Literatuur
Werkcollege 1 -> hoofdstuk 1, hoofdstuk 2 paragraaf 4, 5 & 7.
1.1 Het verband tussen besturen en bestuursrecht
Er is niet één overheid. De overheid bestaat uit verschillende delen. Zo is er bijvoorbeeld de
gemeentelijke overheid, de provinciale overheid en de rijksoverheid. Het begrip overheid is ruimer
dan het begrip openbaar bestuur.
Het openbaar bestuur -> is dat deel van de overheid dat zich bezighoudt met besturen.
Nederland wordt bestuurd op verschillende niveaus. We kennen openbare besturen op gemeentelijk,
provinciaal en landelijk niveau. De openbare besturen kennen een bepaalde organisatiestructuur die
op alle niveaus terugkeert.
In de meeste gevallen is er een dagelijks bestuur dat gecontroleerd worden door een democratisch
gekozen orgaan dat eveneens deel uitmaakt van datzelfde openbaar bestuur.
Gemeentelijk niveau -> er is een college van burgemeester en wethouders, dit college is belast met
het dagelijks bestuur. Het college van burgemeester en wethouders wordt gecontroleerd door de
gemeenteraad. De gemeenteraad wordt eens in de vier jaar door inwoners van de desbetreffende
gemeente gekozen en vertegenwoordigt de inwoners van de gemeente.
Rijksniveau -> op rijksniveau vormt de regering het (dagelijks) bestuur. De regering bestaat uit de
koning en de ministers. Deze ministers worden door het (democratisch gekozen) parlement (eerste
en Tweede Kamer) gecontroleerd.
Waterschap niveau -> een waterschap houdt zich onder meer bezig met het onderhoud van dijken en
het beheren van beken en rivieren. Het bestuur van een waterschap bestaat uit: een algemeen
bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. De wet kent aan het algemeen bestuur de
bevoegdheid toe om verordeningen te maken die het nodig oordeelt voor de taken die aan het
waterschap zijn opgedragen.
Het openbaar bestuur moet het algemeen belang behartigen. De behartiging van het algemeen
belang moet dan ook altijd centraal staan bij de uitoefening van bestuurstaken. De wetgever heeft op
hoofdlijnen aangegeven waarop de behartiging van het algemeen belang gericht moet zijn.
1.2 Wat doet het openbaar bestuur ter behartiging van het algemeen belang?
De Nederlandse bestuursorganisatie -> alle verschillende bestuurslagen bij elkaar in Nederland. Deze
is complex, omdat er op verschillende niveaus wordt bestuurd: gemeentelijk, provinciaal en landelijk.
Het openbaar bestuur behartigt de belangen op verschillende manieren:
Het openbaar bestuur reguleert en stuurt met het oog op een bepaald algemeen belang
onder meer activiteiten van burgers. Bijvoorbeeld: wanneer het gemeentebestuur aan een
sportvereniging subsidie toekent, omdat het beoefenen van sport moet worden bevorderd
met het oog op de volksgezondheid.
Het openbaar bestuur verricht publieke taken. Dit zijn vaak taken die niet alleen aan burgers
overgelaten kunnen worden. Bijvoorbeeld: het aanleggen en onderhouden van wegen.
Feitelijke handelingen van het bestuur. Bijvoorbeeld: het uitrukken van de brandweer, het
repareren van de stoep, het inzamelen van huishoudelijk afval. Het gaat hier om handelingen
die in opdracht van het openbaar bestuur worden verricht.
Decentrale overheden -> gemeenten en provincies. Zij beschikken vaak over ruime en tamelijk open
bestuursbevoegdheden. Deze bestuursbevoegdheden kunnen worden verdeeld in twee soorten
bevoegdheden:
1. Autonome bestuursbevoegdheden
2. Bestuursbevoegdheden die op grond van medebewind worden uitgeoefend.
,Autonomie:
Bestuursbevoegdheden die verband houden met regeling en bestuur van de eigen
huishouding.
Bestuursbevoegdheden overgelaten aan (bijvoorbeeld) het gemeentebestuur om daar zelf
invulling aan te geven (art. 108 Gemw).
Medebewind
Aanwijzingen kunnen worden gegeven door een hoger bestuursorgaan om bijvoorbeeld een regeling
te treffen of besluit te nemen, deze mogelijkheid wordt geboden, bij of krachtens de wet.
Decentrale overheden werken verplicht mee aan de uitvoering van bijvoorbeeld een wet in formele
zin.
Denk bijvoorbeeld aan Jeugdwet, Wet maatschappelijke ondersteuning, Participatiewet, Wet werk
en bijstand.
Zie voor een voorbeeld van medebewind artikel 43a lid 2 en lid 3 van de Drank- en Horecawet.
