Samenvatting Journalistiek schrijven
Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.1
Leuk voor mensen die normaal niks om het onderwerp geven.
1. Oriënteren op onderwerp
2. Nadenken over de lezer
3. Het doel van het verhaal aangeven
4. Nadenken of het haalbaar is
5. Naar welke informatie ga je op zoek?
Paragraaf 1.2
Een nieuwsbericht gaat kort in op belangrijkste vragen (5 W’s en de H). Informeert
de lezer voor nieuws.
Een achtergrondverhaal benadert de Hoe en Waarom. Laat relevante bronnen aan
het woord komen, verwerkt meningen en commentaren (minimaal 2). Lezer helpen
mening te vormen. Blijft bij feiten.
Interessant voor lezerspubliek
Invalshoek die de lezer boeit
Heldere structuur
Begrijpelijke en aantrekkelijke stijl
Achtergrondverhaal:
Heeft een aanleiding
Gaat over nieuwswaardige en interessante gebeurtenissen
Geeft inzicht op achterliggende context daarvan
Helpt de lezer bij de interpretatie
Geeft mening van de journalist
Bevat minimaal 2 gesproken en ter zake doende bronnen
Gebaseerd op dagelijkse research
*Zie tabel 1.1, blz. 18
Overeenkomsten: Informatief genre, journalistiek laat eigen mening weg.
Paragraaf 1.3
De structuur van achtergrondverhaal is makkelijk te volgen. Ook is de tekst
makkelijk samen te vatten. De hoofdlijn wordt snel duidelijk. De tekst om de
kernzinnen heen, lichten de kernzinnen toe, door er een soort van antwoord op te
geven =Specificatie.
Eerste alinea wordt altijd opgesplitst in 2 delen: Een inleidende zin die aanleiding en
context van het verhaal schetst en een zin die het onderwerp en hoofdthema
aangeeft. De algemene zin is de basisuitspraak (staat meestal aan het einde van de
eerste alinea). Kernzinnen overkoepelen hele alinea, basisuitspraak overkoepeld
hele verhaal.
,Met het slot rond je het verhaal af, het kan zijn dat je hier op je basisuitspraak
terugkomt.
Basisuitspraak: eerste niveau. Kernzinnen: tweede niveau. Specificatie: Derde
niveau. Samen bepalen ze de kwaliteit van het verhaal.
Paragraaf 1.4
Schrijfproces, wat vooraf gaat voor je begint te schrijven, is verdeeld in 5 fases.
1. Oriëntatiefase, op een idee komen en dat scherp stellen.
Paragraaf 1.5: Je hebt bij het denken 5 vragen nodig, dit is het werkplan:
- Hoe kom ik tot een onderwerp?
Wanneer is het geschikt? Het is een journalistiek onderwerp als, er
een aanleiding (uit het nieuws) is, hoge interesse van mensen
(human-interestgehalte), van maatschappelijk belang is en
interessant voor de doelgroep.
Waar vind ik het onderwerp? Er zijn talloze bronnen, maar er moet
worden nagedacht wat de informatie waard is.
Hoe kom je zelf op een verhaalidee?
Dit kan door een aanleiding: Ontwikkel een journalistieke blik door
alles te volgen en lezen.
Mindmappen: Creatieve inventarisatiemethode waarmee je alle
kanten op gaat, in een grafisch of visueel schema. Je begint met één
woord. Daaromheen meerdere woorden en verbanden geef je aan
met pijlen. Je legt dan verbanden tussen woorden =Literaal
mindmappen. Wanneer je dit gestructureerd doet met verbanden
en daar weer takken uit laat komen, is dit systematisch
mindmappen.
Opmerkzaamheid en verbeeldingskracht: Er valt je iets op en daar
ga je een verhaal bij bedenken, je vraagt je dingen af, dit is
opmerkzaamheid. Bij verbeeldingskracht ligt de nadruk op
amusement, door zich meer te verdiepen om de lezers aan zich te
binden. Je moet dan een creatieve kop hebben en het onderwerp
een verrassend perspectief geven.
- Wie is mijn lezer? Een massamedium kent zijn doelgroep. Er is een
ijkpersoon= Prototype van de lezer voor wie je schrijft. Daar moet totaal
op worden ingeleefd.
- Met welk doel schrijf ik mijn verhaal? Er zijn twee belangrijke schrijfdoelen.
Informeren met informerende genres en opiniëren met opiniërende
genres. Een tekst heeft 7 functies:
Feiten geven, informeren over feiten.
Overzicht geven, feiten in context plaatsen.
Inzicht bieden, antwoorden op de vraag waarom feiten zich
voordoen.
Oordeel geven, oordelen over onderwerp.
Advies geven, oplossingen aandragen voor problemen.
Emotie bieden, zorgen voor emotionele betrokkenheid.
, Vermaak brengen, amusant behandelen.
