Biologie voor jou – Samenvatting Hoofdstuk 4: Evolutie – JV VWO4
BVJ Hoofdstuk 4: Evolutie
Basisstof 1: Ontwikkeling van het leven
cenozoïcum kwartair 2 zoogdieren en
tertiair 65 vogels
mesozoïcum krijt 145 reptielen tijdperk
jura 200
trias 251 eerste zaadplanten
paleozoïcum perm 299
carboon 359 > 400 eerste
devoon 416 landplanten
siluur 444 > al het leven in
ordovicium 488 zee
cambrium 542 > eerste
gepantserde,
geleedpotigen &
stekelhuidige & vis
precambrium 2300 - 4600 eerste eencelligen
Voor het ontstaan van leven kwam de chemische evolutie aan de pas. Hierin werden
stoffen gevormd waaruit later eencelligen ontstonden. 3 miljard jaar geleden was er
geen O2 in de atmosfeer, pas 670 miljoen jaar geleden bevatte deze 7% zuurstof.
Oeratmosfeer: mengsel van stikstofgas, waterdamp, koolstofdioxide,
koolstofmonoxide, waterstofgas, ammoniak, methaan en waterstofsulfide. Dit komt
tegenwoordig nog vrij bij vulkaanuitbarstingen.
Anorganische stoffen zijn gebouwd uit kleine, eenvoudig gebouwde moleculen en
komen zowel in levende als in levenloze dingen voor. Voorbeelden hiervan zijn CO,
CO2, H2O, NaCl en O2. Organische stoffen zijn afkomstig van organismen en zijn
gebouwd uit grotere, ingewikkeld gebouwde
moleculen met altijd 1 of meer C, H en soms
ook O. Glucose is bijvoorbeeld C6H12O6.
Het Miller Urey experiment bootste het
ontstaan van organische stoffen uit
anorganische stoffen na. Stanley Miller stelde
in 1951 een mengsel van ammoniak, methaan,
waterstofgas en waterdamp bloot aan
elektrische ontladingen. Hierbij ontstonden
aminozuren en nucleotiden, waaruit
organismen eiwitten, DNA, koolhydraatketens
en vetten kunnen vormen.
Er zijn drie verschillende theorieën over het ontstaan van het eerste leven:
Volgens de eerste theorie kwamen de eerste organische stoffen terecht in oerzeeën.
Door verdamping vond er verdikking plaats en ontstond een organische oersoep: de
kleinere organische moleculen verenigden zich tot grotere moleculen. De organische
, Biologie voor jou – Samenvatting Hoofdstuk 4: Evolutie – JV VWO4
moleculen rangschikken zich tot zogenaamde ‘druppeltjes’, ook wel protobionten. Zo
ontstaan de eerste cellen die al een vorm van DNA bevatten.
Zelforganisatie: het ontstaan van eenheden met nieuwe eigenschappen op een
hoger organisatieniveau. Vorming van cellen uit organische cellen, cel differentiatie
en apoptose zijn voorbeelden van zelforganisatie.
Volgens de tweede theorie zijn de eerste protobionen ontstaan bij de zogenaamde
black smokers. Dit zijn vulkanische schoorstenen waar water tot 400 graden onder
hoge druk uit de zeebodem spuit.
Volgens de derde theorie kwamen de bouwstenen voor het leven vanuit de ruimte.
De oudste fossielen die we gevonden hebben zijn 3,5 miljard jaar uit. Er zijn geen
fossielen van de eerste vormen van leven, omdat deze vormen geen harde delen
bezaten. Alle fossielen gevonden die ouder zijn dan 1,4 miljard jaar zijn van
prokaryote organismen: eencellige organismen zonder celkern of andere zichtbare
organellen met een kringvormig DNA-molecuul in het cytoplasma. De eerste
prokaryote organismen waren anaeroob en konden uitsluitend leven in een milieu
zonder zuurstof. Bovendien waren ze ook heterotroof: ze verkregen hun energie uit
de opname en afbraak van organische stoffen uit de oersoep. Deze heterotrofe
organismen kunnen geen organische stoffen maken uit anorganische stoffen,
waardoor ze uitsluitend organische stoffen als voedsel opnemen.
2,8 miljard jaar geleden ontstonden de eerste bacteriën die in staat waren tot
fotosynthese: cyanobacteriën (blauwalg). Dit waren de eerste autrofe organismen: ze
hebben uit hun omgeving alleen anorganische stoffen nodig die ze omzetten in
organische stoffen. Deze autrofe organismen produceren zuurstoffen, wat giftig was
voor anaerobe levensvormen, waardoor de eerste aerobe heterotrofe bacteriën
ontstonden die de beschikbare zuurstof gebruikten om opgenomen energierijke
organische stoffen af te breken.
Eukaryoten zijn cellen met een celkern, dubbele membranen en organellen. Deze
ontstonden 1,5 miljard jaar geleden. Volgens de endosymbioetheorie ontstonden
eukaryoten uit grote prokaryoten.
Biodiversiteit is de verscheidenheid aan organismen. Deze kunnen we opdelen in
een aantal domeinen.