Methodiek: Stromingen
Een beknopte inleiding tot de systeemtheorie
1. Het karakter en de plaats van de systeemtheorie
1.1.1 De psychoanalyse
Sigmund Freud vader van de psychologie.
Ontwikkelde zich tot ontwikkelingspsycholoog.
Victoriaanse periode, 1880-1915, gekenmerkt door burgerlijk cultuurpatroon en een
verstikkende preutsheid.
De psychoanalyse bestaat uit:
De psychoanalytische theorie behandelt de dynamiek van de psychische processen van de
mens, die voor een belangrijk deel onbewust zijn en bepaald worden door de verdringing en
afweermechanismen. Deze afweer heft te maken met onaanvaardbare, pijnlijke of angst
verwekkende bewustzijnsinhouden, die meestal verband houden met seksuele en agressieve
driften.
De psychoanalytische therapie de vorm van therapeutisch behandelen waarbij uitsluitend
psychische beïnvloedingsmiddelen worden aangewend om stoornissen op het spoor te komen
en op te heffen, met het doel om ziekten te genezen.
Freud onderscheidt drie ontwikkelingsfasen de orale fase, de anale fase en de fallische of genitale
fase.
Wanneer een kind een bepaalde fase niet goed doorloopt, zal het de niet-volledig
doorgewerkte elementen meenemen naar de volgende fase.
Als mensen in hun seksualiteitsbeleving te veel worden ingeperkt kan dat leiden tot psychische
problemen of geestesziekten.
Als mensen hun driften te weinig leren beheersen kan dit losbandigheid en ongeremd gedrag tot
gevolg hebben.
Het persoonlijkheidsmodel hierin worden drie elementen onderscheiden:
1. Het Es de driften, de impulsen, de seksualiteit.
2. Het Ich sturende en coördinerende functie, moet laveren tot het Es en het Über-Ich.
3. Het Über-Ich is het gedeelte van de persoonlijkheid waarin het individu de waarden,
normen, geboden en verboden van de samenleving heeft verinnerlijkt.
Een ander aspect van de theorie van Freud is de aandacht voor het onbewuste.
Essentie van Freuds theorie de mens moet tijdens zijn leven in het reine zien te komen met twee
principes:
1. Het lustprincipe dat stelt dat je het in het leven zo veel mogelijk moet zien te genieten.
2. Het realiteitsprincipe dat ons duidelijk maakt dat het in het leven niet altijd feest kan zijn
en dat de samenleving allerlei grenzen stelt aan de realisering van het lustprincipe.
1.1.2 Het behaviorisme
Psychologie van het uiterlijk waarneembare gedrag.
Theorie over de wijze waarop mensen leren.
Alle menselijk gedrag is aangeleerd.
De mens komt als een tabula rasa, een onbeschreven blad, ter wereld.
,Ivan Pavlov experimenten met honden klassieke conditionering.
Burrhus Skinner programmeren van ratten operante conditionering.
Therapievorm gedragstherapie beoogt gewenst gedrag aan te leren en ongewenst gedrag af te
leren.
1.1.3 De humanistische psychologie
Nadruk op menselijke mogelijkheden, de mogelijkheid van de mens om te kiezen en zich te
ontplooien.
Mensen hebben een aangeboren behoefte aan groei en zelfontplooiing of zelfverwerkelijking.
Abraham Maslow behoeftehiërarchie beschrijft de volgende vijf typen:
1. Fysieke behoeften als eten, drinken en seksualiteit.
2. Behoefte aan veiligheid.
3. Behoefte aan liefde, affectie en de behoefte om bij andere mensen te horen.
4. Behoefte aan erkenning en waardering.
5. Behoefte aan groei en zelfverwerkelijking.
De eerste vier behoeften deficiëntiebehoeften het zijn behoeften die te maken hebben met
ervaren tekorten, die steeds weer slechts tijdelijk bevredigd kunnen worden.
Zelfverwerkelijking kan nooit volledig bevredigd worden denk aan zelfkennis, inzicht in de
eigen persoonlijkheid, aan passie en actieve kunstbeoefening en aan het zich openstellen voor
schoonheid en esthetiek en belangstelling voor spiritualiteit, religie, zingeving en
levensbeschouwelijkheid.
