Strafrechtspleging in de gedigitaliseerde samenleving
,Week 1-2 Digitalisering, criminaliteit en sociale controle
Hoofdstuk 1. Digitalisering en strafrecht: enkele achtergronden
Strafrechtspleging vraagt om het reguleren van gedrag. Er zijn verschillende mechanismen
voor gedragsregulering, zoals fysieke geleiding, chemische geleiding, psychotherapie
en sociale controle. Sociale controle is het door mensen toepassen van sancties met als
oogmerk gedrag van anderen in overeenstemming te houden of brengen met standaarden die
binnen hun groep worden voorgestaan. Sociale controle heeft twee basisvormen. Informele
controle en formele sociale controle.
Informele sociale controle krijgt vorm en inhoud door alledaagse activiteiten van gewone
mensen in hun alledaagse leefwereld. Van formele sociale controle is sprake indien deze
wordt uitgeoefend door mensen die op grond van regels die controle als speciale taak hebben.
Politiewerk is formele sociale controle bij uitstek.
De grens tussen informeel en formeel is niet scherp te trekken, het gaat eerder om twee
zuivere ideaaltypen. Het beste is om sociale controle te bestuderen vanuit in elk geval drie
invalshoeken: (1) Sociale controle door burgers onder elkaar binnen hun alledaagse
leefwereld (informele sociale controle) (2) sociale controle door burgers die zich hebben
georganiseerd vanuit ideële of commerciële intenties (belangengroepen, bedrijven), en (3)
sociale controle door de overheid met de politie in een speciale positie vanwege haar
opsporingstaken en -bevoegdheden (formele sociale controle).
Gedragsregels op internet zijn vaak expliciet vastgelegd, maar ook als gedragsregels
niet zo expliciet zijn vastgelegd, zijn ze wel degelijk te ontdekken als je oplet. Bij overtreding
van gedragsregels in cyberspace zijn allereerst sancties van andere internetters te verwachten:
informele sociale controle van mensen die elkaar laten merken wat hoort en wat niet, en wat
men dus dient te laten of juist doen. Internetters hebben hierbij verschillende mogelijkheden
om elkaars gedrag te sanctioneren. De online community’s ontwikkelden een controle- en
regulatiesysteem via een moderator om af te keuren gedrag aan te pakken.
Burgers produceren al doende sociale structuren op internet. Daarnaast hebben zij zich niet
zelden doelbewust georganiseerd, soms met de intentie om bij te dragen aan de sociale
controle in cyberspace, zoals particuliere meldpunten. Een stap verder gaan burgers die zich
organiseren als ‘civiele politie’ en opsporingsachtige activiteiten verrichten. Soms
ondernemen dergelijke groepen na hun ‘opsporing’ zelf actie anderen doen alleen
‘voorwerk’ voor de echte politie. Bijvoorbeeld aan het daglicht brengen van terroristische
activiteiten, fraude en kindermisbruik. Doelen van de civiele politiegroepen kunnen weleens
anders zijn dan die van de echte politie. Hiertegenover staat dat de civiele groepen in ruime
mate beschikken over tijd en toewijding en niet zelden ook over kennis, middelen en digitale
vaardigheden die de politie ontbeert.
Een belangrijk mechanisme in met name informele vormen van sociale controle is ‘shaming’
of ‘reputatiebeheer’. Wie zich heeft misdragen, wordt publiekelijk als onbetrouwbaar
afgeschilderd, zodat anderen met die reputatie rekening kunnen houden. Dit is misschien wel
een effectieve manier van sociale controle, maar er zijn wel grenzen aan deze methode. Ten
eerste is het maar de vraag hoe effectief zij is omdat iemand op internet eenvoudig een andere
identiteit kan aannemen. Ten tweede stelt het strafrecht grenzen aan deze methode omdat
gedragingen zoals belediging, laster en smaad nu eenmaal niet zijn toegelaten.
Banken grijpen preventief in door online financiële activiteiten van klanten te monitoren.
