Samenvatting van I.A. Kapandji
Deel 1: de bovenste extremiteit
Schouder
De schouder is het meest beweeglijke gewricht van het gehele lichaam. De schouder heeft
drie vrijheidsgraden:
- Transversale as → geven anteflexie en retroflexie (sagittaal vlak)
- Sagittale as → geven abductie en adductie (frontaal vlak)
- Longitudinale as → geven exorotatie en endorotatie (transversaal vlak)
- Verticale as → geven horizontale abductie en adductie (transversaal vlak)
Het schoudergewricht is een kogelgewricht, met 8 verschillende bewegingen. Hieronder zie
je het aantal graden dat per beweging gemaakt kan worden. Deze graden worden berekend
vanuit de referentiestand: de stand waarbij de arm verticaal langs de romp hangt.
- Anteflexie → 180 - Retroflexie → 50
- Abductie → 180 * - Adductie → 0
- Exorotatie →80 - Endorotatie → 95
- Horizontale abductie →140 - Horizontale adductie → 30
*Vanuit het oogpunt van de werkingen van de spieren en de bewegingen in de gewrichten is
de abductie onder te scheiden in de volgende fases: abductie tot 60, tot 120, tot 180.
De schoudergordel bestaat uit twee schouderbladen (scapula) en twee sleutelbeenderen
(clavicula). De hoek tussen sleutelbeen en schouderblad is 60 (cleido-scapulaire hoek). De
hoek ligt in het transversale vlak.
De bewegingsmogelijkheden van de schoudergordel zijn:
1. Elevatie 2. Depressie
3. Protractie 4. Retractie
5. Mediorotatie 6. Laterorotatie
Retractie
Wordt bewerkstelligd door de volgende spieren: m. rhomboïdeus, m. trapezius (pars
transversa) en de m. latissimus dorsi.
Protractie
Wordt bewerkstelligd door de volgende spieren: m. pectoralis major, m. pectoralis minor en
de m. serratus anterior.
Voor sommige bewegingen die worden uitgevoerd met een gebogen elleboog, is
tegelijkertijd abductie en exorotatie nodig. Denk aan het kammen van haar en het
aantrekken van een jas.
De functionele stand van de arm is 45 in anteflexie en 60 in abductie, zonder endo of
exorotatie. In deze stand is er een evenwicht van de spieren rond het schoudergewricht.
Daarom wordt deze stand gebruikt bij het immobiliseren van breuken van de bovenarm.
1
, De zes bewegingen van de schoudergordel vinden samen plaats met de bewegingen in het
schoudergewricht (samenwerking). Bijvoorbeeld: abductie in het schoudergewricht is
laterorotatie in de schoudergordel en nog verder omhoog is elevatie. Deze samenwerking is:
humeroscapulair (ritme).
- Horizontale abductie: 60% schoudergewricht en 30% schoudergordel (verhouding
2:1).
- Naar buiten draaien van bovenarm is exorotatie in het schoudergewricht, maar ook
retractie in de schoudergordel.
Circumductie: combinatie van de mogelijke bewegingen van het
schoudergewricht om de drie assen. Als circumductie maximaal uitgevoerd wordt,
beschrijft de arm een onregelmatige kegel in de ruimte, de circumductiekegel.
Deze kegel is niet symmetrisch, maar onregelmatig. Dit komt, doordat de
maximale omvang van de verschillende bewegingen niet gelijk aan elkaar zijn.
De schoudergordel bestaat uit vijf gewrichten:
1. Art. Humeri
2. Art. Subdeltoïdeus
3. Art. Scapulathoracalis
4. Art. acromioclavicularis
5. Art. Sternoclavicularis
Art. Humeri
De art. humeri is het kop-kom gewricht van de schouder. Dit is een glenohumeraal gewricht.
Om het gewricht bevindt zich kraakbeen, het kapsel en peesweefsel. In de kom bevindt zich
het labrum glemoidale. Dit is een ring van vezelig kraakbeen, die de kom iets wijder en
dieper maakt (en dus boller). Dankzij het labrum blijft de kop van de bovenarm beter in de
kom van de schouder zitten.
De kop is omgeven door een kapsel. Binnen het kapsel bevindt zich de pees van de m.
biceps, die zich aan het labrum hecht. Doordat de pees van de m. biceps aan het labrum
vastzit, gaat een schouderprobleem altijd gepaard met een biceps probleem. Het vocht dat
na een trauma ontstaat, gaat naar de m. biceps. Buiten het kapsel is de m. subscapularis
zichtbaar. Om het schoudergewricht liggen ligamenten die het kapsel versterken.
Door de schouder loopt de axillary nerve. Dit is een grote zenuw die zich in drie vertakkingen
deelt. Deze zenuw kan zorgen voor tintelingen in de arm. Veel mensen hebben een hoge
tonus in de nekspieren, waardoor de eerste rib omhoog wordt getrokken. Dit verstoort de
voeding van de arm. Dit zie je veel terug bij kapsters.
2