Samenvatting Handelingsgericht werken:
samenwerken aan schoolsucces (Noëlle
Pameijer) H2, 6, 7
Hoofdstuk 2: Uitgangspunten handelingsgericht werken
2.1 Inleiding
De zeven uitgangspunten van Handelingsgericht werken (HGW):
HGW is doelgericht
HGW gaat om wisselwerking en afstemming
Onderwijsbehoeften staan centraal
Leerkrachten maken het verschil, ouders doen er evenzeer toe
Positieve aspecten van leerlingen, leerkrachten en ouders zijn van groot belang
De betrokkenen werken constructief samen
De werkwijze is systematisch en transparant
2.2 HGW is doelgericht
Theoretisch kader:
- Ambitieuze doelen en effectieve feedback zijn belangrijke kenmerken van goed onderwijs:
succesvolle onderwijsprofessionals werken doelgericht, waarbij zij hun aanpak doorlopend
analyseren.
- Hoge verwachtingen voor taal, lezen, rekenen, werkhouding, leren-leren en sociaal-
emotioneel functioneren bevorderen de kwaliteit van het onderwijs: voor alle leerlingen
zijn uitdagende doelen goed, evenals hoge verwachtingen die realistisch zijn. Leerlingen die
direct gerichte feedback ontvangen gekoppeld aan doelen behalen hogere leerprestaties.
- De doelen zijn zo SMART-i mogelijk.
- Het visualiseren van doelen en vooruitgang is zeer effectief, het geeft leerlingen grip op
hun leerproces en leerkrachten geeft het zicht op de impact van hun aanpak: kleine snelle
doelen hebben een positieve invloed.
HGW hecht belang aan ambitieuze doelen, die steeds weer geëvalueerd en geanalyseerd worden.
Doelen voor de gehele school zijn noodzakelijk, welke opgesteld kunnen worden aan de hand van de
kerndoelen, referentiekaders en de leerlijnen. Ze zijn uit te drukken in percentages of via kennis en
vaardigheden die vereist zijn voor een soepele overgang naar de volgende groep. Vanuit de
einddoelen worden tussendoelen geformuleerd. Voor iedere groep stelt de leerkracht heldere
doelen op. Ook bij groepjes leerlingen of een subgroep werk je doelgericht. Als individuele leerlingen
het minimumniveau niet halen, stel dan kleine uitdagende doelen op en geef effectieve feedback,
waarbij je doelen en vooruitgang visualiseert.
2.3 Het gaat om wisselwerking en afstemming
Kinderen ontwikkelen zich in interactie met hun omgeving: leerkrachten, medeleerlingen,
ouders, broers/zussen en vrienden, waarbij er sprake is van een wisselwerking.
Zowel leerlingen als leerkrachten hebben behoefte aan een goede relatie en ze willen zich
competent en autonoom voelen. Als een leerling probleemgedrag vertoont, kan de
leerkracht zich op termijn incompetent gaan voelen en gestrest voelen. Hoe langer dit duurt,
hoe moeilijker de neerwaartse spiraal is om te buigen.
Ongunstige factoren in het kind en de omgeving belemmeren de ontwikkeling, en deze
factoren verhogen het risico op problematische ontwikkeling: risicofactoren. Stimulerende
, factoren (beschermende factoren) in het kind en de omgeving beschermen het kind tegen de
risicofactoren. Ze stimuleren de ontwikkeling, het welbevinden en het leren van kinderen.
School en ouders hebben elkaar hard nodig voor succesvol onderwijs: het stimuleert de
leerprestaties, het sociaal-emotioneel functioneren, de werkhouding, kinderen gaan met
meer plezier naar school en leren beter, en leerkrachten ervaren meer werkplezier en is goed
voor het vertrouwen van de ouders in de school.
HGW concretiseert de begrippen ‘wisselwerking’ en ‘afstemming’. HGW richt zich op
kenmerken van de leerling (korte aandachtsboog), maar ook op kenmerken van de
onderwijsleersituatie (instructiekwaliteit) en opvoedingssituatie (op tijd naar bed in de
avond= uitgerust naar school). HGW richt zich op het versterken van stimulerende factoren
en op het verminderen of wegnemen van belemmerende factoren.
Het begrip ‘match’ betreft de mate waarin de aanpak van een leerkracht of ouder past bij de
behoefte van een kind. De afstemming kan sterk zijn (ouders en leerkracht stemmen goed af
op wat hun leerling/kind nodig heeft), of voor verbetering vatbaar zijn (eerder genoemde
lukt nog niet). Hoe zwakker de match, hoe meer problemen de leerling, leerkracht en ouder
ervaren: meestal is er tussen de leerling en de omgeving iets is bij de afstemming, bijv. met
de instructie van de leerkracht. Erover praten en observeren van wisselwerking en
afstemming vormt een belangrijk onderdeel van HGW. Er kan bijvoorbeeld een leerkracht
observeren met een observatievraag (bijv. wat heeft de leerling nodig om zelfstandig te
werken). Een voorwaarde hierbij is dat de leerkracht helder aangeeft wat hij/zij precies wil
weten en waarom.
Het gaat altijd over deze leerling, bij deze leerkracht, in deze groep, op deze school en met deze
ouders en hoe zij elkaar beïnvloeden.
2.4 Onderwijsbehoeften staan centraal
Onderwijsbehoeften geven aan wat een leerling nodig heeft om een doel te behalen.
De eerste vraag: welk doel wordt er nagestreefd?
De tweede vraag: welke aanpak heeft deze leerling nodig om dit doel te bereiken?
Goed onderwijs stemt af op overeenkomsten en verschillen binnen de groep, waarbij
onderwijsbehoeften houvast bieden:
- Welke kennis of vaardigheid moet deze groep/leerling verwerven?
- Welke aanpak heeft deze groep/leerling daarvoor nodig?
- In hoeverre is het aanbod al afgestemd op wat deze groep/ leerling nodig heeft?
- Hoe is het aanbod nog beter hierop af te stemmen?
Het ombuigen van probleemgericht denken naar oplossingsgericht handelen biedt perspectief:
iedere leerling doet het zo goed als hij/zij kan. Leerlingen misdragen zich niet uit onwil, meestal is er
sprake van onkunde. Passend onderwijs staat voor maatwerk: onderwijs dat aansluit bij de
mogelijkheden, talenten en onderwijsbehoeften van leerlingen. Let op dat je een leerling niet in
termen van problemen en stoornissen binnen het team bespreekt, maar vanuit onderwijsbehoeften:
dit schept een positief beeld. Wat de leerling heeft of is wat hij nodig heeft om… Hiermee
verschuift de aandacht van het probleem/de stoornis naar de gewenste aanpak. Je benoemt het
probleem kort en stelt ambitieuze realistische doelen op.
Onderwijsbehoeften zijn met hulpzinnen te concretiseren: om het doel te behalen, heeft deze
groep/leerling nodig… Brainstorm samen over de open vraag, waarbij onderwijsbehoeften in eerste
instantie het wenselijke aanbod beschrijven. Bespreek wat daarvan aangeboden wordt en wat nog
niet en geef als leerkracht aan wat je kan bieden en wat niet. Ouders begrijpen dat meestal goed.