Samenvatting Sociale Psychologie Fontys TP (TP1CSOPSY)
Alle verplichte leesstof is in de samenvatting verwerkt. De termen die je moet kennen voor het tentamen zijn
geel gemarkeerd en de tekst is overzichtelijk gemaakt door de uitlijning.
Heel veel succes!
[Foto door Daniel Xavier]
___________________________
Inhoudsopgave
Week 1: Inleiding en Het zelf deel 1 2
Week 1 Het Zelf (deel 2) 9
Week 2: Waarneming van anderen 12
Week 3: Groepsgedrag deel 1 21
Week 4: Groepsgedrag deel 2 en Conformisme 25
Week 5: Attitudes 30
Week 6: Leren (klassiek en operant conditioneren; cognitief en sociaal leren) 40
Samenvatting is gebaseerd op:
- Vonk, R. (2017). Sociale Psychologie (vierde druk). Amsterdam: Boom.
- Zimbardo, P. G., Johnson, R. L., & McCann, V. (2017). Psychologie, een inleiding (1ste editie). Pearson
Benelux B.V. (alleen week 7, Hoofdstuk 4)
1
,Week 1: Inleiding en Het zelf deel 1
H1 t/m 1.1.3 en H2 t/m 2.2.6 en vanaf H2.3 Vonk
Definitie van sociale psychologie is:
- de wetenschappelijke studie van (waarin objectieve observaties, systematisch onderzoek en
geavanceerde methoden en technieken om het denken, doen en voelen van mensen te doorgronden),
- de manier waarop de gedachten, gevoelens en gedragingen van mensen (naast het zichtbare gedrag zelf,
zijn ook de onzichtbare processen, zoals gevoelens en gedachten, die weer van invloed zijn op gedrag, van
belang voor sociaal psychologen),
- worden beïnvloed door (invloed is de bedoelde maar ook juist vaak onbedoelde invloed/het effect van
anderen op iemand),
- werkelijke of voorgestelde aanwezigheid van andere mensen (mensen hoeven niet aanwezig te zijn om
ons te beïnvloeden; we denken vaak wat anderen vinden, laten ons beïnvloeden door reclames die we
eerder hebben gezien of de norm in de maatschappij).
Mensen zijn sociale dieren; kuddedieren. We hebben onze steeds groeiende hersencapaciteit nodig om de
informatie over mensen op te slaan. Het lijkt alsof we in westerse samenlevingen autonomie en
individualisme erg belangrijk vinden, maar ook hier is invloed van andere mensen sterk aanwezig. Op het
gebied van houding, eten, drinken, kleding, muziek, woordkeus, mimiek, oordelen, etc.
Waarom zijn wij kuddedieren? > Voordat beschavingen zoals ze er nu zijn bestonden, leefden mensen in
groepen in de natuur. Ze moesten aan eten komen door te jagen en verzamelen. Het eten werd gedeeld
(het kon immers niet bewaard worden) en als het op was in het gebied, trokken ze verder. ‘Alleen’ leven
kon niet; sowieso voor voortplanten had je een ander nodig en om aan verschillend voedsel te komen ook.
Hier komt de need to belong vandaan. Die behoefte heeft overlevingswaarde en is vaak niet bewust, maar
wel sterk aanwezig.
Conformisme is de neiging ons aan te passen aan anderen. Emotionele besmetting zorgt ervoor dat we
emoties van elkaar overnemen (zoals enthousiast zijn bij een voetbalwedstrijd of een concert of lachen bij
een komedieserie of film). Door social tuning stemmen we gedrag en gevoelens op elkaar af, zoals
stemmingen, meningen en overtuigingen, snelheid (eten, lopen, praten), gewoontes, lichaamshouding,
beweging, mimiek.
Specifiek het overnemen van bewegingen en mimiek van iemand anders is het kameleon-effect. Gapen,
lachen, krabben, hoeveel een ander eet, synchroon lopen, schommelstoel, hoeveel (alcohol) drinken,
hoesten, wiebelen. Dit effect is sterker als mensen elkaar mogen/een stel zijn/bij dezelfde groep horen.
