Samenvatting Engels
EIBO: Engels in het basisonderwijs. Interlanguage niveaus:
- A1/A2: basis niveau.
- B1/B2: onafhankelijk niveau.
- C1/C2: vaardig niveau.
Sensitieve periode voor kinderen om een taal te leren; eerste 7 jaar.
Voordelen engels in het basisonderwijs: goedkoper dan iemand extern te laten komen,
didacatiek, integratie tijdens lessen, leerling kennis.
> Nadelen: lastig implementeren, kost veel tijd.
Doel: communicatief engels.
- Kwalitatief aanbod
- Voorkennis gebruiken
- Situationeel aanbod
- Realistisch
- Aandacht voor alle vaardigheden
- Brede ondersteuning in veilige omgeving
> Vroeg tweetalig onderwijs (vvto): steeds meer in NL, beginnen bij de kleuters/basisschool
met (vv)tto.
- Voertaal in het Engels
- Veilig leerklimaat
- Leerkracht gebruikt engelse bronnen
- Internationaliseringsactiviteiten.
Minimum van 1 uur engels aanbod per week. 4 niveaus:
1. Kerndoelen (wettelijk vastgesteld).
a. Engels heeft geïntegreerde plek in het PO, longitudinale leerlijn van PO naar VO,
leraren worden opgeleid om engels te geven, lesmateriaal voor EIBO.
2. Landelijke standaard vvto
3. Groeiniveau
4. Tweetalig primair basisonderwijs
TTO is geschikt voor alle kids. Taalzwakke kinderen hebben altijd baat bij meer aandacht voor
taal, ook een vreemde taal. Differentiatie hierin is wel belangrijk.
Vaardigheden die nodig zijn om een taal te leren: cognitieve vaardigheden, sociale
vaardigheden, sensorische vaardigheden, fijne motorische vaardigheden.
, Risicofactoren: zwak IQ, hersenbeschadiging, contactstoornissen, neurologische
ontwikkelingen, lawaai, gebrekkig aanbod, auditieve problemen.
Engelse taal is weinig klankzuiver, wat het moeilijk maakt om correct te spellen →
hier geen nadruk op tot zeker groep 4.
Voordelen meertaligheid: creativiteit, probleemoplossend vermogen, codeswitching (switchen
naar een andere taal).
Protectieve factoren: Motivatie, tijd met moedertaalsprekers, sociale achtergrond.
Invloeden bij het leren van een 2e taal:
- Omstandigheden (onder welke omstandigheden wordt een taal geleerd?)
- Bijhouden van de taal (hoe consequent wordt een taal geoefend?)
- Taalverwantschap → verwantschap aan moedertaal (herkennen van woorden)
- Motivatie om een taal te leren (leuk vs stom)
- Noodzaak van het leren van een taal (verhuizen naar een nieuw land geeft hoge
noodzaak).
- Keuze in het leren van een taal/welke taal (verhoogt motivatie).
- Imago/status
- Eerdere ervaringen
- Aanleg
- Kwaliteit van aanbod
Lessencyclus
> Introductiefase → inputfase → oefenfase (pushed output) → transferfase (output).
Voorwaarden leren: zelfvertrouwen, nieuwsgierig, emotioneel vrij.
Fillers: woorden om te verhullen dat je iets niet weet; eh, ah, like, oh, well, okay, right etc.
Linking words: woorden die andere woorden met elkaar verbinden, even if, in case, whereas.
Te gebruiken om onbekende woorden evt te omschrijven.
Schijf van 5: Input → verwerking van de inhoud → verwerking van de vorm → pushed
output → strategieën.
● Input: rijk & uitgebreid, moeilijkheid net boven het actuele niveau (interlanguage +1).
Veel herhaling is belangrijk. De leerkracht moet de input in een opbouw aanbieden.
○ Doeltaal = voertaal
● Verwerking van de inhoud/vorm (betekenis geven aan het geleerde):
Inhoudsgericht: verwerking van de inhoud van woorden, bvb situatie uitspelen
die past bij de aangeleerde woorden; betekenis geven aan de woorden die je
hebt geleerd in een situatie. Hierbij is de vorm nog niet belangrijk.
Bijvoorbeeld het uitspelen van een bekende soap → je snapt wat de woorden
betekenen en doet hier iets mee.