Samenvatting Burgerlijk Procesrecht
Hoofdstuk 1: Inleiding
Nr. 1 t/m 9
1 Aard en functie van het burgerlijk procesrecht
Burgerlijk procesrecht: geheel van rechtsregels (spelregels) van het burgerlijk geding.
Burgerlijk proces: het voortgaan van een onzekere of betwiste tot een zekere en
onbetwistbare rechtstoestand door een aan regels onderworpen rechtsstrijd of geding,
gevoerd voor een orgaan dat tot beslissing in het geding bevoegd is.
2 Materieel en formeel privaatrecht
Je zou het burgerlijk procesrecht ook wel kunnen aanduiden als formeel privaatrecht, maar
toch heeft het burgerlijk procesrecht ook een materiële kant (bevoegdheden aan rechters,
procespartijen, advocaten en deurwaarders). Het burgerlijke recht wordt ook wel eens
aangeduid als materieel privaatrecht, terwijl dat ook vormvoorschriften bevat. Ook het
bewijsrecht, dat zowel materiële als formele regels kent, wordt gerekend tot het burgerlijk
procesrecht. Het biedt ook middelen tot verwezenlijking van de in het vonnis vastgestelde
rechten. Denk hierbij aan het executierecht faillissementsrecht.
De rechtspraak is in handen gelegd van de rechterlijke macht. De tenuitvoerlegging van
vonnissen en andere executoriale titels geschiedt door een ambtenaar, de
gerechtsdeurwaarder, zo nodig bijgestaan door ‘de sterke arm’ (politie).
Regels betreffende burgerlijk procesrecht:
a. De bevoegdheid van de rechterlijke macht in burgerlijke zaken;
b. De bevoegdheden van procespartijen, advocaten, deurwaarders, arbiters en getuigen
in burgerlijke zaken;
c. De wijze van procederen in burgerlijke zaken;
d. Het bewijs in burgerlijke zaken;
e. Vonnissen en beschikkingen en de rechtsmiddelen, die tegen rechterlijke
beslissingen kunnen worden aangewend;
f. De tenuitvoerlegging van vonnissen en andere executoriale titels;
g. Arbitrage.
3 Wetgeving, verdragen en EU-verordeningen
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering:
Boek I: de wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad;
Boek II: van de gerechtelijke tenuitvoerlegging van vonnissen, beschikkingen en authentieke
akten;
Boek III: van rechtspleging van onderscheiden aard;
Boek IV: arbitrage
4 Wetsontwerpen en wetten na 1838
Door partiële wijzigingen van het wetboek heeft de wetgever in de loop van de tijd tal van
verbeteringen aangebracht, waarvan de meest recente zijn: de invoering van de boeken 3, 5
en 6 nieuw BW, de inwerkingtreding van de ‘Wet organisatie en bestuur gerechten’ en de
‘Wet herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken en de ‘Wet herziening
gerechtelijke kaart’.
5 Hoofdbeginselen
Hoofdbeginselen van fundamentele aard:
1. Hoor en wederhoor (art. 19 Rv);
, Het recht van partijen om kennis te nemen van, en zich te kunnen uitlaten over, alle
gegevens en bescheiden die in het geding zijn gevracht en waarop de rechter zich baseert
bij het doen van uitspraak.
Art. 12 Ro: het is de rechter verboden kennis te nemen van mondelinge en schriftelijke
inlichtingen van een der partijen zonder de wederpartij de gelegenheid te geven zich
daarover uit te laten.
De rechter mag evenmin gebruikmaken van informatie die hij tot zich heeft genomen door te
‘googlen’, als hij partijen niet de gelegenheid heeft gegeven kennis te nemen van die
informatie en daarop desgewenst te reageren.
2. Onpartijdigheid van de rechter;
De rechter dient zonder vooringenomenheid en niet beïnvloed door druk van welke zijde ook
de behandeling van de zaak te leiden en daarin een beslissing te geven.
Art. 36-41 Rv: de rechter kan worden gewraakt zodra de onpartijdigheid in gevaar zou
kunnen komen. De rechter kan zichzelf ook verschonen.
3. Openbaarheid van behandeling en uitspraak (art. 121 GW, art. 4 en 5 Wet RO, art. 27
en 28 lid 1 Rv);
Achterliggende gedachte: partijen hebben het recht op mondelinge behandeling van de zaak
(art. 134 Rv).
Uitzonderingen hierop zijn opgenomen in art. 27 Rv gedeeltelijke/gehele behandeling
achter gesloten deuren:
a. In het belang van de openbare orde of de goede zeden;
b. In het belang van de veiligheid van de Staat;
c. Indien de belangen van minderjarigen of de eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer van partijen dit eisen, of;
d. Indien openbaarheid van het belang van een goede rechtspleging ernstig zou
schaden.
Art. 803 en 818 lid 6 Rv: zaken betreffende personen –en familierecht en in scheidingszaken
geschiedt behandeling achter gesloten deuren.
Art. 4 RO: in andere gevallen kan de rechter zo bepalen.
4. Motivering van de beslissing;
Art. 121 Rv: vonnissen moeten de gronden inhouden waarop zijn berusten (zie ook art. 30
Rv en art. 5 lid 1 RO).
Functies van motivering:
Het stelt partijen in staat te beslissen zich bij het vonnis neer te leggen dan wel een
rechtsmiddel daartegen in te stellen.
Het stelt de hogere rechter in staat om deze te beoordelen.
Motivering dient als waarborg voor deugdelijke rechtspraak.
Algemeen belang: zij dient de rechtsvorming en de rechtsontwikkeling en maakt deze
zichtbaar door beslissingen over rechtsvragen.
5. Partijautonomie;
Het initiatief tot het voeren van een proces gaat van de eisende partij uit; zij bepaalt welke
vordering zij aan het oordeel van de rechter onderwerpt en jegens wie zij haar aanspraak in
rechte geldend maakt. Partijen bepalen de grenzen van de rechtsstrijd, maar binnen dat
kader zijn zij verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar
waarheid aan te voeren (art. 21 Rv). Partijautonomie brengt enige beperkingen met zich mee
voor de rechter (art. 23 Rv). Hij onderzoekt en beslist de zaak op basis van hetgeen partijen
aan hun vordering, verzoek of verweer ten grondslag hebben gelegd, tenzij uit de wet anders
voortvloeit (art. 24 Rv). Feiten die in het proces zijn gesteld en niet zijn betwist, moeten door
de rechter als vaststaan worden beschouwd (art. 149 Rv). Bewijslevering is een taak van
partijen, maar de rechter kan wel een bewijsopdracht geven. In hoger beroep kunnen partijen
de procedure beperken tot bepaalde geschilpunten. De cassatierechter dient zich te bpealen
tot de in cassatie aangevoerde ‘middelen’ (art. 419 lid 1 Rv).