Door het imiteren van gedrag van anderen gaan we elkaar ook aardiger vinden. Dit is niet bewust, maar
een functie van het imiteren van gedrag.
Automatische imitatie is een kenmerk van alle sociale dieren. Ze lijken allemaal te beschikken over
spiegelneuronen/spiegelcellen die ervoor zorgen dat het zichtbare gedrag, activiteiten en ervaringen
worden gespiegeld in het eigen brein. Daardoor wordt het automatisch nagedaan, worden dezelfde
hersengebieden geactiveerd en vindt automatisch belichaming plaats; ons lichaam simuleert de ervaring
van de ander en lijkt het zelf te ervaren. Door het overnemen van bijvoorbeeld gezichtsuitdrukkingen als
iemand boos of blij kijkt, kun je de emotie beter herkennen. Dit mechanisme wordt als de basis gezien
voor empathie. Doordat ons brein de ander simuleert, kunnen we ervaren wat de ander meemaakt zonder
het daadwerkelijk zelf te ervaren. Het lijkt zo te zijn dat bij mensen met autisme deze spiegelcellen minder
goed werken en het hen daardoor veel meer moeite kost om gedrag van anderen te begrijpen. Ze moeten
er immers allerlei sociale regels voor uit het hoofd leren en kunnen het niet ‘vanzelf’ snappen.
Het automatisch imiteren en afstemmen is bevorderend voor groepsprocessen, zoals samenwerking.
Synchroon bewegen geeft een gevoel van sympathie, verbondenheid en het voelen als deel van een groep.
Omdat imitatie de band tussen mensen kan bevorderen, kan het ook gebruikt worden om mensen te
beïnvloeden.
2
,Het zelf is het geheel van processen, gedragingen, gedachten en gevoelens die samen uitmaken hoe mensen
hun eigen persoon ervaren.
De drie belangrijkste aspecten van het zelf zijn zelfkennis (de ideeën en gevoelens die mensen over
zichzelf hebben, hoeven niet te kloppen, bijvoorbeeld ‘ik ben grappig’), motieven (de behoefte om uit te
vinden wat voor persoon je bent en om positief over jezelf te denken) en interpersoonlijke aspecten (hoe
het zelf is verweven met het gedrag van mensen om je heen en hoe je jezelf presenteert aan anderen).
Zelfkennis. Doordat mensen de vraag ‘wie ben ik?’ kunnen beantwoorden, wordt aangetoond dat we een
splitsing kunnen maken tussen het ‘ik’ dat beschreven wordt en het ‘ik’ dat het denken en beschrijven
doet. Zonder zelfkennis zou je niet weten wat voor persoon je bent.
Om zelfkennis op te kunnen bouwen heb je een bepaalde mate van zelfbewustzijn nodig. Het
zelfbewustzijn is het verhaal dat we over onszelf vertellen. Dit is alleen mogelijk door sterk ontwikkelde
hersenen (bijvoorbeeld mensen, eksters, varkens, apen, dolfijnen). Heeft te maken met samenwerking,
bedrog en het tegengaan van bedrog.
Door zelfbewustzijn kunnen we onszelf observeren en tegelijkertijd degene zijn die geobserveerd wordt.
Bijvoorbeeld: jezelf hardop afvragen wat je leuk vindt om te doen en hier antwoord op proberen te geven.
Door publiek zelfbewustzijn bekijkt iemand zichzelf door de ogen van een denkbeeldig publiek; ‘wat denkt
de ander over mij?’, bijvoorbeeld tijdens een presentatie. Het privé zelfbewustzijn is juist gericht naar de
binnenkant; ‘wat voel ik? wat denk ik? wat betekent dat?’, bijvoorbeeld tijdens een date en een ander leren
kennen. De mate van zelfbewustzijn varieert per situatie. Bij een eerste date, sollicitatie, het zien van jezelf
in de spiegel of op camera is het zelfbewustzijn hoog, bij losgaan op muziek of tijdens goede seks juist
laag.
