Bio Samenvattingen TW1
§1.1 Wat is Biologie?
Bij biologie bestudeer je organismen (levende wezens), deze vertonen levensverschijnselen:
voorplanten, groeien, stofwisseling (waarin enzymen een belangrijke rol spelen als katalysator)
ontwikkelen.
Levenscyclus = de kringloop van leven van een bepaalde soort
Levensloop = het leven van een individu
Oriëntatie niveaus: molecuul -> cel -> orgaan -> organisme -> populatie -> ecosysteem -> biosfeer
Emergente eigenschap = eigenschap die op een hoger oriëntatie niveau ontstaat.
§1.2 Organen, Weefsels en Cellen
Orgaanstelsel = bestaat uit een aantal organen die samen een bepaalde functie uitoefenen
Organen zijn opgebouwd uit weefsels (een groep cellen met dezelfde vorm en functie)
Dekweefsel: beschermen inwendige en uitwendige oppervlakken (rechthoekig en dicht tegen elkaar)
Spierweefsel: bestaat uit langgerekte cellen die kunnen samentrekken
Bindweefsel: geeft steun en vorm, verbind lichaamsdelen, vult ruimte tussen organen in
Zenuwweefsel: in organen van je zenuwweefsel (hersenen, zenuwen etc.) vormt een netwerk
Bij veel weefsels liggen cellen niet direct tegen elkaar aan, tussen de cellen zit tussencelstof
§1.3 Plantaardige en Dierlijke Cellen
De vacuole kan bij een plantaardige cel
kleurstoffen bevatten. Deze geven
kleur aan vruchten en bloemen
Plantaardige cellen kunnen plastiden
bevatten, deze kunnen verschillend
zijn: chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten (chloroplasten, ook wel bladgroenkorrels
bevatten de groene kleurstof chlorofyl)
Chromoplasten kunnen rode, oranje en gele kleurstoffen bevatten
Leukoplasten (bvb zetmeelkorrels) worden gebruikt om eiwitten, vetten of zetmeel in op te slaan.
, Intercellulaire ruimte: is ruimte die tussen plantaardige cellen zit als ze niet helemaal op elkaar
aansluiten, hier zit lucht of vocht tussen.
TEM: een transmissie elektronenmicroscoop, je ziet geen diepte want de elektronen gaan door het
object heen net als bij een licht microscoop.
SEM: een scanning elektronenmicroscoop, je ziet wel diepte want de elektronen worden weerkaatst
en weer opgevangen.
§1.4 Celorganellen
Celkern
Endoplasmatisch riticulum: netwerk van dubbele membranen, vast aan het kernmembraan. Deze
membranen samen vormen kanalen
Mrna is een kopie van een stukje DNA, dit gaat door de kernporiën naar buiten en wordt door
ribosomen in het Endoplasmatisch riticulum afgelezen en omgezet (eiwitsynthese) in een keten van
aminozuren (een ruw eiwit).
Hierna gaat het met blaasjes door
naar het golgisysteem waarbij het
ruw eiwit wordt afgemaakt en
wordt gevormd naar zijn
definitieve vorm.
Sommige van deze eiwitten blijven in de cel (bv lysosomen) en anderen worden door de cel
uitgescheden. De blaasjes versmelten dan met het celmembraan, en de eiwitten verlaten de cel.
Mitochondriën (zie rechts) = hier worden eiwitten, vetten en koolhydraten afgebroken en de
vrijgekomen energie wordt opgeslagen in ATP. Als er ergens in de cel energie nodig is, wordt die
vrijgemaakt uit de ATP.
Een bladgroenkorrel (chloroplast, zie links) zet lichtenergie om in glucose, en zo wordt er energie
gemaakt voor de cellen.