Carl Rogers therapeut van de cliëntgerichte therapie gaat ervan uit dat de cliënt zo veel mogelijk
door eigen inzicht en op eigen kracht weer greep op zijn situatie dient te krijgen.
De cliënt moet bevestiging ervaren, onvoorwaardelijk geaccepteerd worden en zeker zijn van
de empathie van de therapeut.
Problemen worden opgevat als moeilijke en soms pijnlijke overgangsmomenten naar een
hogere, meer integrale vorm van bestaan.
1.2 Een verkenning van de systeemtheorie
1.2.1 De systeemtheorie heeft een constructivistische basis
De kennistheorie behandelt vragen als:
Wat is ware kennis?
Wat is het proces waarlangs wij tot ware kennis kunnen komen?
Hoe verhouden de werkelijkheid en de kennis van die werkelijkheid zich tot elkaar?
Realisme dat waarnemen, aanraken en onderzoeken van objecten ons ware kennis van de
werkelijkheid verschaft.
Constructivisme dat is de stroming die beweert dat er ook een werkelijkheid bestaat die wij zelf
maken en construeren.
De systeemtheorie heeft haar basis in het constructivisme.
1.2.2 Geschiedenis van de theorie en praktijk van de systeembenadering
Synthetische of holistische wijze Ludwig von Bertalanffy (1901-1972) algemene systeemtheorie
(AST).
1967 verschijnt het boek van Paul Watzlawick en collega’s dit boek is heel belangrijk geweest voor
de verspreiding van het systeemtheoretisch gedachtegoed in de Verenigde Staten en West-Europa.
De systeemtheoretische benadering wordt ook wel aangeduid als de Palo Alto School van de
Stanford University.
,Rond deze periode werd nu ook de methodiek gezinsbehandeling ontwikkeld en gaat men organisaties
als systemen zien en benaderen.
De systeemtheorie heeft ingrijpende gevolgen gehad voor de praktijk bijvoorbeeld voor de praktijk
van de kinderbescherming en voor de beslissingen die door kinderrechters werden genomen.
De nieuwe praktijk die in de kinderbescherming in de twee helft van de jaren zeventig van de
vorige eeuw zichtbaar werd, was dat men de kinderen veel minder vaak uit huis plaatste. Aan
het gezin werd dan ondersteuning geboden, in het bijzonder aan de ouders.
1.2.3 Het ‘kader’ en de ‘context’ als kernbegrippen
Kern van de systeemtheorie:
Je moet het breed zien.
Vanuit het geheel naar de delen kijken.
1.2.4 De belangrijkste uitgangspunten van de systeemtheorie
Vijf principes:
1. Het geheel is meer dan de som der delen dat wil zeggen dat het systeem een eigen karakter
heeft dat niet te herleiden is tot de eigenschappen van de delen.
2. Alle delen zijn van elkaar afhankelijk.
3. Het systeem bepaalt in belangrijke mate ons gedrag.
4. Het systeem vertoont overlevingsdrang.
5. Het systeem zoekt eventueel nar een andere functie.
1.2.5 Individueel gedrag geplaatst in de context van voortdurende interactie
Factoren die het gedrag van mensen beïnvloeden, worden in het systeem gezocht.
De beschrijvingen en verklaringen van de systeemtheorie hebben dus een de-individualiserend
karakter dat wil zeggen dat men de gesignaleerde problemen losmaakt van het individu.
De benadering van de systeemtheorie is nuchter en zakelijk zij wenst niet te speculeren over de
bedoelingen en motieven van mensen.
In het kader van de focusverschuiving van het individu naar het interpersoonlijke actieveld merkt
Watzlawick op dat verschillende veelgebruikte begrippen in de psychologie tot dusver ten onrechte
een louter individuele invulling hebben gekregen.
1.2.6 Informatie als kernbegrip
Informatie centraal een voortdurende stroom van zowel non-verbale, onbewuste en onbedoelde
signalen die mensen uitzenden en ontvangen.