1.4 Bevoegdheden van het openbaar bestuur en de eis van wetmatigheid van bestuur
Om de verschillende bestuurstaken en daarmee het algemeen belang goed te kunnen behartigen, zal
het bestuur ook tegen de wil van burgers moeten kunnen optreden. Daarvoor geeft de wetgever het
bestuur bevoegdheden die te vinden zijn in talrijke weten. Dit kunnen wetten in formele zin zijn die
worden gemaakt door de regering en de Staten-Generaal (de Tweede en de Eerste Kamer
gezamenlijk). Maar ook lagere algemeen verbindende voorschriften, zoals gemeentelijke
verordeningen (die door de gemeenteraad worden gemaakt). Deze lagere algemene verbindende
voorschriften noemen we wetten in materiële zin.
Bepaalde bevoegdheden van het bestuur:
De vergunningsbevoegdheid
De handhavingsbevoegdheid
Een vrijstelling of ontheffing verlenen
De subsidiebevoegdheid
Het beginsel van wetmatigheid van bestuur of het legaliteitsbeginsel -> het bestuur mag in beginsel
niet handelen tenzij de wetgever dit heeft toegestaan. Algemeen uitgangspunt is dat het bestuur, om
bestuurshandelingen te verrichten, over een op de wet gebaseerde bevoegdheid moet beschikken.
Doordat de wetgever bevoegdheden uitdrukkelijk moet toekennen én afbakenen, wordt de
uitoefening van deze bevoegdheden voor burgers tot op zekere hoogte voorspelbaar en
voorzienbaar. Bovendien kan een bestuursorgaan de bevoegdheid niet naar willekeur gebruiken
(vriendjespolitiek).
De wetgever bepaalt welke belangen mogen (en tevens moeten) worden behartigd. Als de wetgever
bevoegdheden aan het bestuur toekent, worden deze naar doel afgebakend. Zo wordt voorkomen
dat het bestuur zijn bevoegdheden voor van alles en nog wat zou kunnen gebruiken.
Bestuursbevoegdheden zijn dus niet 'multifunctioneel'. Zij dienen altijd een specifiek doel. Er wordt
dan gesproken over het specialiteitsbeginsel: het specialiteitsbeginsel houdt in dat iedere
bestuursbevoegdheid met een bepaald doel door de wetgever in het leven is geroepen. Dit doel is
het behartigen van een bepaald onderdeel van het algemeen belang.
Normering van bestuursbevoegdheid -> wordt bedoeld dat er in de wet inhoudelijke en procedurele
voorwaarden zijn opgenomen die het bestuur in acht moeten nemen.
,1.5 Bestuursbevoegdheid en andere publiekrechtelijke bevoegdheden zoals wetgeving en
rechtspraak
Elke bestuursbevoegdheid is een bepaald type publiekrechtelijke bevoegdheid. Het betreft een
publiekrechtelijke bevoegdheid die door een bestuursorgaan wordt uitgeoefend.
Publiekrechtelijke bevoegdheid is verdeeld over de drie staatsmachten: de wetgevende macht, de
uitvoerende macht (het bestuur) en de rechtsprekende macht -> trias politica.
Kenmerkend voor alle publiekrechtelijke bevoegdheden is dat deze per definitie alleen maar door
een overheidsorgaan uitgeoefend kunnen en mogen woorden.
1.6 Formeel en materieel bestuursrecht
Bestuursrecht -> het recht dat de relaties tussen het bestuur en burgers normeren.
Formeel bestuursrecht -> gaat over de procedures die door het bestuur moeten worden gevolgd bij
het nemen van besluiten, de vorm en inrichting van besluiten en de procedures die moeten worden
gevolgd bij het bieden van bestuursrechtelijke rechtsbescherming.
Materieel bestuursrecht -> heeft in hoofdzaak betrekking op de inhoud van besluiten.
Formeel bestuursrecht:
Kan worden verdeeld in het bestuursprocesrecht en het besluitvormingsrecht.
Onder formeel bestuursrecht wordt in eerste instantie verstaan het bestuursprocesrecht.
Het bestuursprocesrecht -> regelt de procedure bij de bestuursrechter. Het regelt verder de
procedures van bezwaar en administratief beroep. Dit zijn procedures die voorafgaan aan een
beroep op de bestuursrechter.
Het besluitvormingsrecht -> de procedurele regels over het tot stand komen van besluiten. Dit
besluitvormingsrecht is dus ook formeel van aard. Bijvoorbeeld: de regels over de termijnen
waarbinnen het bestuur op een aanvraag voor een vergunning moet beslissen (beslistermijn) en
regels over de manier waarop een genomen besluit bekend moet worden gemaakt.
Materieel bestuursrecht:
Het materiële bestuursrecht regelt de inhoudelijke verhouding tussen burger en bestuur door de
vaststelling van rechten en/of plichten van burger en bestuur. Tot het materiële bestuursrecht
rekenen we de wetten waarin bestuursbevoegdheden worden toegekend en genormeerd. Deze
wetten regelen de inhoudelijke kant van een besluit. Het materiële bestuursrecht is voor het
overgrote deel vastgelegd in bijzondere bestuurswetten.
Bijzonder bestuursrecht -> zij zien op de behartiging van een bepaald onderdeel van het algemeen
belang. Bijvoorbeeld: het economisch bestuursrecht, het socialezekerheidsrecht, jet belastingrecht,
het ruimtelijk bestuursrecht, milieurecht.
