DE PENATRALE EN BABYFASE
Fysieke ontwikkeling: kijken naar de invloed van he lichaam op ons gedrag. Focus ligt op de hersenen,
het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en slaap.
Cognitieve ontwikkeling: kijken hoe het gedrag van mensen wordt beïnvloed door groei en
veranderingen in hun intellectuele vermogens. Ook houden zij zich bezig met leren, geheugen,
probleemoplossing en intelligentie.
Sociale ontwikkeling: kijken naar de manier waarop de interacties van mensen en hun sociale relaties
in de loop van hun leven groeien, veranderen en stabiel blijven. Dus het kijken naar ontwikkeling en
verandering van sociale relaties en interacties met anderen.
Persoonlijkheidsontwikkeling: kijken naar de duurzame eigenschappen die de ene persoon van de
ander onderscheid.
De prenatale periode de periode van conceptie tot geboorte
De baby- en peuterfase van geboorte tot 3 jaar
De kleutertijd van 3 tot 6 jaar
De schooltijd van 6 tot 12 jaar
De adolescentie van 12 tot 20 jaar
Continue verandering: geleidelijke ontwikkeling waarbij prestaties op een niveaus voortvloeien uit de
vorige niveaus. ( VLOEIENDE LIJN)
Discontinue verandering: ontwikkeling ik aparte stappen of stadia. Elk stadia levert gedrag op die
kwalitatief anders is dan in de andere stadia. ( TRAPSGEWIJS)
Kritieke periode: een belangrijke periode in de ontwikkeling waar bepaalde gebeurtenissen grote
gevolgen kan hebben. aanwezigheid van bepaalde soorten omgevingsstimuli noodzakelijk is voor een
normale ontwikkeling, of wanneer blootstelling een bepaalde stimuli abnormale ontwikkeling tot gevolg
heeft.
Het voorbeeld van de prinses, oogafwijking door rodehond aan begin zwangerschap, in weer
30 gekregen, geen oogafwijking gehad. Rodehond in de 11 week kan voor blindheid, doofheid,
hartafwijkingen of hersenbeschadigingen leiden.
Plasticiteit: de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur veranderlijk is.
Er hoeft geen blijvende schade te zijn wanneer kinderen sociale ervaringen missen.
Gevoelige periode: meestal vroeg in de levensjaren (0 tot 6). Ze zijn erg gevoelig voor
omgevingsinvloeden die betrekking hebben op ontwikkeling. Deze consequenties zijn niet altijd
permanent. Dit hoort onder plasticiteit.
!! Kritieke periode is onomkeerbaar, gevoelige periode is te veranderen !!
Levensloopmodel: de nadruk ligt op groei en verandering in de loop van het leven en op verandering
tussen verschillende perioden.
1
,Focus op specifieke periode: de kindertijd en de adolescentie zijn nadrukkelijk de belangrijkste
periode.
Nature en nurture: nature is de nadruk op erfelijke eigenschappen en vermogen, nurture is de nadruk
op invloed van omgeving op iemand ontwikkeling.
Maturatie: de genetische en geërfde invloeden zin aan het werk terwijl we ons ontwikkelingen van het
moment van conceptie naar een volgroeid mens.
LICHAMELIJKE ONTWIKKELING
Teratogeen effect: het is een omgevingsfactor zoals een drug, een chemische stof, een virus of een
andere factor die leidt tot een geboorte afwijking. Placenta moet de teratogene stoffen tegenhouden,
dit wordt niet altijd helemaal gedaan. De teratogene stof kan de ene periode geen invloed hebben en in
een andere periode grote consequenties hebben. het foetus wordt aan een aantal teratogene stoffen
blootgesteld.
- Voedingspatroon van moeder
- Leeftijd van de moeder
- Prenatale begeleiding van de moeder
- Gezondheid van de moeder
- Drugs- of medicijngebruik
- Alcohol, tabak, cafeïne
- Stress
- Infecties, ziekte of verwoning.
Organen die gevoelig zijn voor teratogene stoffen:
Goede voering en omgeving zorgt voor verminderde kans op teratogene stoffen binnen te krijgen.
Medicatie: het gebruik van medicatie zoals aspirine kan bij de foetus leiden tot bloedingen.