1.2.7 Feedback als een specifieke vorm van informatie binnen het systeem:
circulaire informatieprocessen en het vermogen tot informatieverwerking
Feedback zelfregulatie door middel van terugkoppeling.
Is ontleent aan de cybernetica de wetenschap van de terugkoppeling en de op dat principe
gebaseerde zelfsturende systemen.
De betekenis van feedback in algemeen spraakgebruik en in de systeemtheorie is verschillend.
Feedback in systeemtheoretische zin duidt op alle processen van informatieterugkoppeling
en –verwerking.
Negatieve feedback is erop gericht veranderingen tegen te gaan.
Positieve feedback is erop gericht dat het systeem verandert en dat een bepaalde systeemnorm die
tot dan toe gold, wordt losgelaten.
,1.2.8 Herhaling, beperking, voorspelbaarheid, redundantie en patroon
Herhaling waaraan men een systeem herkent.
Patroon één keer is toeval, twee keer valt op, drie keer is een patroon.
Hoe langer de tijdsduur, des te meer patroonvorming.
Beperking als er in de loop van het kennismakings- en samenlevingsproces eenmaal een bepaald
traject is afgelegd en er verschillende ‘wissels’ zijn genomen, zal 80 à 90% van het totaal aan
theoretische gedragsmogelijkheden niet meer worden gerealiseerd.
Dit verschijnsel zorgt voor vertrouwdheid en zekerheid en creëert een bepaalde mate van
beheersbaarheid en voorspelbaarheid van de situatie.
Redundantie de steeds grotere voorspelbaarheid van systemen.
Is (binnen de systeemtheorie) hetzelfde als een patroon.
1.2.9 Communicatie als voertuig van de informatie binnen systemen
Communicatie alle gedrag is communicatie en de volgende vier begrippen zijn identiek
communicatie = interactie = gedrag = beïnvloeding.
Alle gedrag is communicatie, ook asociaal gedrag.
Communicatie is informatie die gevolgen heeft.
1.3 Vergelijking tussen de eerdere psychologische stromingen en de
systeemtheorie
Traditionele psychologie Systeembenadering
Individugericht. Systeemgericht.
Intrapsychische benaderingswijze. Interpersoonlijke benaderingswijze.
Geïnteresseerd in waarneembaar en niet- Uitsluitend geïnteresseerd in waarneembaar
waarneembaar gedrag. gedrag.
Het verleden wordt van groot belang geacht. Het verleden wordt van veel minder belang
geacht.
De waaromvraag staat in het teken van de De waaromvraag staat in het teken van de
persoonsanalyse. systeemanalyse.
Men maakt onderscheid tussen normaal en Men maakt onderscheid tussen de verschillende
abnormaal gedrag van het individu. gedragingen van het systeem.
Men gaat uit van eenduidige oorzaken, van Men gaat niet uit van eenduidige oorzaken, maar
zogenoemde lineaire causaliteit: oorzaak van zogenoemde circulaire causaliteit: oorzaak =
gevolg. gevolg = oorzaak = gevolg.
1.3.1 Individugericht versus systeemgericht
Mensen die geen aanhanger zijn van de systeemtheorie vinden in het individu de basis van waaruit
ze het gedrag dat ze waarnemen, kunnen verklaren.
Aanhangers van de systeembenadering zoeken hun aanknopingspunten voor de verklaring van het
gedrag van mensen in de omgeving of het systeem.
1.3.2 Intrapsychische versus interpersoonlijke benaderingswijze
Intrapsychische benadering de psycholoog neemt aan dat de sleutel tot het (problematische) gedrag
van zijn cliënt zich binnen de persoon bevindt.
Interpersoonlijke benaderingswijze (systeemtheorie) het onderzoeks- en interventieterrein betreft de
relaties en patronen tussen mensen.
,1.3.3 Niet-waarneembaar gedrag versus waarneembaar gedrag
Het belangrijkste bezwaar die de grondleggers van de systeemtheorie ten aanzien van de
psychoanalyse hadden betrof het feit dat de psychoanalyse het voortdurende heeft over niet-
zichtbare zaken.
