Performance Behaviour
SAMENVATTING H1 T/M H4
,Performance Behaviour
Hoofdstuk 1: wat is performance behaviour?
Enerzijds sturen managers op prestaties, zoals omzet, derving en verzorgingsgraad. Anderzijds
coachen managers hun medewerkers om het gedrag te vertonen waarmee zij zich onderscheiden
van de concurrentie en dus hun doelen kunnen behalen. Als men daar onvoldoende toe in staat is,
krijgt men geen tweede kans: de klant verlaat de winkel en koopt niets. Het gedrag van mensen heeft
dus direct invloed op het resultaat.
Gedrag
Gedrag → het totaal aan waarneembare en niet-waarneembare handelingen van een persoon, een
groep personen of een heel bedrijf. We praten over individueel gedrag waar het een medewerker
betreft en over organisatiegedrag als het over een organisatie of groep gaat.
Het gedrag van een medewerker kan afwijken van het gedrag van een afdeling en het gedrag van een
afdeling hoeft niet gelijk te zijn aan het gedrag van de organisatie. Als we weten welk gedrag we zelf
vertonen en begrijpen waar bepaalde gedragingen vandaan komen, zijn we in staat deze te
herkennen en er effectief mee om te gaan. Ook kunnen we beter met gedrag van anderen omgaan
als we weten wat we van het gedrag van de ander kunnen verwachten en welke ‘ingrediënten’ het
gedrag van de ander bevat.
Prestatie
Prestatie → het resultaat van alle inspanningen; het gaat om alle gewenste en ongewenste
resultaten. Bij persoonlijke prestaties betreft het de prestaties van een individu. Bij
organisatieprestaties betreft het de prestaties van een groep medewerkers binnen een bedrijf.
Als we weten welke handelingen we nodig hebben om een prestatie te kunnen bereiken, zijn we
beter in staat om effectief te sturen op deze handelingen, zodat het resultaat bereikt wordt. Dit geldt
zowel voor het sturen op de prestaties van onszelf als voor het sturen op de prestaties van anderen.
Prestatiegedrag
Prestatiegedrag → houdt in dat er een meetbare relatie is gelegd tussen het resultaat en het
daarvoor benodigde gedrag. Het specificeert en meet het gedrag dat nodig is om het resultaat te
bereiken. Als die relatie voldoet aan een vooraf gedefinieerd resultaat of een kwaliteitsnorm, dan is
het prestatiegedrag geseald of afgehecht. Deze afhechting waarborgt het resultaat. Er is dus een
verschil tussen prestatiegedrag en prestatiegericht gedrag. Bij prestatiegericht gedrag is de richting
wel duidelijk, maar is het resultaat niet afgehecht.
Als alle prestaties op elk niveau in de organisatie gekoppeld zijn aan de daarvoor benodigde
gedragingen, dan is het behalen van de resultaten geseald.
Het is belangrijk om het prestatiegedrag af te hechten; er zijn veel factoren waarop we bijna geen
invloed kunnen uitoefenen.
1.1 Relatie tussen prestatie en gedrag
Voor een efficiënte bedrijfsvoering en een maximaal resultaat wil men zo min mogelijk
misverstanden, vooral als het om de oplossing van dagelijkse problemen gaat. Om dat te realiseren,
is het noodzakelijk de relatie te zien tussen de prestatie en het gedrag van mensen.
,Een misverstand of probleem bevat meerdere lagen aan informatie. De eerste laag is de laag die we
zien, waarnemen. De tweede laag, die we niet direct kunnen waarnemen, zijn de afwegingen die
men maakt om te komen tot een keuze.
Als er binnen performance behaviour over gedrag wordt gepraat, dan vallen daar alle handelingen
onder die een persoon verricht. ‘Verrichten’ kan men onderverdelen in uiterlijke handelingen
(zichtbaar voor anderen) en innerlijke handelingen (onzichtbaar proces, dat zich afspeelt in het
hoofd).
De norm die men ontwikkelt voor het beoordelen van de omgeving, wordt bepaald door het
genenpatroon, karakter, opleiding en sociale factoren. Gedrag wordt beïnvloed door de context.
We nemen iets waar en geven er zelf een betekenis aan. Soms laten we informatie weg, soms vullen
we zelf informatie aan.
Het resultaat van het gedrag, wordt in belangrijke mate beïnvloed door beelden die men heeft bij
bepaalde gebeurtenissen, gebaseerd op eerdere ervaringen. In het hoofd bevindt zich een ‘mentale
representatie’. Deze beelden bepalen hoe men de situatie interpreteert, en de keuzes die hij/zij
hierin maakt.
Figuur 1: van waarneming naar gedrag
Iedereen verwerkt in zijn hoofd de informatie die hij binnenkrijgt op basis van zijn eigen mentale
representatie en maakt bewuste en onbewuste keuzes, die voor een deel waarneembaar en voor
een deel niet-waarneembaar zijn voor anderen.