,Ook als op een persoon niet direct sociale controle wordt uitgeoefend, zal die zich in
de regel fatsoenlijk en gedisciplineerd gedragen. Waar komt die zelfdiscipline vandaan? Er
zijn ruwweg twee tegenovergestelde antwoorden op die vraag. In de ene benadering (Elias) is
de oorsprong van die zelfdiscipline gelegen in socialisatie en in de andere benadering
(Foucault) is de oorsprong van die zelfdiscipline gelegen in overheidstoezicht.
De Duitse socioloog Elias wijst erop da tmensen door de eeuwen heen hebben geleerd om hun
opwellingen beter te beheersen. Het complexer worden van de samenleving houdt in dat
mensen raken opgenomen in steeds gedifferentieerdere en verder reikende netwerken van
afhankelijkheidsverhoudingen. Ze moeten daarom steeds meer rekening houden met de
gevolgen van hun gedrag, direct om hen heen, verder weg en in de toekomst. Zelfdiscipline
ontstaat primair door socialisatie. Controle ‘van buiten af’ werkt ook regulerend maar dan
grotendeels doordat het op die innerlijke zelfregulering aansluit. Vooral door socialisatie en
zelfdiscipline zijn mensen in staat in een complexe samenleving orde te laten bestaan.
Voor de Franse filosoof Foucault is gedragsregulering primair een kwestie van disciplinering
die voortdurend van buiten af op mensen wordt uitgeoefend, in het bijzonder door de overheid
met haar politieapparaat. Disciplinering is in zijn benadering een sociale techniek voor het
effectueren van macht. Disciplinering als algemene methode bestaat er ten eerste uit dat
mensen een fysieke plaats krijgen, ze worden gelokaliseerd en ten opzichte van elkaar
gerangschikt. Ten tweede worden mensen uniek aangeduid, identificeerbaar
gemaakt. Ten derde worden de individuen geobserveerd om kennis over hen te vergaren,
welke bij voorkeur wordt vastgelegd in dossiers. Het uiteindelijke effect van de
disciplineringsmachinerie is dat degenen die de disciplinering ondergaan tot een staat van
zelfdwang worden gebracht, zodat het onnodig is nog daadwerkelijk dwang van buitenaf uit te
oefenen. Een eenmaal geïnstalleerde zelfdiscipline is niet zonder meer voldoende voor
effectieve gedragsregulering. Controle ‘van binnenuit’ en controle ‘van buitenaf’ kunnen
uiteindelijk niet zonder elkaar.
Het internet heeft geleid tot veranderingen in criminaliteit. Wat zegt de theorie over het effect
van digitalisering op de omvang van criminaliteit? Uit de criminologie kunnen we gebruik
maken van verschillende theorieën:
- De rationelekeuzetheorie: daarin gelden mensen als rationeel calculerende wezens. Zij
streven doelen na en wegen af op welke manier zij die kunnen bereiken. Als het doel eerder is
bereikt met criminele middelen en de kans op ontdekking is of lijkt niet groot, dan leidt een
rationele afweging tussen risico’s en te behalen voordelen tot een keuze voor criminaliteit.
Aangezien internet nieuwe mogelijkheden biedt voor criminele praktijken, aanvullend op de
al lang bestaande mogelijkheden, en aangezien mensen op internet minder vatbaar zijn voor
controle, of denken dat zij daarvoor minder vatbaar zijn, is volgens deze theorie te verwachten
dat zij eerder dan voorheen kiezen voor crimineel gedrag. Deze theorie voorspelt dus dat
cyberspace leidt tot een toename in criminaliteit. Als mensen menen dat zij anoniem zijn en
als zij menen dat er op hen geen toezicht wordt gehouden, dan gedragen zij zich vervolgens
alsof dat zo is.
- De routineactiviteitentheorie: Deze theorie heeft niet alleen daders maar ook slachtoffers
als uitgangspunt. Daarin wordt criminaliteit voorspeld door te zien welke alledaagse
routineactiviteiten iemands kans op slachtofferschap verhogen. Volgens de theorie ontstaat
criminaliteit vooral in situaties waarin tegelijk een gemotiveerde dader en een aantrekkelijk
doelwit aanwezig zijn, in combinatie met een geringe mate van toezicht. Wie bijvoorbeeld
veel uitgaat, heeft een grotere kans om in vervelende situaties te verzeilen, en dus om
, slachtoffer te worden, dan iemand die ’s avonds gewoontegetrouw thuisblijft. Volgens deze
theorie speelt verder het feit dat sociale controle in cyberspace minder eenvoudig is dan
offline de criminaliteit in de kaart.