De systeemtheorie heeft belangstelling voor zichtbare zaken komt overeen met de
belangstelling van het behaviorisme.
1.3.4 Het verleden van belang versus het verleden van veel minder belang
Van de psychoanalyse is bekend dat deze stroming de oorzaken van psychische ongemakken in het
verleden zoekt.
De vertegenwoordigers van de systeemtheorie gaan ervan uit dat de problemen van nu ook in het
hier en nu moeten worden opgelost.
1.3.5 De verschillende typen waaromvragen
De systeemtheorie stelt vragen die in het teken van de analyse van het systeem staan en die gaan
over het communicatiepatroon, over de wijze waarop de relaties binnen een systeem zich manifesteren
en de wijze waarop ze functioneren.
1.3.6 Wat is normaal, wat is abnormaal?
Er wordt vaak onderscheid gemaakt tussen ‘gezonden’ en ‘zieken’ de systeemtheorie wil dit
onderscheid niet maken.
In hun artikel uit 1956 hebben de grondleggers van de systeemtheorie immers betoogd dat
bepaalde psychische aandoeningen kunnen worden opgevat als reacties op het omgevende
sociale systeem en gezien kunnen worden als het enige mogelijke antwoord op een absurde en
onhoudbare communicatie context.
1.3.7 Een ander type oorzakelijkheid
Men spreekt in de wetenschapstheorie van een paradigma als het een geheel eigen wetenschappelijke
invalshoek en benadering betreft.
Model van lineaire causaliteit wordt een verschijnsel verklaard door een oorzakelijke
beïnvloeding of een complex van oorzaken dat als losstaand van het gevolg te definiëren is.
Verloopt volgens het model: A veroorzaakt B.
Het gaat om eenzijdige causale relaties.
Is altijd het denkmodel van de natuurwetenschappen geweest
Circulaire causaliteit het één veroorzaakt het ander en het ander veroorzaakt weer het één.
Oorzaak = gevolg = oorzaak = gevolg etc.
We kunnen de begrippen oorzaak en gevolg niet eenduidig aan een bepaald verschijnsel
toekennen.
1.3.8 Circulaire causaliteit in het licht van de geschiedenis
Zelfs als mensen van de 21e eeuw kunnen wij ons de zienswijze van circulaire causaliteit niet
gemakkelijk eigen maken omdat we – persoonlijk en historisch – geworteld zijn in een lange
geschiedenis van denken in termen van lineaire causaliteit.
1.3.9 Het naast elkaar bestaan en het elkaar aanvullen van theorieën
We zien in de praktijk dat gezinshulpverleners, die primair werken vanuit de systeemtheorie
regelmatig gebruikmaken van elementen uit het behaviorisme door binnen de gezinshulpverlening te
werken met gedragstherapeutische opdrachten.
,1.4 een ander soort theorie: het metakarakter van de systeemtheorie
Metatheorie is een theorie van een hoger abstractieniveau dan het niveau van ‘gewone’, dat wil
zeggen inhoudelijke, theorieën.
Biedt een bepaalde denkwijze, waarmee de werkelijkheid kan worden benaderd.
2. Het systeembegrip en de belangrijkste kenmerken van open
systemen
2.1 Het begrip systeem; een definitie
Systeem is een samenstel van elementen en van betrekkingen tussen die elementen, dat als geheel
functioneert door de onderlinge afhankelijkheid van de elementen en dat voor de betrokken elementen
bepaalde functies vervult.
De onderlinge relaties vormen het wezen van het systeem.
Het hart van het systeem wordt gevormd door de betrekkingen die deze individuen
onderling met elkaar onderhouden.
2.2 Niveaus waarop systemen en hun delen geformuleerd kunnen worden
Niveau de niveaus waarop systemen en hun delen worden geformuleerd, variëren van situatie tot
situatie en worden in eerste instantie bepaald door de belangstelling en behoefte van degene die het
systeem beschrijft of bestudeert.
2.3 Het tijdselement
Een systeem heeft tijd nodig om tot ontwikkeling te komen.
