Toetsdoel 1 De Nederlandse taal bestaat uit 4 hoofdprincipes:
1) Fonologisch principe = voor welke spraakklank een aparte letter of
lettercombinatie. Woorden die alleen volgens het fonologisch principe
worden gespeld, noemen we klankzuiver (kat, huis, raam). Je schrijft de
worden precies zoals je ze hoort. Het fonologisch principe is het
basisprincipe van het Nederlands, kinderen moeten deze als eerste onder
de knie hebben.
2) Morfologische principe = kijken naar de vorm van woorden ipv klank. Je
kunt op twee manieren kijken naar hoe de vorm van woorden een rol
speelt in de Nederlandse spelling:
o Regel van gelijkvormigheid = voor elk morfeem dezelfde
lettercombinaties. (mond – monden / dorpsschooltje – dorpsplein)
o Regel van overeenkomst = elk woord volgens dezelfde
woordvormingsregels. (breedte – lengte / omarmd – omarmde)
Bij het leren van de spelling zijn de regels van de gelijkvormigheid en de
overeenkomst voor kinderen vaak een groot probleem.
3) Etymologisch principe = de herkomst van een woord is bepalend voor de
spelling. In het moderne Nederlands is het verschil in uitspraak
verdwenen, maar worden de worden wel anders geschreven (hij/hei). Ook
leenwoorden vallen onder dit principe, de spelling uit de taal van
herkomst wordt vaak overgenomen.
4) Syllabisch principe = de spelling van klankgroepen in een woord. Het
syllabische principe in onze spelling wil zeggen dat klankstukken of
syllaben bepalend zijn voor de spelling. Een klankstuk dat op een lange
klank eindigt wordt anders geschreven dan een klankstuk dat op een korte
klank eindigt. Binnen het syllabisch principe gelden er 2 regels:
o Verenkelingsregel = aan het eind van een klankgroep voor een
lange klank één letter. (ramen)
o Verdubbelingsregel = aan het eind van een klankgroep volgt na
een korte klank verdubbeling van de volgende medeklinker.
(koffer)
Toetsdoel 2 Je kunt bij het schrijven van een woord verschillend te werk gaan. De manieren die
een speller gebruikt om tot de juiste schrijfwijze van een woord te komen, noemen
we spellingstrategieën. Je hebt twee soorten: Directe en indirecte
spellingstrategieën. Je hebt het over een directe spellingsstrategie als het spellen
geautomatiseerd is. Je hebt een woord vaak genoeg geschreven en hoeft dus niet
meer na te denken over de regels, vergelijkingen te maken of bewust aan een
woordbeeld te denken. Deze strategie pas je vaak toe bij het schrijven van veel
voorkomende woorden. Als je een woord vaak genoeg schrijft dan wordt de
schrijfhandeling vanzelf ingeslepen. Als je bij het spellen van een woord een
bepaalde denkhandeling moet toepassen, gebruik je een indirecte
spellingsstrategie. Je hebt 5 indirecte spellingstrategieën:
1) Fonologische strategie (luisterwoorden) = doormiddel van het woord op
te splitsen in klanken of klankgroepen en daar de bijbehorende letters bij
te schrijven. Ook wel een auditieve spellingsstrategie. Binnen de
fonologische strategie wordt er nog een tweedeling gemaakt. De
elementaire spellinghandeling, het woord word geanalyseerd in
spraakklanken of fonemen (=spraakklanken die verschil in betekenis
veroorzaken sik – sok ). Of de klankclusterstrategie waarbij je het
, Samenvatting CNED4
woord analyseert in klankgroepen. Klankcluster (= alleen maar
medeklinkers; schr, sch, cht). Spellingpatronen (= alleen maar klinkers of
combinatie klinkers en medeklinkers; aai, ooi , eeuw)
2) Woordbeeldstrategie (weetwoorden) = gebruik je bij ou-klank en ij-klank.
Je moet weten welke au/ou of ij/ei je moet gebruiken.
3) Regelstrategie (regelwoorden) = als je bij het schrijven van een woord een
regel toepast. Een regel houdt in dat in een bepaalde situatie een klank of
een klankencombinatie afwijkend geschreven wordt. Bijvoorbeeld hoor je
een lange klank aan het einde van een klankgroep, dan schrijf je altijd
maar één letter. De regel strategie is voor kinderen lastig. Er wordt vaak
gebruik gemaakt van veelvoorkomende spellingregels zoals, de
verlengingsregel, de verenkelingsregel en de verdubbelingsregel.
4) Analogiestrategie (net-als-woorden) = het schrijven van een woord door
te vergelijken met een ander woord. Je gebruikt bij deze strategie kennis
die je al hebt. Bij de analogiestrategie maak je altijd een vergelijking. Of op
de overeenkomst in klankvorm of op de overeenkomst in betekenis.
5) hulpstrategie (ezelsbruggetjes) = het gebruik maken van zelfbedachte
geheugensteuntjes of hulpregels. Deze kunnen persoonlijk zijn of
aangeleerd zijn in het spellingonderwijs. Bijvoorbeeld een v of z kan nooit
aan het einde van een woord staan.
Bij het indelen van de leerstof bij het spellingonderwijs wordt er gebruik gemaakt
van spellingcategorieën. Een spellingcategorie is een groep woorden met dezelfde
spellingsmoeilijkheid. Er zijn verschillende indelingen in spellingcategorieën, elke
methode heeft zijn eigen indeling. Het werken met spellingcategorieën heeft
duidelijke voordelen. Je kunt gericht één spellingcategorie oefenen tijdens een les.
En je kunt de lesstof makkelijker indelen.
Toetsdoel 3 Een instructie principes zijn de verschillende vaste werkwijze die een leerkracht
hanteert om kinderen iets uit te leggen of aan te leren. Je hebt 3 instructie
principes:
1) inprenting = het vast leggen van de juiste schrijfwijze (woordbeeld) in het
hoofd van het kind (mentale lexicon). Het wordt vaak gebruikt in
combinatie met het etymologische principe.
buiten de spellingsles:
a. consequent en regelmatig aandacht besteden aan verschillende
identiteiten van woorden.
b. Veel laten lezen.
Wanneer inprenten:
a. De schrijfwijze van een woord is niet te beredeneren. (trouw/lauw, zei/zei.
b. Woorden met een vast woordbeeld (garage, plafond)
Nadelen:
Geen inzicht in principes van de Nederlandse spelling (ze leren woorden
uit het hoofd)
Geen goede strategie voor het aanleren van nieuwe woorden (duurt lang)
2) Analogieredenering = het laten zien van overeenkomsten in woorden
(net-als-woorden) en wordt vaak gebruikt in combinatie met het
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper annevgils. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,79. Je zit daarna nergens aan vast.