Beinvloeden en veranderen van gedrag ( C.J.
Wiekens )
Hoofdstuk 1
Incremental theory:
Het geloof dat iets te ontwikkelen is; het is je IQ score, gedrag, lichaam op
“dat” moment. Je kan hier dus iets aan veranderen
Entity theory:
Het geloof dat iets vaststaat; je bent geboren met “dat” IQ, gedrag,
lichaam(dik) ect.
Je testresultaten hebben invloed op je geloof in incremental of entity
theory
Wanneer je incremental theory geloofd blijkt dat je
“copingsvaardigheden” beter zijn. Dit zijn vaardigheden om met moeilijke
situaties om te gaan.
Een deel is genetisch bepaald --> de rest kun je ontwikkelen door
oefening. Omgeving heeft veel invloed op persoonskenmerken.
Hoofstuk 2
De ervaring die op tijdstip 1 opgedaan is en die tot een verandering van
gedrag leidt, kan van alles zijn (dus niet perse een verbetering)
Klassiek conditioneren
Voor conditionering (tijdstip 1)
Neutrale stimulus (gele M van Mc Donalds) Geen reactie
Ongeconditioneerde stimulus (Big Mac) Watertanden
Tijdens conditionering
Neutrale stimulus (gele M van Mc Donalds) Ongeconditioneerde stimulus (Big Mac) Watertanden
Na de conditionering (tijdstip 2)
Geconditioneerde stimulus (gele M van Mc Donalds) Watertanden
Extinctie (uitdoving) is het terugdraaien van dit proces door de
geconditioneerde stimulus tekens aan te bieden zonder dat daarbij de
ongeconditioneerde stimulus optreedt.
Generalisatie: Op dezelfde manier reageren bij een nieuwe simulatie die
lijkt op de originele.
Discriminatie: Onderscheid maken tussen 2 simuli die op elkaar lijken
(bijv. A-merk of B-merk)
,Operante conditionering
Operant gedrag (=spontaan opkomend gedrag) kan “bekrachtigd” worden
door positieve consequentie of “bestraft” worden door negatieve
consequentie.
(denk aan een ijsje, compliment, goed cijfer, zelf gekocht cadeautje, applaus)
Beloning Straf
Toedienen Positieve bekrachtiging Positieve straf
Wegnemen Negatieve straf Negatieve bekrachtiging
Shaping: stapje voor stapje richting gewenst gedrag
Af en toe belonen van positief gedrag, houd dit gedrag langer in stand. Dit
omdat men niet weet wanneer beloning komt en dus langer blijft
proberen.
Na-apen van gedrag noemen we sociaal leren. Iets leren gaat sneller
met een goed voorbeeld. Motionese = moeders op overduidelijke wijze
iets voordoen.
Spiegel neuronen --> overnemen van gedrag
Subtiel imiteren lijkt goed te werken om te beïnvloeden. Imiteren heeft
namelijk invloed op gevoelens, gedachten en gedrag. --> bepaalde
factoren bepalen of het gedrag overgenomen wordt door de waarnemer.
Haalbaarheid & Opbrengst
Kan ik dit ook en wat levert mij dit “nieuwe gedrag” op?
Status & Herkenbaarheid
Werk, studie, leeftijd, woonomgeving ect is hetzelfde
Effecten van zelfrelevant rolmodellen
Haalbaar = Positief (inspiratie)
Positief rolmodel
Niet haalbaar = Negatief (demotiveren)
Vermijdbaar = Positief (opluchting)
Negatief rolmodel
Niet vermijdbaar = Negatief (angst, depressie)
, Het leerproces dat plaatsvindt door bijv. lezen, luisteren, nadenken,
oplossingen verzinnen noemen we cognitief leren.
Concept = kennis over een categorie (mensen, objecten, begrippen)
Leren = toename of verandering van concept (de inhoud en de relatie van
het concept en tussen de verschillende recepten)
Mensen zijn geen zuivere observatoren; afhankelijk van welk concept
geactiveerd is, zal interpretatie verschillen van zelfde situatie.
Concept heeft ook een sturende functie. Informatie dat saillant
(belangrijk) is, stuurt de aandacht. Bijvoorbeeld, 2 personen in zelfde
situatie:
Op dieet --> ziet foodtruck
Autoliefhebber --> ziet Ferrari
Daarnaast heb je bijvoorbeeld saillant zoals een slang wat gevaar oplevert
--> trekt direct de aandacht.
Sensorische informatie Aandacht Onthouden
Sensorische geheugen Werkgeheugen Lange termijngeheugen
Zien, horen, voelen ect (zintuigen) Gelimiteerd Terugherhalen van werkgeheugen
Maximaal 7 blokjes (nadenken over informatie)
3 seconden onthouden 10 - 15 seconden onthouden
Impliciet leren = onbewust leren door ervaring
Informatie opnemen “lange termijngeheugen”
- Begin wordt onthouden (primay effect)
- Einde wordt onthouden (recency effect)
- Herhaling
- Elaboration (nadenken of gekregen informatie)
- Toestand van persoon (moe ect.)
- Tijdstip (na eten, of einde van de middag niet goed)
- Sterke emoties ervaren (moeilijk om dan informatie op te nemen)
- Leren en onthouden gaat beter als dit op dezelfde locatie gebeurt.