Door de zogenaamde ‘vlekkentest’ kan worden nagegaan of een wezen zelfbewustzijn heeft. Dan wordt een
stip op het gezicht aangebracht en word onderzocht hoe het wezen reageert als het zichzelf ziet in de
spiegel. Is het verbaast bij het zien van de vlek of wil het de vlek verwijderen? Dat is een teken van
zelfbewustzijn. Bij mensenkinderen is dit vanaf 1,5 - 2 jaar. Varkens, dolfijnen en olifanten zijn zich ook
bewust van zulke vlekken. Ook eksters, zeevogels (eigen geur herkenning), zangvogels (herkennen eigen
deuntje). Sommige vogels lijken hun eigen ervaringen te gebruiken om gedrag van soortgenoten te
voorspellen.
Functies van het zelfbewustzijn:
1) door je eigen reacties te observeren en aan te nemen dat soortgenoten net zo zijn zoals jij, kun je van
alles leren over je omgeving en je eigen gedrag erop aanpassen,
2) het gedrag afstemmen op sociale normen en het eigen gedrag en gevoelens vergelijken met het ought
self (het vinden hoe iemand zou moeten zijn) en het ideal self (hoe iemand zou willen zijn).
Door verhoogd zelfbewustzijn worden normen en waarden meer nageleefd (bijvoorbeeld niet spieken
tijdens een tentamen). Een verhoogd zelfbewustzijn kan ook nadelig zijn:
Nadeel 1: het kan tot slechtere prestaties leiden bij taken die iemand normaal automatisch uitvoert. Dit
kan verklaren waarom mensen soms slechter presteren onder druk; anderen verwachten meer, en men
kan bezwijken onder druk (zoals topvoetballers die een strafschop missen).
Nadeel 2: het kan leiden tot depressiviteit of angst. Door gedachten over in hoeverre je voldoet aan je
eigen of andermans verwachtingen - en niemand is perfect - kun je teleurgesteld, somber of bezorgd
worden. Het zou kunnen verklaren waarom bijvoorbeeld Amy Winehouse en andere beroemde mensen
alcohol- of drugsproblemen hebben; daarmee kunnen ze aan het (verhoogde) publieke bewustzijn
ontsnappen. Onderzoek bij studenten wijst uit dat publiek zelfbewustzijn is gelinkt aan alcoholmisbruik.
Alcohol kan de rol van vloeibare extraversie op zich nemen voor bijvoorbeeld verlegen adolescenten.
Mensen die chronisch een hoog zelfbewustzijn hebben en dus altijd veel over zichzelf nadenken, zijn vaker
depressief. Veel piekeren gaat vaak vooraf aan depressiviteit. Piekeren is ongezond: prestaties kunnen
verminderen, mensen zijn bezorgd, tobberig, laat men in cirkeltjes redeneren etc.
3
, Een gezonde vorm van over jezelf nadenken, een alternatief voor piekeren, is zelfreflectie; naar jezelf
kijken, jezelf accepteren en zonder oordelen. Geïnteresseerd en nieuwsgierig.
Mindfulness is een vorm van zelfreflectie. Dankzij mindfulness kunnen we in het hier-en-nu zijn met een
open houding. Daarmee kunnen we waarnemingen en gedachten observeren, zonder onszelf ermee te
identificeren. Door het niet identificeren met onze gedachten, kunnen we minder stress, piekeren,
eenzaamheid, depressie en pijnklachten ervaren.
Wat zijn de bronnen van onze zelfkennis? Hoe weten we dat we goed zijn in tekenen en grappig zijn?