Softenon tegen ochtendmisselijkheid veroorzaakt in de eerste 3 maanden van de zwangerschap een
remmend effect op de groei van de ledematen. DES werd voorgeschreven om miskramen te
voorkomen. Dochters hadden kans op baarmoederhalskanker, vaginale kanker en moeite met zwanger
worden. zonen kregen grotere kans op vruchtbaarheidsproblemen.
2
, Drugs: marihuana kan de zuurstoftoevoer naar de foetus belemmeren. Tot gevolg van snel
geïrriteerde, snel afgeleide en nerveuze kinderen. Cocaïne gebruik vernauwd de bloedvaten, grotere
kans op overleiden.
Apgar-score: het standaard meetsysteem waarmee de gezondheid van een pasgeboren baby kan
worden bepaald aan de hand van verschillende factoren.
op 5 fundamentele eigenschappen: huidskleur, hartslag, reflexen, spierspanning en
gezondheid. Bij een lage score kan er gewezen worden op problemen of geboorteafwijkingen die al
aanwezig waren of tijdens de geboorte ontstonden. Hersenbeschadiging komt door zuurstoftekort:
anoxia. Dit is bij een paar minuten aan zuurstoftekort.
Grove en fijne motoriek: de eerste functie is ademhalen, eerst gebeurde dat door de navelstreng, nu is
een baby verplicht zelfstandig te ademen. Daarna komen de reflexen.
Grove motorische ontwikkeling
VAARDIGHEID 25% 90% GEMIDDELD
Hoofd oprichten 2 weken 4 maanden 6 weken
(liggend op buik)
Zitten met steun 3 weken 3 maanden 6 weken
(hoofd stil)
Borst omhoog 3 weken 5 maanden 2 maanden
(buikligging)
Omrollen (van buik 3 weken 5 maanden 2 maanden
naar rug)
Omrollen ( van rug 2 maanden 7 maanden 4,5 maand
naar buik)
Zitten zonder steun 5 maanden 9 maanden 7 maanden
Overeind trekken (tot 5 maanden 13 maanden 8 maanden
staan)
Kruipen 5 maanden 11 maanden 7 maanden
Stevig los staan 9 maanden 16 maanden 11 maanden
Goed zelf lopen 9 maanden 17 maanden 12 maanden
Springen (op de 17 maanden 30 maanden 23,5 maand
plaats)
3
, Reflexen: niet-aangeleerde, onvrijwillige responsen die automatisch optreden in aanwezigheid van
bepaalde stimuli. Sommige reflexen zijn al in de buik geoefend (paar maanden).
De zuig en slik reflex: stellen een baby in staat om direct voedsel tot zich te nemen.
Zoekreflex: de baby draait in de richting van een stimulatiebron (lichte aanraking) in de buurt
van de mond. Dit lijd de baby naar een potentiële voedselbron zoals een tepel.
Hoesten, niezen en knipperen: reflexen die de baby helpen stimuli te vermijden die vervelend
of gevaarlijk kunnen zijn.
Spijtvertering: begint te werken, eerste ontlasting is groen, zwarte substantie door meconium.
dit zijn de overblijfselen van de tijd als foetus.
Zintuigen:
Zien: ze hebben oog voor dingen met de meeste informatie binnen hun gezichtsveld. Zoals
objecten met een scherp contrast vormen met hun omgeving. Ze kunnen omvang van objecten
inschatten. Ze hunnen ook kleuren zien, rood, geel, groen en blauw, ze blijven langer kijken naar
groene en blauwe objecten.
Horen: ze regeren op bepaalde soorten geluiden. Schrikken van hard plotseling lawaai. Blijven
huilen als een andere baby huilt, maar stoppen als je een opname van zichzelf laten luisteren. Dit komt
doordat ze het geluid herkennen.
Aanraking: zijn ze al erg gevoelig voor stimuli zoals haren van een borstel, en luchtstootjes die
volwassenen niet voelen.
Reuk: ze gaan harder zuigen bij pepermunt geur. Pruilen hun lippen bij zure dingen. Tastzin,
reukzin, smaakzin, niet alleen aanwezig maar ook vrij ver ontwikkeld.
reflexen
4