Algemeen bestuursrecht -> bestaat uit regels die voor alle delen van het bijzonder bestuursrecht
relevant zijn. Het gaat dan vooral om procedurele bepalingen.
2.4 Wetmatigheid van bestuur
Het bestuur moet overeenkomstig het geschreven en ongeschreven recht handelen als het publiek-
of privaatrechtelijke rechtshandelingen verricht en als er feitelijk wordt gehandeld. Een belangrijk
onderdeel van dit rechtmatigheidsbeginsel is de eis van wetmatigheid van bestuur
(wetmatigheidsbeginsel/staatsrechtelijk legaliteitsbeginsel). De eis van wetmatigheid van bestuur is
een van de centrale beginselen van het staats- en bestuursrecht. De eis van wetmatigheid van
bestuur houdt in dat bestuurshandelingen op een wettelijke grondslag moeten steunen. Daarnaast
brengt de eis van wetmatigheid van bestuur met zich mee dat het bestuur niet in strijd met de wet
mag handelen en dat de wetgever bevoegdheden van het bestuur duidelijk moet afbakenen en
, inhoudelijk moet begrenzen. Hier raakt het beginsel van wetmatigheid van bestuur het
specialiteitsbeginsel.
Belastende bestuursbevoegdheden -> bestuursbevoegdheden op grond waarvan het bestuur
eenzijdig verplichtingen kan opleggen aan burgers. Deze verplichtingen zullen in de regel de
handelingsvrijheid van de burger beïnvloeden en soms ook fundamentele rechten van de burger
aantasten (zoals het eigendomsrecht). Ook de uitoefening van belastende bestuursbevoegdheden
moet zijn gebaseerd op de wet.
Ook begunstigende bevoegdheden voor de burger (zoals het toekennen van subsidies) moeten zijn
gebaseerd op de wet.
Een belangrijke categorie 'belastende' bevoegdheden van het bestuur betreft namelijk de
bevoegdheden tot het uitvaardigen van algemeen verbindende voorschriften (avv) . Deze van
bestuursorganen afkomstige regels noemen we 'bestuurswetgeving'.
Als een bestuursorgaan gebruik maakt van een regelgevende bevoegdheid, resulteert dit zoals
gezegd in algemeen verbindende voorschriften. Avv's worden ook wel wetgeving in materiële zin
genoemd.
Wetgeving in materiële zin kom je onder meer tegen in wetten, in algemene maatregelen van
bestuur (AMvB's), in ministeriële verordeningen en in verordeningen van gemeenteraden
(gemeentelijke verordeningen).
Feitelijk handelen -> feitelijk handelen van een bestuursorgaan hoeft niet op een (specifieke)
wettelijke grondslag te steunen. Tenzij het feitelijk handelen van een bestuursorgaan een ingrijpende
'inbreuk' op de (grond- en mensen)rechten van burgers maakt. Hierbij heeft de rechtspraak dan wel
de legaliteitseis gesteld.
Privaatrechtelijk handelen -> als de overheid privaatrechtelijk handelt, handelt zij in beginsel net als
iedere burger. De normerende werking die uitgaat van de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, is in
dit soort gevallen voldoende. Daar komt nog bij dat de overheid, als zij privaatrechtelijk handelt, de
algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de grondrechten in acht moet nemen.
2.5 Het specialiteitsbeginsel
Het specialiteitsbeginsel -> werkt het beginsel van wetmatigheid van bestuur (staatsrechtelijk
legaliteitsbeginsel) verder uit. Het specialiteitsbeginsel houdt in dat een bestuursbevoegdheid alleen
mag worden worden uitgeoefend in overeenstemming met de doelstelling van de
bevoegdheidverlenende wet. Het bestuur moet bij het gebruik van zijn bevoegdheid de doelstelling
van de desbetreffende wet dus in acht nemen. Het specialiteitsbeginsel brengt ook met zich mee dat
het bestuur bij het nemen van een besluit naast de belangen van bijvoorbeeld de aanvrager van het
besluit in beginsel alleen die belangen mag meewegen die de bestuursrechtelijke wet waarin de
bestuursbevoegdheid is opgenomen beoogt te beschermen.
Het specialiteitsbeginsel is een rechtsstatelijk beginsel dat zich niet alleen tot het bestuur richt, maar
ook tot de wetgever. Deze zal duidelijk moeten aangeven wat het doel van een bestuurswet en de
daarin neergelegde bestuursbevoegdheden is.
Het specialiteitsbeginsel leidt er verder toe dat alleen die voorschriften aan een beschikking mogen
worden verbonden die dienen ter bescherming van de wettelijk geregelde publieke belangen.
Het specialiteitsbeginsel leidt er (vreemd genoeg) toe dat een persoon belanghebbende kan zijn bij
een besluit terwijl het bestuursorgaan inhoudelijk geen betekenis mag toekennen aan de belangen
van deze persoon.