§8.3: Democratisering
Kenmerkend aspect: Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds
meer mannen en vrouwen aan het politiek proces.
1815: In heel Europa zaten erfelijke vorsten op troon.
1915: In heel Europa, op Frankrijk na, nog steeds erfelijke vorsten op troon, maar overal was
macht koning afgenomen. Invloed volksvertegenwoordigers was gegroeid en kiesrecht was
uitgebreid.
Van conservatief tot liberaal
Nederland was door Napoleon (1750-1813) ingelijfd bij Frankrijk, maar kreeg van grote
mogendheden onafhankelijk terug. Nederland en België gingen samen op in het Koninkrijk
der Nederland;
- De prins van Oranje kwam op de troon als koning Willem I (autoritair, weinig ruimte voor
burgers). Hij werd in feite alleenheerser.
- Kwam grondwet en parlement, maar nauwelijks volksinvloed.
- Parlement had geen macht en werd niet gekozen, maar benoemd;
● Eerste kamer door koning
● Tweede Kamer door de provincies
Tot Belgische afscheiding in 1830 was er alleen in België oppositie. In Nederland deed
niemand moeilijk over macht Willem I. Toen bleek dat Nederland door zijn ongecontroleerde
uitgaven bijna bankroet was, kwam het liberalisme beetje tot leven. Uiteindelijk besloot
koning zelf liberale grondwet te laten maken; in 1848 werd zelfs in kalme Holland onrustig;
geschrokken koning liet Thorbecke nieuwe grondwet maken. Naar eigen zeggen was koning
‘in 24 uur van zeer conservatief zeer liberaal geworden.’ 1848 was hierdoor Revolutiejaar in
Europa.
Langzame kiesrechtuitbreiding
- Ondanks dat regering zonder steun kamerleden niet meer kon regeren, betekende dat nog
niet dat Nederland democratie werd.
- Thorbecke verbond het kiesrecht aan inkomen; alleen mannen die voldoende belasting
betaalden, mochten stemmen,hij wilde op die manier kiesrecht beperken tot burgers die
zelfstandig en verstandig konden oordelen; ‘het verlichte deel der natie’. Doordat alleen de
gegoede burgerij stemde, overheersten liberalen tientallen jaren in politiek.
- Hij meende dat zelfstandigheid afhankelijk was van bezit. Een grote groep mensen kon
zich beter niet met de politiek bemoeien; in Franse Revolutie was gebleken dat dat zou
leiden tot chaos en geweld. Daarom legde Thorbecke in grondwet een streng
censuskiesrecht vast (tot 1917); alleen mannen met bepaald inkomen mochten stemmen;
kiesrecht werd beperkt tot ruim 10% van volwassen mannen.
Democratisering
- Liberalen die politiek overheersten verwachtten dat het kiezerskorps door toenemende
welvaart en scholing vanzelf zou groeien. Maar democratisering kwam nauwelijks op gang;
- Va. 1870 begonnen socialisten en linkse liberalen kiesrechtuitbreiding te eisen.
16