Deze informatieverwerking staat niet op zichzelf. Ze worden beïnvloed door collega’s, ervaringen,
leidinggevenden, instructieborden, e-mail, internet, de krant, televisie en andere informatiebronnen.
Daarbij bestaat er niet altijd een strikte scheiding tussen werk en privé.
Gedrag wordt dus in belangrijke mate bepaald door wie je bent (persoonlijkheid, intelligentie,
ervaringen en interactie), door sociale factoren (mensen in de privé- en werkomgeving), door hoe je
je voelt, door culturele en geografische factoren en door spirituele factoren zoals geloof en
overtuigingen.
Figuur 2: factoren die een rol spelen bij de totstandkoming van gedrag
, Er zijn vier basiselementen die een rol spelen bij de totstandkoming van gedrag:
1. De fysieke actie om het gedrag te laten plaatsvinden;
2. De emotie die iemand ervaart en uit als hij het gedrag vertoont;
3. De psychologische reactie die bij het gedrag hoort;
4. De gedachten die het gedrag vergezellen.
Gedrag is onder normale omstandigheden, dat wil zeggen: bij gelijkblijvende omgevingsfactoren,
stabiel en bestendig, maar kan door ingrijpende wijzigende factoren in de omgeving, zoals een
sterfgeval, emigratie of een sterk veranderende werksituatie veranderen. Het effect van
veranderende omstandigheden en de rol die de omgeving daarbij speelt, is voor iedere persoon
anders. Omdat iedereen de omstandigheden op een andere manier interpreteert, zullen ook de
acties, emoties, psychologische reactie en gedachten per persoon verschillen.
Het gedrag van mensen, het denken en voelen, wordt sterk beïnvloed door situationele factoren. Als
deze situationele factoren wijzigingen, zal het gedrag (al dan niet tijdelijk) meestal ook wijzigen. Ook
persoonlijkheid speelt een belangrijke rol in de totstandkoming van gedrag.
Persoonlijkheid bepaalt de unieke manier waarop iemand zich in situaties zal gedragen. Dit kan in
werksituaties anders zijn dan privé, omdat iemand privé anderen doelen heeft die hij/zij wil behalen
dan op werk. Ook wordt iemand in zijn werksituatie door andere mensen omgeven en beïnvloed dan
in zijn/haar privésituatie.
Als je in staat bent om gedrag te verklaren, kun je ook de factoren die het gedrag tot stand brengen,
beter benoemen. Hoe beter je gedrag kunt benoemen, hoe beter je het kunt voorspellen. De
voorspelbaarheid van gedrag heeft een directe relatie met het resultaat: hoe voorspelbaarder het
gedrag, hoe voorspelbaarder het resultaat van dat gedrag. Ook de resultaten van een organisatie wil
je zo voorspelbaar mogelijk maken. Aangezien de resultaten van een organisatie voor een belangrijk
deel worden beïnvloed door de mensen die er werken.
• Prestatie van een medewerker = de opstelsom van zijn inspanning.
• Resultaat van een onderneming = de optelsom van de prestatie van alle individuele
medewerkers.
1.2 Verwerking van informatie naar gedrag
Als de verwachtingen van mensen die met elkaar samenwerken over het te behalen resultaat niet
met elkaar in overeenstemming zijn (zowel verticaal: tussen manager en medewerker, als
horizontaal: tussen medewerkers onderling), zal iedereen op zijn eigen manier het resultaat
proberen te behalen. Daarbij zal ieder voor zich uitgaan van het resultaat waarvan hij aanneemt dat
dat het voor de organisatie het meest wenselijke is. Resultaatverwachtingen kunnen sterk uiteen
liggen. Dat heeft te maken met de manier waarop mensen nieuwe informatie verwerken.
De wereld ordenen met schema’s
Uit onderzoek is gebleken dat ons bewuste brein maximaal 60 bits per seconde verwerkt, in
tegenstelling tot ons onbewuste brein, dat ongeveer 11 miljoen bits per seconde kan verwerken. Uit
onderzoek blijkt dus dat de verwerkingscapaciteit van het onbewuste brein zo’n 200.000 keer zo
groot is als die van het bewuste brein.
Alle waarnemingen die onze ogen doen, worden door onze hersenen zorgvuldig gefilterd. Als we
informatie al een keer hebben gezien, wordt dit niet nog een tweede keer opgeslagen. Als we veel
informatie tegelijk binnenkrijgen, maken de hersenen een eerste schifting, zonder dat we in de gaten
hebben wat we wel en niet onthouden. Hersenen bepalen autonoom wat ze willen onthouden en
wat niet (bijv. traumatische gebeurtenissen).