Inhoud
Relatieve bevoegdheid.......................................................................................................................6
Verweren.........................................................................................................................................11
Rechtsmiddelen....................................................................................................................................24
Verzet...............................................................................................................................................24
Incidenteel appel..........................................................................................................................29
Hoofdbeginselen van het burgerlijk procesrecht
Rechtspleging in burgerlijke zaken is in handen van de rechterlijke macht gelegd en de
tenuitvoerlegging van vonnissen en andere executoriale titels geschiedt door een ambtenaar, de
gerechtsdeurwaarder, zo nodig bijgestaan door de ‘sterke arm’ (politie). Van groot belang voor het
burgerlijk procesrecht is het EVRM welke rechtstreekse werking heeft, zodat niet alleen de staten
daardoor zijn gebonden, maar iedere burger verplichtingen en rechten aan het verdrag ontleent en
zich op de verdragsbepalingen kan beroepen (artikel 94 Grondwet).
1
,Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft vier boeken:
- Boek I: De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad;
- Boek II: Van de gerechtelijke tenuitvoerlegging van vonnissen, beschikkingen en authentieke
akten;
- Boek III: Van rechtspleging van onderscheiden aard;
- Boek IV: Arbitrage.
Hoofdbeginselen
De hoofdbeginselen zijn:
1. Hoor en wederhoor (artikel 6 EVRM en 19 Rv)
Partijen hebben in gelijke mate recht om de stukken in te zien en in gelijke mate recht om
door de rechter gehoord te worden.
2. Onpartijdigheid van de rechter (artikel 6 EVRM en 36 e.v. Rv)
De rechter mag niet vooringenomen zijn en moet onbevooroordeeld kijken naar een zaak.
Mocht een partij daar gerechtvaardigde twijfels over hebben, kan hij een rechter wraken. Als
de rechter zelf denkt dat hij niet onpartijdig naar een zaak kan kijken, bijvoorbeeld een zaak
van zijn schoonbroer, dan kan hij zichzelf wraken.
3. Openbaarheid van behandeling en uitspraak (artikel 121 Grondwet, 27 en 28 Rv en 4 en 5
RO)
Met dit beginsel wordt beoogd dat er een waarborg wordt gecreëerd voor onpartijdigheid
van de rechter. De rechter legt verantwoording af aan partijen en het publiek. Er zijn wel
uitzonderingen, bijvoorbeeld familierechterlijke kwesties waar kleine kinderen bij betrokken
zijn (artikel 27 RO). Je kunt als burger een afschrift van de uitspraak bij de griffie verzoeken.
Als het gaat om een uitspraak achter gesloten deuren, wordt enkel een anoniem afschrift
verstrekt.
4. Motivering van de beslissing (artikel 121 Grondwet, 5 RO en 30 Rv)
Als je als rechter de motivering moet opstellen, geef je je rekenschap van de redenen
waarom je een bepaalde beslissing gevormd hebt. Het vonnis moet de gronden waarop de
beslissing rust bevatten. Zonder deze gronden kunnen partijen ook niet tegen een beslissing
opkomen. Daarnaast is het voor een hogere rechter benodigd om een kijkje te krijgen in de
denkwijze van de lagere rechter.
5. Partijautonomie/lijdelijkheid van de rechter (artikel 21 en 149 Rv)
Het zijn de partijen die de rechtsstrijd bepalen. Zij bepalen of er geprocedeerd wordt en
waarover er geprocedeerd wordt. Het handelen van de rechter wordt begrensd door de
partijen.
Hoofdkenmerken
Naast hoofdbeginselen zijn er ook nog hoofdkenmerken:
- Onderzoek en beslissing in twee (feitelijke) instanties
In eerste aanleg ga je dan naar de rechtbank (onderdeel: kamer voor kantonzaken,
alleensprekende kantonrechter) en daarna kun je nog naar het gerechtshof in hoger beroep.
- Toezicht op de rechtspraak door middel van cassatie. Je kunt in een aantal gevallen nog in
cassatie (artikel 398 e.v. Rv). Je kunt daar niet meer procederen over de feiten.
- Verplichte procesvertegenwoordiging
In beginsel heb je altijd een procesvertegenwoordiger benodigd. Bij een kantonrechter mag
je echter in persoon procederen of je kiest een gemachtigde (bijv. een jurist, niet-zijnde
advocaat) (artikel 79 Rv). In kort geding mag ook de gedaagde in persoon procederen (artikel
255 jo 79 lid 2 Rv).