- De controle- of bindingstheorie: essentie is dat mensen minder snel criminaliteit plegen
naarmate zij meer verbonden zijn en zich verbonden voelen met de samenleving waarin zij
verkeren. Op sociale netwerksites hebben mensen wel honderden vrienden, maar bij de
diepgang van deze vriendschappen kunnen vraagtekens worden gezet. Oude bindingen via
familie, vrienden, school, kerk, sportclubs en werk verdwijnen niet ineens, maar doordat
mensen nu een deel van hun tijd in de in sociaal opzicht vluchtige cyberspace verkeren,
worden hun sociale bindingen over het algemeen wel verdund daarmee minder sterk. Ook
volgens deze redenering kunnen we concluderen dat het ontstaan van cyberspace leidt tot
meer criminaliteit.
- De zelfcontroletheorie: gebrek aan zelfcontrole geldt als de belangrijkste verklaring voor
crimineel gedrag. De theorie zegt niet dat iemand met een lage zelfcontrole eerder tot het
plegen van een delict zal overgaan dan iemand met een hoge zelfcontrole. Als de
omstandigheden gunstiger worden voor het plegen van een delict, zullen mensen met een
lage zelfcontrole eerder de stap naar criminaliteit zetten dan mensen met een hoge
zelfcontrole. De mate van zelfcontrole waarover een individu beschikt, wordt volgens deze
benadering overwegend bepaald tijdens de opvoeding in het gezin (primaire socialisatie). Na
de primaire socialisatie blijft de mate van iemands zelfcontrole een vrij stabiele factor, deze
neemt niet meer wezenlijk toe of af. Geregeld is erop gewezen dat mensen zich online
ongeremder gedragen dan offline (online disinhibitie). Als de omgeving waarin mensen zich
begeven in minder remmingen voorziet terwijl die omgeving niet tegelijk het niveau van
zelfcontrole doet toenemen, zullen volgens de zelfcontroletheorie meer mensen crimineel
gedrag vertonen. Ook deze theorie voorspelt dus een toename van criminaliteit vanwege
digitalisering.
- De labelingstheorie: deviant gedrag is geen eigenstandig kenmerk van hoe een crimineel
zich gedraagt, maar het ontstaat doordat de dominante groep in de samenleving bepaald
gedrag als deviant gedrag aanmerkt en van het label ‘criminaliteit’ voorziet. Sinds het
ontstaan van internet zijn verschillende gedragingen die niet strafbaar waren onder het
strafrecht gebracht. Ook de labelingstheorie voorspelt dus een toename van criminaliteit
vanwege cyberspace.
- De civilisatietheorie: wanneer mensen raken opgenomen in fijnmaziger en verder reikende
netwerken van sociale betrekkingen zullen zij zich geremder gaan gedragen en hun driften
beter beheersen met het oog op toekomstige gevolgen van hun gedrag. Vanwege internet en
met name de social media raken mensen opgenomen in relatienetwerken met een omvang en
dichtheid die voorheen niet bestond. Zij moeten er dus rekening mee houden dat onbeheerst
gedrag zich tegen hen keert vanwege de doorwerking ervan in hun sociale netwerk. Of
hierdoor ook delicten achterwege blijven en zo ja hoeveel, is moeilijk te zeggen.
Digitalisering geeft burgers meer ruimte om zich normafwijkend te gedragen of leidt juist tot
een striktere (overheids)controle waarmee het gedrag van individuele burgers steeds
effectiever aan banden wordt gelegd. Technologie biedt mensen dan wel nieuwe
mogelijkheden, tegelijk werkt technologie dwingend omdat het de gebruiker voorschrijft hoe
te handelen en bovendien maakt diezelfde technologie een striktere sociale controle mogelijk.
Inderdaad gebruikt de politie internet, met name informatie uit social media, voor versterking