Hoofdstuk 6 Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
6.1 Ontwikkeling
De problematiek die in de jeugd is ontstaan en voortduurt tot in de
volwassenheid wordt aangeduid als neurobiologische
ontwikkelingsstoornissen. Bepaalde factoren kan het leven van kinderen
jarenlang negatief beïnvloeden wat hen kwetsbaarder maakt voor
psychische moeilijkheden en voorspelt dikwijls problemen op latere
leeftijd.
6.2 Autismespectrumstoornis
Kenmerken
Het gaat om extreem in zichzelf gekeerde kinderen, gebeurtenissen in de
directe omgevingen lijken te ontgaan. De reactie op prikkels van buitenaf
zijn erg wisselend. Al vroeg reageren kinderen met ASS niet of nauwelijks
op de emoties of gedragingen van anderen. Veel mensen met ASS zijn
sterk gehecht aan bepaalde voorwerpen en informatie wordt traag
verwerkt, twee dingen tegelijk doen lukt nauwelijks.
Kenmerkend is een eigenaardige vorm van communiceren, waardoor
sociale interactie niet spontaan verloopt, ze praten meer tégen je dan mét
je. Ze hebben moeite om zichzelf in de ander te verplaatsen en vatten
grapjes of steekwoorden letterlijk op. Ze missen een sociale antenne
waardoor ze impliciete sociale codes slecht aanvoelen en de afstemming
op anderen ernstig wordt belemmerd.
Verder komen stereotype gedragingen voor: het steeds herhalen van
dezelfde doelloze bewegingen. Veel mensen met ASS hebben moeit over
,te schakelen op andere activiteiten en reageren heftig op kleine
veranderingen in de dagelijkse routine (rigiditeit).
Er werd vroeger verschillend onderscheid gemaakt in de symptomen en
het tonen er van en dan viel je bijvoorbeeld onder het begrip PPD-NOS
(pervasieve ontwikkelingsstoornis- niet anderszins omschreven) of het
syndroom van Asperger. Tegenwoordig worden deze begrippen vermeden
omdat dit zou leidden tot overdiagnostiek en nu is er alleen nog sprake
van ASS met specifieke criteria. Er zijn nu drie verschillende gradaties uit
voort gekomen: steun nodig, veel steun nodig en zeer veel steun
nodig. Volgens het DSM-5 doet dit meer recht aan de grote individuele
verschillen.
Verklaringen
Het feit dat autistisch gedrag zich al op jonge leeftijd manifesteert, wijst
op de rol van biologische factoren. Ook complicaties tijdens de
zwangerschap of bevalling, een laag geboortegewicht en vroegkinderlijke
infecties lijken de kans op ASS te verhogen.
Daarnaast lijkt er sprake van een verstoorde informatieverwerking die zich
op verschillende terreinen manifesteert:
- Gebrekkige integratie van informatie: Moeite nieuwe
zintuigelijke informatie te verwerken, het filteren van hoofd- en
bijzaken waardoor er geen geheel gecreëerd kan worden.
- Gebrekkig begrip vanuit de context: Moeite met het begrijpen
van sociale situaties vanuit intenties, behoeften en overtuigingen.
Dit wordt ook wel contextblindheid genoemd (het onvermogen om
gebeurtenissen vanuit een specifieke context te interpreteren) veel
is dus onvoorspelbaar voor hun.
- Gebrekkige executieve functies: Moeite met taken die beroep
doen op planning, probleemoplossing, flexibiliteit en werkgeheugen.
Behandelopties
Een effectieve behandeling bestaat niet. Gunstige omgevingsfactoren
kunnen wel het verloop van de stoornis beïnvloeden. Vooral met behulp
van cognitieve gedragstherapie kunnen nieuwe gedragingen worden
aangeleerd. Met bijvoorbeeld sociale vaardigheidstrainingen kan de
contact met anderen verbetert worden.
Verder kan therapie zich richten op het aanbieden van praktische
vaardigheden, stressmanagement en het bevorderen van een positief
zelfbeeld. Omdat de begeleiding van een kind met ASS veel van het gezin
vergt is dikwijls gezinsondersteuning nodig. Belangrijk is routine en
regelmaat, een voorspelbare gestructureerde omgeving met een vast
dagpatroon.
6.3 Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD)
Kenmerken
Overbeweeglijkheid en concentratieproblemen komen bij veel kinderen
voor, echte bij ADHD is dit duidelijk extreem. Ook hier zijn er problemen in
de executieve functies, plannen en organiseren zijn lastig en taken
,worden niet afgerond. Alles zit in de hoogste versnelling, hyperactief in
situaties die rust vereisen. Kinderen met deze stoornis zijn dikwijls
impulsief en doen voordat ze denken. Een groot deel is stressgevoelig,
heeft wisselende stemmingen, is prikkelbaar met soms woede-
uitbarstingen en heeft behoefte aan spanning en sensatie (‘thrillseekers’).
Hun impulsieve, luidruchtige en vaak agressieve gedrag vermoeilijkt
sociale relaties, wat een negatief zelfbeeld tot gevolg kan hebben.
Onoplettendheid, hyperactiviteit en impulsiviteit treden meestal
gezamenlijk op, als onoplettendheid heb beeld beheerst werd dit vroeger
ADD genoemd.
