, & Achternaam, C. C. (jaar).
Titel van artikel. Titel van tijdschrift, volumenummer (issuenummer), eerste pagina-laatste
pagina.
- Opmaak van een boek: Achternaam, A. A. (jaar). Titel. Plaats: uitgever.
- Opmaak van een internet publicatie: naam van auteur of stichting of instituut (jaar). Titel
van het document. Datum wanneer informatie gekregen is. Volledige URL.
Indien datum niet bekend dan z.j. of z.d.
Bronvermelding - Vancouver
- Cijfer in de tekst + in chronologische volgorde van bronnen. Meerdere bronnen achter 1
stukje dan bijv. (2,3)
- Opmaak van een artikel: [Achternaam AA, Achternaam BB]. [Titel van het artikel]. [Naam
van het tijdschrift (officiele afkorting)] [Publicatiejaar]. [Volume nummer] [(issue nummer)]:
[Beginpagina]-[Eindpagina].
- Opmaak van een boek: [Achternaam AA, Achternaam BB]. [Titel van het boek]. [Uitgave].
[plaats van uitgave]: [uitgever]; [jaar].
OZM Week 1
Onderzoeksvraag:
- Welke kennis wil je echt graag verkrijgen in vraag vorm
- Een onderzoeksvraag is dan een specifieke verwoording van de behoefte aan (nieuwe) kennis
en inzichten
- In vergelijking met een probleemstelling is een onderzoeksvraag specifieker en
gedetailleerder
Let op: soms is een onderzoeksvraag te vervangen door een doel. Bijv. ‘Het doel van deze studie is
het in kaart brengen van…’ of ‘het doel is om inzicht te krijgen in…’
Betrouwbaarheid heeft te maken met reproduceerbaarheid en precisie
Valide = meet je wat je wilt meten?
OZM Week 2
Kwalitatief = beschrijving van beleving, ervaringen, verwachtingen van proefpersonen.
Kwantitatief = uitkomsten makkelijk uit te drukken in cijfers.
, Kwalitatief observationeel onderzoek
Geen interventie: uitkomstmaat wordt niet beïnvloed.
Verschillende vormen:
1. Cross sectioneel onderzoek
2. Cohort onderzoek
3. Case-control studie (patiënt-controle onderzoek)
4. Diagnostisch onderzoek
Case-control onderzoek – een vorm van kwantitatief onderzoek
Er wordt uitgegaan van de ziekte/aandoening zelf, er wordt retroperspectief (terug in de tijd) naar de
risicofactoren gekeken. Bijv. mensen die al lijden aan een longkanker. Die ga je vergelijken met
mensen zonder longkanker. Je gaat terug in de tijd kijken of ze aan hetzelfde blootgesteld zijn
(dezelfde determinant die je wilt onderzoeken).
Voordelen:
- Zeldzame aandoeningen
- Meerdere factoren in relatie tot probleem
- Goedkoop en relatief snel uit te voeren
Nadeel:
- Geen causaal verband
- Proefpersonen herinneren risicofactoren beter (recall bias)
- Gevoelig voor bias als controles niet goed geselecteerd worden
Cross sectioneel onderzoek – vorm van kwantitatief onderzoek (ook wel correlationeel onderzoek)
Verbanden leggen: risicofactor en uitkomst gemeten op 1 moment in de tijd (analytisch onderzoek)
OF beschrijven van een huidige situatie (alleen uitkomst wordt gemeten, er worden geen groepen
vergeleken beschrijvend onderzoek)
Voordelen:
- Goedkoop en relatief snel uit te voeren
- Meerdere factoren in relatie tot probleem
Nadeel:
- Geen causaal verband
- Ongeschikt voor zeldzame aandoeningen
Cohort onderzoek – een vorm van kwantitatief onderzoek
Meest nauwkeurige observationele onderzoeksdesign
Er wordt uitgegaan van de risicofactor. De patiëntengroep wordt over een langere tijd gevolgd. zodat
ze het verloop bij kunnen houden. Prospectief VS retrospectief.
Voordelen:
- Je hebt een tijdlijn m.b.t. de relatie risicofactor – probleem
- Meerdere factoren in relatie tot probleem
Nadeel:
- Ongeschikt voor zeldzame ziekten
- Tijdrovend en duur
- Eventueel verlies van proefpersonen uit follow up
- Eventueel ontbrekende gegevens