Ieder mens heeft informatie over zichzelf die anderen niet hebben dankzij introspectie; het naar binnen
kunnen kijken. Vind je iets mooi, lelijk, lekker of vies, ben je het ergens mee eens of niet, etc. Dit is
redelijk betrouwbaar, maar niet helemaal. Doordat we informatie onbewust verwerken, kunnen we niet
altijd goed introspectie plegen. We doen vaak aannemelijke verklaringen voor ons gedrag of onze
drijfveren als we de echte verklaring niet weten, zoals ‘ik koos voor dit wasmiddel omdat het een leuke
verpakking heeft’ terwijl je daarvoor zojuist een reclame op tv hebt gezien. We weten daardoor niet altijd
onze ‘echte’ drijfveren, maar denken deze te weten.
Onderzoeker Wilson heeft bijgedragen aan onderzoek naar die aannemelijke verklaringen, en kwam in
later onderzoek tot de conclusie dat het cognitief efficiënt is dat we allerlei dingen doen zonder erover na
te denken. Als we over alles bewust zouden moeten nadenken (beslissingen, reacties, keuzes) zouden we
gek worden. Wilson spreekt over het adaptieve onbewuste, omdat het onbewuste dus heel nuttig is: het
doet heel veel denkwerk zonder dat we dat in de gaten hebben. De keerzijde is dat we onze eigen
drijfveren minder goed kennen dan we denken; we kennen het resultaat (zin hebben in een ijsthee), maar
niet het proces (waarom we nu zin hebben in die ijsthee). Omdat we het proces niet kennen gaan we
beweegredenen zelf bedenken. Introspectie kan wél leiden tot zelfkennis als we onszelf geen waarom-
vragen stellen (waarom vind ik schilderen leuk?), maar wat-vragen (wat vind ik leuk om te doen?).
Door zelfwaarneming kunnen we onszelf van de buitenkant (ten opzichte van de binnenkant bij
introspectie) observeren. Als we ons eigen gedrag en de context onbevooroordeeld kunnen observeren,
kunnen we onze daadwerkelijke drijfveren ontdekken (ik lees veel boeken (observatie van buitenaf) en
vind dus lezen leuk). Dankzij de zelfperceptietheorie of zelfwaarnemingstheorie leren mensen zichzelf
kennen door naar hun eigen gedrag te kijken en daar persoonlijkheidseigenschappen vanaf te leiden. Bij
de vraag ‘kook je graag?’ dus niet afgaan op je gevoel bij koken, maar door te kijken naar hoe vaak je zelf
kookt, of je vaak recepten uitzoekt en veel tijd in de keuken doorbrengt.
Iedereen heeft een enorme hoeveelheid zelfkennis; losse stukjes kennis. De zelfkennis moet georganiseerd
worden. Dit kan aan de hand van een zelf-schema; een hiërarchisch schema waar algemene kenmerken/
abstracte concepten of rollen in zijn verdeeld, met daaronder concrete voorbeelden of attributen.
Bijvoorbeeld:
Zelf = extravert, onafhankelijk, sociaal, betrouwbaar en sportief (abstracte concepten)
Concrete voorbeelden = degene die feestjes organiseert, makkelijk alleen kan zijn, op andere afstapt, altijd
afspraken nakomt en 3 x per week gaat fitnessen.
Zelf-schema’s kunnen naar verloop van tijd veranderen. Als iets eenmaal in het zelf-schema staat is het
moeilijk om er vanaf te komen. Ook kunnen zelf-schema’s elkaar tegenspreken (bijvoorbeeld bij mensen
met twee culturele identiteiten die zich met allebei de culturen identificeren).
Het totaal van zelf-schema’s is het zelf-concept. De manier waarop de zelf-schema’s zijn georganiseerd
binnen het zelfconcept, wordt zelf-complexiteit genoemd. Als iemand veel aparte zelf-schema’s heeft (als
gezellig teamgenoot bij voetbal, als liefdevolle partner, als succesvolle student) dan hebben negatieve
ervaringen (zoals het halen van een onvoldoende) minder impact omdat bepaalde zelf-schema’s zijn
afgeschermd; die worden niet geschaad. Ook kan een simpele zelf-complexiteit bijdragen aan welzijn,
omdat positieve ervaringen (het halen van een 10) zich kunnen uitstrekken over het hele zelf.
4