In de DSM-5 zijn er weer gradaties: mild, matig en ernstig, vaak zijn de
symptomen op latere leeftijd wat verandert, in plaats van hyperactief
gedrag komt dan meer onoplettendheid, het onvermogen tot organiseren
en een aanhoudend gevoel van rusteloosheid naar boven.
Verklaringen
Lange tijd is de oorzaak toegewezen aan een hersenbeschadiging, dit kon
echt maar bij een klein deel worden vastgesteld. Genetische
kwetsbaarheid is wel een factor en er zijn verschillende genetische
variaties gevonden die het risico op ADHD verhogen. Ook lijkt de werking
van de neurotransmitters dopamine en noradrenaline verstoord.
Daarnaast speelt stress, gebruik van tabak en alcohol door moeder tijdens
de zwangerschap, geboortcomplicaties en een laag geboortegewicht
vermoedelijk een rol.
Behandelopties
ADHD is niet te genezen maar wel kunnen de symptomen verminder
worden door middel van cognitieve gedragstherapie als medicatie.
Cognitieve gedragstherapie beloond het gewenste gedrag
systematisch, door kinderen eerst te laten denken en dan pas te laten
doen. Structuur is een belangrijke voorwaarde voor het slagen van
behandelingen, dit kan de zelfregulerend vermogen van cliënten
verbeteren. Voor kinderen met problemen in de omgang kan
socialevaardigheidstraining uitkomst bieden.
Medicatie wordt aangeraden bij ernstige vormen, methylfenidaat onder
het merk Ritalin wordt dan voorgeschreven. Deze vorm van amfetamine
behoort tot een stimulerend middel, het vergroot neurotransmitters als
dopamine en noradrenaline waardoor het prefrontale cortex beter
functioneert. Concentratieproblemen en impulsiviteit verminderen en de
remming van overactief gedrag neemt toe.
Een minder gebruikt middel tegen ADHD is atomoxetine die de
beschikbaarheid van neurotransmitter noradrenaline verhoogt.
Welk middel ook gekozen wordt moet langdurig worden ingenomen, want
na stoppen met het gebruik komen symptomen meestal snel terug.
Deskundigen raden steeds vaker aan om het gebruik van medicijnen uit te
stellen tot er bewezen is dat cognitieve gedragstherapie niet helpt.
, Prognose een stabiel gezin, het ontbreken van andere psychische
stoornissen en een behoorlijke intelligentie behoren tot beschermende
factoren.
6.4 Ticstoornissen
Kenmerken
Tics zijn onvrijwillige, abrupte, snelle, onregelmatige bewegingen of
verbale uitingen. Ze beginnen vaak tussen het vierde en achtste jaar en
treden per dag talloze malen in wisselende intensiteit op. Vaak doet zich
eerst een motorische tic voor, zoals het schudden met handen, knikken
van het hoofd, etc. Een tic verdwijnt meestal na een jaar en daar komt een
anderen voor in de plaats, sommige tics kunnen ook terugkeren. Na een
paar jaar kunnen sommige last krijgen van verbale tics: geluid maken,
vloeken of random woorden uitspreken.
Een ernstige vorm wordt syndroom van Gilles de la Tourette of
tourettesyndroom genoemd.
Mensen kunnen tics aanvoelen komen, maar niet lang onderdrukken. De
ervaren lijdensdruk wisselt per persoon, sommige hebben nauwelijks last
van hun tics terwijl andere er onder gebukt gaan. Bij een groot deel van de
cliënten verdwijnen de symptomen van het tourettesyndroom geheel of
gedeeltelijk in de late adolescentie.
Verklaringen
Volgens gedragstherapeutische benadering speelt operante conditionering
bij tics een rol, de tics verminderen namelijk de innerlijke spanning en
geven een gevoel van opluchting die de tics bekrachtigen. Maar ook
genetische en neurobiologische factoren spelen een rol, familieleden
hebben een hogere kans om de aandoening ook te krijgen. Hersenscans
laten een verminderde functie van bepaalde delen van de hersenen zien.
Antipsychotica onderdrukken de activiteit van neurotransmitters dopamine
waardoor de tics afnemen.
Tot factoren behoren complicaties rond de zwangerschap, een laag
geboortegewicht, middelen gebruik tijdens de zwangerschap of infecties
tijdens de kindertijd.
Veranderingen in de omgeving maar ook andere vormen van stress,
opwinding of vermoeidheid kunnen tics verergeren.
Behandelopties
Bij tourettesyndroom worden wel antipsychotica voorgesteld al is de
wetenschappelijke onderbouwing daarvan beperkt. Op basis van de
gedragstherapeutische benadering zijn verschillende andere
behandelopties voor ticstoornissen ontwikkeld:
- Training met habit reversal: iemand leert beter te signaleren
wanneer tics opkomen, daarop wordt een tegengestelde reactie
uitgekozen. Zo krijgt iemand meer controle over de tics en is na een
tijd de tegengestelde reactie ook niet meer nodig.
- Exposure met responspreventie: hierbij gaat iemand oefenen om
alle tics tegen te houden (responspreventie), waarbij aandacht