Samenvatting hoofdstuk 1 met nieuwe ogen:
Transculturalisatie: is een veranderingsproces met als de realisatie van een
gelijkwaardige positie van iedereen, ongeacht zijn culturele achtergrond.
Cultuur:
Cultuur: is een samenhangend stelsel van voorstellingen, opvattingen, kennis,
gewoonten, verwachtingen, waarden en normen dat de leden van een
samenleving overdragen aan volgende generaties.
Een dynamisch proces van uitstraling, opname, wijziging, confrontatie,
verwerping, reconstructie en interventie.
Jaap van Heerden; een samenhangend stelsel van oplossingen voor bepaalde
problemen.
Traditie: is een oud cultureel gebruik dat de nieuwe krachten van differentiering
en integratie tegengaat.
Waarden: is een object dat voor de leden van een groep emotionele betekenis
heeft, maar staat ook voor de emotionele betekenis zelf die de leden van een
groep ergens aan hechten. Zelfontplooiing, zekerheid, gezondheid, vriendschap,
respect, carrière maken, gezinsleven,...
Normen: is een gedragsregel. Deze regel kan va tweeërlei aard zijn; statistisch:
de meerderheid gedraagt zich als in de norm beschreven, of ideëel: men behoort
zich als in de norm gesteld te gedragen.
Kloos: 5 categorieën van definities van cultuur:
1. Opsommende definities: cultuur is een samenhangend stelsel van kunst,
wetten, gewoonten,... dat mensen zich eigen maken als lid van een
bepaalde gemeenschap.
2. Historische definities: cultuur is het van de voorouders geërfde stelsel van
gewoonten en aannames dat ons leven bepaalt.
3. Normatieve definities: een samenleving bestaat uit mensen, de wijze
waarop ze zich gedragen wordt bepaald door hun cultuur.
4. Psychologische definities: cultuur is een gezamenlijk aangeleerd patroon
van gedragingen waardoor biologische behoeften gereguleerd worden.
5. Structurele definities: cultuur bestaat uit vaste onderling samenhangende
gewoonten van bepaalde sociale groepen.
Iedereen heeft meerdere culturen in zich, zelfs geloof of opleiding is al een
andere cultuur.
Ritueel: sterk geformaliseerd gedrag ten aanzien van bepaalde waarden.
- Overgangsrituelen: rituelen die de functie hebben mensen te helpen bij
belangrijke overgangsfasen in het leven, zoals geboorte, huwelijk, puberteit,
ouderschap en dood.
- Intensiveringrituelen: rituelen die worden gehouden bij crises en die
dienen om de gemeenschapszin te versterken. Dodenherdenking,
Koningsdag,..
Held: iemand die voor een groep een belangrijk identificatiemodel is. Het kan
gaan om een levende of een reeds overleden persoon die eigenschappen
vertegenwoordigt die in een cultuur in hoog aanzien staan.
, Symbool: is een voorwerp, een teken of een gebaar dat verwijst naar een
persoon, een idee of een kwaliteit.
Levensbeschouwing en religie:
Religie: als levensbeschouwing de verklaring van allerlei verschijnselen en
gebeurtenissen buiten de alledaagse werkelijkheid zoekt. Soms gezien als
onderdeel van cultuur, soms ook niet, religie als openbaring van een hogere
werkelijkheid. (Roosens) Bij religie gaat het om transcendente: het
buitenwereldse, relatief buitenmenselijke.
Levensbeschouwing: als je een verklaring zoekt voor de dingen die je om je
heen ziet en naar de zin van datgene wat je overkomt.
Bronislaw Malinowski: gaat uit van het gegeven dat alle mensen in de hele wereld
bepaalde biologische (voedsel, voortplanting), instrumentele (wetten, opvoeding)
en integratieve (religie, kunst) behoeften hebben. De functie van cultuur is om
deze behoeften te vervullen.
Arbaham Joshua Heshel: religie het antwoord van de mens op het mysterie, de
uiteindelijke vragen van het menselijk bestaan. Mysterie als een aspect van de
werkelijkheid dat ons begrip te boven gaat en waarvan we moeten erkennen dat
het buiten ons bereik ligt.
Magie: (Roosens) hierbij horen inzichten, rituelen, praktijken en de daarbij
behorende voorwerpen, die te maken hebben met immamente: het
binnenwereldse, relatief buitenmenselijk.
(Malinowski) de ritualisering van het menselijk optimisme.
Attributies: nadenken over een verklaring waarom je iets overkomt.
Externe attributie: oorzaak buiten zichzelf zoeken.
Interne attributie: oorzaak binnen zichzelf zoeken, probleem aan jezelf
toeschrijven.
Zingevende attributie: door een probleem je levensstijl veranderen, waardoor
je leven beter wordt, meer zin geeft.
Ziekte en rampspoed kennen twee attributies, de personalistische en
naturalistische. Deze komen naast elkaar voor. Bij ziekte 3 aspecten:
1. Sickness: de klacht
2. Illness: de subjectieve wijze waarop men met de klacht omgaat, sterk
cultureel bepaald.
3. Disease: de objectief vast te stellen oorzaak van de klacht.
Personalistische attributie: zoekt men de oorzaak van problemen of ziekte bij
god(en), geesten of mensen.
- Possessie (bezetenheid): als een probleem toe wordt geschreven aan
kwade geesten die een mens kunnen aanraken, slaan of bezit van iemand
kunnen nemen.
- Mensen kunnen ook elkaar ziek maken door te pesten, dwarsbomen, jaloezie
of zwarte magie.
- Mensen kunnen ook denken/geloven dat ze ziek zijn. Placebo-effect.
Naturalistische attributie: wordt ziekte vanuit een onpersoonlijke oorzaak
verklaard. Genezers trachten het verstoorde evenwicht in het lichaam te