Samenvatting
Hoofdstuk 5 Sfeerverhaal
Paragraaf 5.1 De drie dragers van een verhaal
Verhaaltechnieken:
- Beschrijven
- Mensen opvoeren
- Spanning aanbrengen
Inzoomen op een persoon. Dit doe je door herkenbaar te typeren, hun ervaringen
weer te geven en kenmerkend te citeren. Door het noemen van een naam,
karakteristiek beroep, verwijzende herhaling (ondernemer), reactie of weergave van
ervaring (paf stond hij).
Je kan de stijltechniek van beeldspraak gebruiken.
Sfeerverhaal
De zintuigen van de journalist. Naar aanleiding van nieuws, maar nieuws staat niet
centraal. Schrijver aanwezig met oren, ogen en neus. De sfeer staat centraal. Het is
een subjectieve waarneming van de schrijver. Vaak wordt ‘Hoe heeft dat eruit
gezien’ gebruikt.
Een maatschappelijk probleem wordt beschreven met menselijke proporties. En een
ontwikkeling volgt een maatschappelijk of persoonlijk probleem.
Reportage: Motieven meebeleven. Gaat er dieper op in dan sfeerverhaal.
Vrij onderwerp met een soort van actualiteit. Het gaat meer over hoe en waar. Je
eigen belevenis opschrijven. Jou verhaal moet gaan over mensen. Niet in het ik-
perspectief.
Sfeerverhaal is een kleine reportage met maatschappelijke problemen terug te
brengen in mensen. Je laat ook naar voren komen hoe mensen op elkaar reageren
en wat de een doet door de ander.
Paragraaf 5.2 Beschrijven: Laten zien, horen, ruiken, proeven en voelen
Welke indruk, wat valt op en wat maakt de situatie bijzonder? Je moet in details
gaan kiezen, beperken.
Kiezen: De dominante indruk. Gebruik geen dingen die mensen zelf al kunnen
constateren zonder erbij te zijn geweest, zoals: De herdenking was indrukwekkend
en ingetogen.
De dominante indruk is kijken naar: Wat wijkt af van cliché beeld, wat springt eruit,
welke gebeurtenis model voor het geheel, wat is nieuw?
Beschrijf mensen, noteer wat ze zeggen en hoe ze doen. Beschrijf kenmerken van
decor waarin zich iets afspeelt.
Je beschrijft een situatie en daarin weer kleine dingen die je nauwkeurig omschrijft,
de invalshoek.