Je kan uit deze doelen een schrijfdoel kiezen, maar je kan er ook twee
hebben, dit is dan het secundair doel. Hoeveel je er kiest hang af van, het
onderwerp, wat er al over geschreven is, waarom mensen jou verhaal
zouden lezen, wat voeg je toe aan wat er al over geschreven is en op
welke manier. Meer dan 2 mag niet, dat wordt een kerstboomverhaal:
steeds meer ballen aan één boom. Na het bepalen van doel, heb je ook
meteen het genre.
- Welk genre heb ik? Journalistiek genre= Vorm waarin bepaalde
informatie, met een bepaald doel, het beste past. De voordelen van veel
genres zijn: Snelle aanpak, variatie in bijvoorbeeld krant, lezers herkennen
makkelijk. Naast achtergrondverhaal heb je journalistieke basisgenres:
Opinie Weten
Recensie Nieuwsbericht
Column Nieuwsverslag
Opinieverhaal Nieuwsverhaal
Commentaar Nieuwsinterview
Sfeer Begrijpen
Sfeerverslag Achtergrondverhaal
Sfeerverhaal Analyse
Interviewverhaal Interviewverhaal
Reportage Reportage
- Hoeveel tijd heb ik en hoe lang mag het zijn? Praktisch benaderen=
Kijken naar de tijd voor bronnen en diepgang? Ook kijk je naar de
moeilijkheid en onbekendheid van het onderwerp.
*Zie voorbeeld 1.7, blz. 39
Het werkplan: (=resultaat oriëntatiefase) Het antwoord op 5 vragen
leveren het eindplan. Hieruit wordt bekend:
Medium
Lezersprofiel
Schrijfdoel en genre
Hoofdthema en centrale vraag
Waarom het verhaal de lezer zal interesseren
Schriftelijk en mondelinge bronnen
*Zie voorbeeld 1.8, blz. 40/41
2. Voorbereidingsfase, informatie verzamelen, dat selecteren en een
tekstschema maken.
Paragraaf 1.6: Bij je research hoort: Wat je wil met je verhaal, complexheid
onderwerp, je ervaring en beschikbaarheid bronnen. Voorbereidingsfase heeft
3 stappen (VOS):
1. Verzamelen: Het onderwerp in kaart brengen. Je moet systematisch te
werk gaan, dit kan door 5W’s en H toe te passen. Slim zoeken kan door,
trefwoorden slim combineren, slim zoeken met behulp speciale
progamma’s en deskundigen raadplegen.
, 2. Ordenen: Overzicht van onderwerp krijgen. Ordenen= Materiaal
onderverdelen in subcategorieën.
*Zie ordeningsvragen pagina 44/45
3. Selecteren: Interessant deel van onderwerp kiezen. Tekstschema=
Vastleggen in welke volgorde je informatie presenteert.
*Bekijk achtergrondverhaal research Laura pagina 45 t/m 50
3. Schrijffase, de pen op papier zetten.
4. Redactiefase, herstelwerkzaamheden uitvoeren.
Invalshoek= Een bepaalde kant van het onderwerp, de andere delen laat je dan
weg. Een inhoudelijke afbakening onderwerp. Regionaliseren= Een regionale
invalshoek gebruiken, een bepaalde regio. Ook dit is een inhoudelijke afbakening.
Maar invalshoek kan ook verhaal verteld vanuit een bepaald vertelperspectief
betekenen. Belangrijk is hoor en wederhoor= Één bron is geen bron. Het gaat
om de manier van presenteren vanuit een bepaald perspectief.
We spreken van een algemene invalshoek, als je alle betrokkenen aan het woord
laat komen.
Hoofdstuk 2
Paragraaf 2.1
Voordat je schrijft, denk aan een geheel. Hierbij schieten dingen te binnen. Dit is een
creatief proces. Na je voorbereiding heb je het subthema van elke alinea. Je moet
alleen nog een precieze en pakkende kernzin bedenken. Tekstschema als
hulpmiddel: Kies interessante volgorde alinea voor lezer, alle leuke zinnen in je
hoofd over kernzin noteren, begin met schrijven van makkelijke alinea’s en daarna
pas de moeilijke en de tekststructuur ligt al vast.
Paragraaf 2.2
Generaliseren en specificeren: Schrijven is altijd een vorm van specificeren. Als
schrijven doe je meestal uitspraak op uiterlijke werkelijkheid.
Ook is schrijven een vorm van generaliseren, want er komen algemene uitspraken in
voor die alles duidelijk maken. Zoals verbanden (van feiten), beschrijvingen (van
details) en standpunten (van argumenten). Bij generaliseren hoort de categorische
uitspraak= Is bedoeld om een groep als geheel te noemen. Deze uitspraak kan je
dus nooit waarmaken, want het is nooit ‘iedereen’ (bijvoorbeeld ‘Alle Belgen eten
patat’).
Er zijn 2 soorten generaliseringen:
Informerend, algemene uitspraak die feitelijke informatie geeft. Onderbouwen
met controleerbare feiten. Dit kan ook gaan over uitspraken van iemand
anders, als het maar na te gaan is. Dit houd je aan bij achtergrondverhaal.
Betogend, uitspraak doen over wat de schrijver van de werkelijkheid vindt.
Om dit aannemelijk te maken, moet je overtuigende argumenten gebruiken.