2
,De hoofdkenmerken zijn niet volstrekt onmisbaar, maar zijn wel van invloed op de aard en kwaliteit.
De rechtsvordering is het processuele middel om een vorderingsrecht of ander recht, dat iemand
jegens een ander heeft, aan het oordeel van de rechter te onderwerpen teneinde daarover een
vonnis te verkrijgen. In artikel 3:303 BW is opgenomen dat iemand zonder voldoende belang geen
rechtsvordering toekomt. Een rechtsvordering kan niet zelfstandig worden overgedragen (artikel
3:304 BW) maar kan wel zelfstandig tenietgaan, met name door bevrijdende verjaring (artikel 3:306-
3:325 BW). De verjaring heeft ‘zwakke werking’: alleen de rechtsvordering verjaart, niet het recht
waarvoor de rechtsvordering vóór de verjaring had kunnen worden ingesteld.
In EHRM 25 juni 1987, NJ 1990, 231 (Capuano/Italië) heeft klaagster Capuano een appartement met
terras aan zee gekocht in 1971. In het koopcontract werd overeengekomen dat een recht van overpad
over haar terras zou toekomen aan de verkoper; het terras vormde een secundaire toegangsweg tot
het strand. Tijdens renovatiewerkzaamheden week de verkoper zodanig af van het bouwplan dat
klaagsters terras de enige toegangsroute naar het strand werd. Capuano stelde een civiele actie in
tegen de verkoper en tegen de vier personen die de gerenoveerde appartementen van hem hadden
gekocht, tot verwijdering van het gebouwde. Op 10 januari 1977 verschenen gedaagden op de
voorbereidende zitting en het eindvonnis in eerste aanleg werd geregistreerd op 20 juli 1983. Tussen
de datum van de zitting en de registratie van het vonnis zaten meer dan 6,5 jaren. Capuano heeft een
klacht ingediend bij het EHRM. De Commissie was in 1985 unaniem van oordeel dat artikel 6 lid 1
EVRM (redelijke termijn) was geschonden. De vertraging werd onredelijk geacht (artikel 20 Rv) nu de
vertraging veroorzaakt werd door inefficiëntie van de rechterlijke instanties. Er moet gekeken worden
bij een redelijke termijn naar de complexiteit van de zaak, het gedrag van de verzoeker en het gedrag
van de rechterlijke instanties.
De diverse personen in het burgerlijk proces
De rechter
Om onpartijdig te kunnen rechtspreken moet de rechter onafhankelijk zijn van degene die hem
benoemt en van partijen en van welke invloed van buiten ook (artikel 6 EVRM). De leden van de
rechterlijke macht worden volgens artikel 117 lid 1 Grondwet voor het leven benoemd. Rechters
kunnen echter bij het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar worden ontslagen (artikel 46h lid 3
Wet rechtspositie rechterlijke macht). De tot de rechterlijke macht behorende gerechten zijn: de
rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad (artikel 2 RO). Met de invoering van de Wet
herziening gerechtelijke kaart per 1 januari 2013 zijn rechtbanken niet langer verplicht een sector
kanton aan te houden; zaken worden behandeld door de kantonrechter of door ‘een kamer voor
andere zaken dan kantonzaken’.
Advocaten
De advocaat is onafhankelijk en partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt (artikel
111 lid 2, 121, 278 en 343 Rv). De advocaat is in het algemeen niet verplicht desgevraagd
rechtsbijstand te verlenen. Wie niet of niet tijdig een advocaat bereid vindt zijn zaak te behandelen
kan de deken van de orde van advocaten in het arrondissement waar de zaak moet dienen verzoeken
een advocaat aan te wijzen. Advocaten leggen de in artikel 3 Advocatenwet vermelde eed of belofte
af, waarna zij op het landelijk tableau worden ingeschreven. De door advocaten in acht te nemen
gedragsregels zijn neergelegd in de ‘Gedragsregels advocatuur’. De tuchtrechtspraak is neergelegd in
de artikelen 46-60aa Advocatenwet.