Teambuilding en groepsvorming zijn woorden waarmee het proces wordt aangeduid waarin mensen
zich van losse individuen tot een samenhangend systeem ontwikkelen.
Het tegenovergestelde van een systeem is een ‘hoop’ een losse verzameling elementen zonder enige
samenhang en verband.
2.4 Totaliteit of systeemsamenhang
Totaliteit of systeemsamenhang duidt aan dat als er een verandering optreedt in een deel van het
systeem, dat zijn weerslag heeft op het gehele systeem en dat deze verandering ook veranderingen
teweeg zal brengen in alle andere delen van het systeem.
Alles hangt met alles samen.
Leden van het systeem zijn door inzichtbare banden met elkaar verbonden.
Systeemdynamiek of verandering in samenhang zijn wellicht betere termen.
2.5 Niet-optelbaarheid
Niet-optelbaarheid het geheel is meer dan de som der delen
Bedrijfsklimaat, teamgeest en organisatiecultuur zijn goede voorbeelden van het begrip niet-
optelbaarheid ze beschrijven de eigenschappen van het systeem op het geëigende niveau
van het systeem zelf.
2.6 Subsysteem
Subsysteem is een willekeurige samenstelling van twee of meer leden van het systeem.
In gezinnen onderscheid men het subsysteem van de ouders en het subsysteem van de
kinderen.
, 2.7 Coalitie
Coalitie is een subsysteem van twee of meer leden van het systeem dat wordt gekenmerkt door
gemeenschappelijke intenties en belangen en door gemeenschappelijke inspanningen om deze
intenties te verwezenlijken.
Door een coalitie is iemand in staat zijn invloed als individu uit te breiden, waardoor zijn
doelen beter te realiseren zijn.
Krachten bundelen en elkaar steunen.
2.8 Homeostase
Homeostase is een toestand van dynamisch evenwicht die gekenmerkt wordt door veelvuldige
onderling afhankelijke acties van de leden van het systeem, die erop gericht zijn de doelen of normen
die voor het betreffende systeem gelden, te realiseren.
Dynamisch evenwicht met betrekking tot een norm.
De functies van het systeem zijn afgeleid van inherente, in het wezen van het systeem gelegen
systeemnormen en worden vervuld zolang het systeem bestaat.
Sommige systemen danken hun voortbestaan aan het vasthouden aan lage normen.
Het verwarrende van het begrip homeostase is dat het in twee betekenissen wordt gebruikt:
1. Vasthoudendheid aan de normen en handhaving daarvan;
2. Flexibiliteit, aanpassingsbereidheid en veerkrachtige respons van het systeem op de omgeving.
2.9 Lenigheid van het systeem
Lenigheid van het systeem is het vermogen van het systeem om zich aan te passen aan ingrijpende
veranderingen die binnen of buiten het systeem plaatsvinden, waarbij bepaalde normen, die tot dan toe
aan het reilen en zeilen van het systeem richting gaven, worden losgelaten en waarbij naar een
volstrekt nieuw evenwicht wordt gezocht.
2.10 De omgeving van het systeem
De omgeving van een bepaald systeem is het samenstel:
Van alle objecten buiten het systeem die – wanneer hun kenmerken veranderen – van invloed
zijn op dat systeem, en;
Van alle elementen buiten het systeem waarvan de kenmerken worden veranderd door het
gedrag van dat systeem.
Systeem en omgeving beïnvloeden elkaar wederzijds.
In de systeemtheorie wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten systemen:
Gesloten systemen vinden we alleen in de klassieke natuurkunde en de scheikunde.
Open systemen zijn per definitie sociale systemen.
Gezinnen zijn open systemen:
Soms is de grens tussen systeem en omgeving niet duidelijk te trekken.
Systeem en omgeving vormen samen een metasysteem.
2.11 Het proces van input, throughput en output van energie en
informatie.
Men kan het systeem ook zien als een proces.
Input open systemen voeren grondstoffen en informatie in vanuit de omgeving.
Throughput open systemen transformeren het materiaal en de informatie die ze binnen krijgen.
Het primaire proces.