Politiek hoofdstuk 1 t/m 14
Nederlandse Politiek voor Dummies
Algemene begrippen
Parlement: eerste- en tweede kamer
,Regering: koning en de ministers
Een regering is een orgaan van de staatkundige organisatie, belast met de uitvoerende
macht voor een bepaald grondgebied. Met andere woorden: de regering heeft de
bevoegdheid om de wetgeving tot uitvoering te brengen binnen de grenzen van het
grondgebied waarover ze die bevoegdheid heeft.
Kabinet: Een kabinet is een bestuursorgaan van hooggeplaatste leden van een regering.
Vaak vormt het kabinet binnen deze regering de uitvoerende macht. In Nederland bestaat het
kabinet uit de ministers en staatssecretarissen.
Uitvoerende macht: koning en ministers
Wetgevende macht: regering en parlement
Rechterlijke macht: Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State
Fractievoorzitter: de leider van een fractie in een volksvertegenwoordiging
Informateur: Een informateur is iemand die in het kader van de kabinetsformatie na
de Tweede Kamerverkiezingen in Nederland in opdracht van de Tweede kamer de
mogelijkheden onderzoekt voor de vorming van een kabinet.
Formateur: Een formateur is iemand die in het kader van een kabinetsformatie een kabinet
vormt. In Nederland gebeurde dit traditioneel in opdracht van de koning der Nederlanden,
maar vanaf 2012 is dit recht in handen van de Tweede Kamer gekomen. Dit is vaak de
beoogde minister-president
Regering: hoogste orgaan van de staat, bestaand uit het staatshoofd en de ministers.
Kabinet: de Ministers en Staatssecretarissen die op een bepaald moment aan de macht zijn.
Ministerraad: het college dat de regeringsbesluiten neemt.
Uitvoerende macht: de regering
Wetgevende macht: het parlement
Rechterlijke macht: rechters
Vierde macht: ambtenaars
1.Wat is politiek en de grondwet? (hoofdstuk 1 en 8)
Belang van politiek en kenmerken van de Nederlandse staat
2
,Politiek
Er moet leiderschap zijn wil je een rustige orde hebben. In natuurtoestand (zonder gezag)
zou de samenleving chaos zijn.
Hoe je tegen de politiek aankijkt hangt af van je mensbeeld.
Positief: Mensen zijn van nature vreedzaam, dus staat hoeft niet streng op te treden.
Negatief: Mensen zijn niet vreedzaam dus staat moet hard optreden.
Politiek: wijze waarop bestuurd wordt.
Rechtsstaat: staat waarin ook de overheid aan regels gebonden is.
Wat een staat nodig heeft:
Grondgebied, met begrenzing
Bevolking
Gezag, soevereiniteit
Verschillende soorten staten:
Dictatuur (oligarchie) VS democratie
Nachtwakersstaat, verzorgingsstaat, totalitaire staat
Eenheidsstaat VS federale staat
(centraal bestuur VS verschillende deelstaten)
Republiek VS monarchie
Ideale bestuursvormen van filosofen:
Plato: filosoof koningen → alleen de echt goede mensen krijgen macht.
Ari: Zooïon Politikon → sociaal wezen, politiek is een zaak van ons allemaal.
Hobbes: Absolute heerschappij → oorlog van allen tegen allen, mens is een wolf.
Rousseau: directe democratie, volonté générale → gemeenschappelijke wil, iedereen mag
meedenken.
Maar hoe kom je daar uit?
Door Montesqieu’s theorie: Trias Politica (wetgevende → parlement, rechterlijke→ rechters,
uitvoerende macht→ regering)
Ontstaan democratie:
Oude Athene stadstaat→ alleen stemrecht als je man en burger was → volksvergaderingen
voor alle burgers→ volksvergadering had de beslissingsbevoegdheid, de raad niet.
Politieke systemen:
Monarchie (één koning aan de macht)
Republiek (land zonder koning)
Dictatuur (één of een paar mensen de macht, geen vrijheid van meningsuiting etc.)
Totalitair systeem (macht in handen van één partij, dus ook dictatuur)
Theocratie (niet wil van het volk, maar regels van geloof of wil van god)
Staatsvormen:
Eenheidsstaat (In heel het land zelfde regels. NL is een gedecentraliseerde
eenheidsstaat, gemeentes hebben toch nog inspraak)
Federale staat (samenwerkingsverbanden of federaties van meerdere deelstaten,
deelstaten die veel zelfstandig beleid mogen voeren, DU en BE)
Grondwet
3
, Om de wet te veranderen is er tweederde meerderheid in het parlement nodig. Alleen de 1e
en 2de kamer kunnen een wet ongeldig verklaren, wanneer deze in strijd is met de grondwet.
Algemeen kiesrecht in 1917.
Raad van State: hoogste adviesorgaan van de regering
Rechtsstaat: Niet alleen de burgers moeten zich aan regels houden, ook de overheid.
Ratificatie: instemming door het parlement in een internationaal verdrag
Constitutie: grondwet → omschrijven de belangrijkste staatsorganen en hun onderlinge
verhoudingen.
Grondrechten:
Klassieke grondrechten: regelen dat de overheid bepaalde dingen niet mag. →
iedereen die in NL leeft, worden gelijk behandelt etc.
Sociale grondrechten: regelen dat de overheid zich voor allerlei zaken moet
inspannen. → de overheid bevordert de werkgelegenheid.
Grondwet wijzigen:
1. 2de kamer neemt het voorstel aan met de helft + 1 (gewone meerderheid) = eerste
lezing
2. De 1e kamer neemt het voorstel aan met gewone meerderheid.
3. Verkiezingen voor 2de kamer, deze worden niet extra uitgeschreven, men wacht op de
eerst volgende verkiezingen.
4. De 2e kamer stemt opnieuw over het voorstel, nu met een tweederde meerderheid. =
tweede lezing
5. De 1e kamer stemt ook opnieuw, ook hier een tweederde van de leden.
1848: grondwet wijziging → koning minder macht, volksvertegenwoordiging meer.
Belangrijke punten:
Koning onschendbaar, ministers niet
Meer invloed voor het parlement
Rechtstreekse verkiezingen
Invoering van gemeenten en provincies
2.Het ontstaan van Nederland en het poldermodel (hoofdstuk 3 en 4)
Ontstaan van de Nederlandse staat
Het uiteenvallen van Karel de Grote zijn rijk → het heilig Roomse Rijk (962-1806)
De Nederlanden: 17 autonome gebieden
Middeleeuwen, versnipperde macht:
Lappendeken van rivaliserende graafschappen etc.
Feodalisme (leenheer en leenman)
Kerkelijk gezag: kloosters, abdijen.
Zelfstandige positie van de steden
Privileges voor adel en geestelijkheid (later ook burgerij)
15/16e eeuw: bourgondische/ Habsburgse vorsten → deze kregen steeds meer gebieden in
hun macht door overvallen, ervingen etc. (Filips de goede, Karel de stoute)
→ ontstaan eerste staatsinstelling:
Hofraad, ambtenarij
Adviesraden (o.a. raad van State)
4