De gerechtsdeurwaarder
Gerechtsdeurwaarders zijn openbare ambtenaren en worden bij koninklijk besluit genoemd. De
deurwaarder is verplicht in het gehele arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen op
verzoek ambtshandelingen te verrichten, behoudens enkele in de wet aangegeven uitzonderingen.
3
, De partijen
De partijen krijgen in verschillende fasen andere namen:
- De partijen in een dagvaardingsprocedure in eerste aanleg worden eiser en gedaagde
genoemd.
- In de appelprocedure (hoger beroep) onderscheidt men appellant en geïntimeerde.
- In de verzetprocedure opposant en geopposeerde.
- In de cassatieprocedure eiser tot cassatie en verweerder in cassatie.
Formele partij is degene op wiens naam als eiser of gedaagde het proces wordt gevoerd. Materiële
partij is het subject van de rechtsbetrekking waarover het geschil bestaat, bijvoorbeeld hij die een
huurovereenkomst is aangegaan. Een minderjarige kan wel materiële partij, maar geen formele partij
zijn.
Indien een procespartij overlijdt hangende het geding, verkrijgen de erfgenamen niet van rechtswege
de hoedanigheid van de procespartij. Staatverandering is een van de gronden voor schorsing van het
geding (artikel 225 Rv). Verandering van de persoonlijke staat van een partij doet zich onder meer
voor als die partij meerjarig wordt, onder curatele wordt gesteld of overlijdt. Bij gebreke van
schorsing wordt het geding in de instantie waarin het verkeert op naam van de oorspronkelijke partij
voortgezet. In dat geval kan de rechtsopvolger een belang hebben om als tussenkomende partij aan
het geding deel te nemen (artikel 217 Rv). Kan een rechtsopvolger een rechtsmiddel instellen tegen
een vonnis, gewezen ten name van zijn voorganger? Aan erfgenamen en rechtsverkrijgers van een
overledene is dit recht toegekend in artikel 341 en 403 Rv. Voor gevallen van rechtsopvolging anders
dan door overlijden heeft de Hoge Raad in 1973 beslist dat een redelijke wetstoepassing meebrengt
dat de cessionaris, aan wie gedurende appeltermijn het vorderingsrecht is gecedeerd, als partij in de
zin van artikel 332 Rv te beschouwen, zodat hij bevoegd is hoger beroep in te stellen. De Hoge Raad
heeft in 2013 geoordeeld betreffende het beoordelen of de aanduiding van een procespartij kan
worden gewijzigd nadat de procedure in een volgende instantie aanhangig is gemaakt, voortaan de
volgende regels gelden:
1. Een procedure in een volgende instantie dient in beginsel plaats te vinden tussen de partijen
uit de vorige instantie;
2. Indien een procedure in een volgende instantie aanhangig is gemaakt, kan een verschenen
partij wijziging verzoeken van haar aanduiding in de procedure op grond dat een vergissing is
begaan in die aanduiding of een partijwisseling heeft plaatsgevonden;
3. Het verzoek is toewijsbaar, tenzij de wederpartij stelt en bij betwisting aannemelijk maakt
dat zij daardoor onevenredig in haar belangen wordt geschaad (artikel 122 lid 1 Rv);
4. Indien de wederpartij niet in de door het rechtsmiddel ingeleide procedure is verschenen,
beveelt de rechter dat zij wordt opgeroepen teneinde zich over het verzoek tot wijziging uit
te laten.
Bij het instellen van rechtsmiddelen moet met de wijziging in de staat van eiser of gedaagde rekening
worden gehouden:
- Een beroep ingesteld door of tegen de wettelijke vertegenwoordiger van een tijdens of na de
vorige instantie meerderjarig geworden persoon wordt in beginsel niet-ontvankelijk
verklaard.
- Een beroep ingesteld ten name van of tegen een overleden partij is eveneens in beginsel
niet-ontvankelijk. Het beroep is wel ontvankelijk als de lasthebber van de partij of de
wederpartij van het overlijden of de verandering van staat niet op de hoogte is en
redelijkerwijs niet op de hoogte kan zijn.
Een rechtspersoon kan aan het rechtsverkeer deelnemen als een natuurlijk persoon en kan evenals
procespartij zijn. Het proces wordt gevoerd op naam van de rechtspersoon als eiser of gedaagde,
maar moet zich steeds laten vertegenwoordigen door zijn organen. Het bestuur vertegenwoordigt de
4