LF5 thema 3
Infecties en antibiotica
Path 3.1
Infectie = ontstekingsreactie van lichaam op het binnendringen van micro-organismen in weefsels.
Redenen van risico’s:
- Het voorkomen van infectieziekten gaat om bestrijding van armoede, beschikbaarheid van
schoon drinkwater, adequate rioleringsstelsels en goede hygiëne.
- Niet alle vaccinatieprogramma’s zijn opgezet.
- Natuurrampen en oorlogen dragen bij aan hernieuwd optreden van infectieziekten.
- In vluchtelingenkampen makkelijk epidemieën zoals cholera en mazelen.
- Onjuist en overmatig gebruik van antibiotica, bacteriën worden resistent waardoor ze zich
weer kunnen verspreiden.
- Klimaatverandering.
- Nieuwe infectieziekten = zoönosen.
- Snelheid waarmee grote aantallen mensen zich over wereld verspreiden.
Path 3.2
Pathogenen ziekteverwekkers die het lichaam binnendringen en ziekteverschijnselen oproepen.
Commensalen / commensale flora micro-organismen die met ons samenleven.
Ze spelen belangrijke rol voor een gezonde spijsvertering, ze spelen een rol bij het
immuunsysteem en produceren belangrijke vitamines, zoals vitamine K.
Niet onder alle omstandigheden onschuldig. Wanneer immuunsysteem is verzwakt, kunnen
ze zich gaan vermenigvuldigen en infectie veroorzaken opportunistische infectie.
Contaminatie overdracht van micro-organismen van ene naar andere plek (water, voedsel).
Besmetting overdracht naar mensen of dieren.
Incubatieperiode tijd tussen het besmet worden met een micro-organisme en de
ziekteverschijnselen.
Besmettelijke ziekten infectieziekten die direct van mens op mens worden overgedragen.
Epidemiologie bestuderen en analyseren van ziektegegevens.
Incidentie: aantal nieuwe gevallen van een aandoening per tijdseenheid.
Prevalentie: aantal mensen dat ziek is geworden in relatie tot de hele populatie (in inwoners of %).
Endemische ziekte: als infectieziekte permanent aanwezig is onder bevolking in land of gebied.
Epidemie: als infectieziekte zich in korte tijd onder groot deel van bevolking verspreidt, weer
uitdooft, en vaak weer verdwijnt.
Pandemie: uitbraak van aandoening over een of meerdere continenten of soms wereldwijd
plaatsvindt.
Uitbraak: als er plotseling in beperkt gebied sprake is van toename van aantal besmettingen met
bepaalde infectieziekte.
Path 3.3.1
Virussen
- Infectieuze deeltjes die bestaan uit kern van RNA/DNA, verpakt in capside (eiwitmantel).
- De capside bepaalt de vorm van een virus en beschermt het virus tegen chemische en fysieke
schade.
- Virussen hebben geen eigen stofwisseling en kunnen zich niet voortplanten.
- Het maakt gebruik van onderdelen gastheercel om nieuw virusmateriaal te produceren en
zich zo te vermeerderen.
- Doordat virussen het DNA van gastheercellen veranderen of uitschakelen, weet het
immuunsysteem dat de gastheercel is geïnfecteerd met dit virus.
, - Deze wordt soms opgeruimd door afweercellen, of zorgt het virus zelf dat hij kapotgaat (lysis
= kapotgaan van cel) zorgt voor ernstige verzwakking van immuunsysteem.
- Sommige virussen hebben voorkeur voor cellen in luchtwegen (verkoudheidsvirus) of
zenuwstelsel (herpesvirus), of hiv die als gastheer de T-lymfocyten gebruikt.
- Latent = sluimerend. Sommige virussen zijn latent aanwezig, waarbij ze zich wel nestelen,
maar niet reproduceren.
- Dan kan door een trigger later pas het virus geactiveerd worden en vermenigvuldigen
waardoor symptomen ontstaan.
- Sommige virussen, zoals HPV, veroorzaakt deregulatie van de celgroei in DNA, waardoor
abnormale celgroei ontstaat en kanker ontstaat.
Path 3.3.2
Bacteriën
- Eencellige, prokaryote organismen die zeer wisselend van grootte zijn.
- Hebben zich aangepast aan omgevingen en complexe strategieën ontwikkeld om in te
drinken in andere organismen en te overleven.
- Hebben celwand (stugge laag om kwetsbare membraan) dit geeft bacteriën hun
kenmerkende vorm:
o Bolvormig (kokken)
o Staafvormig (bacillen)
o Spiraalvormig (spirillen)
o Kurkentrekker vormig (spirocheten)
o Kommavormig (vibrionen)
- Wand beschermt bacterie tegen schade van buitenaf want bij beschadigde celwand sterft de
bacterie af.
- Penicilline remt enzym dat betrokken is bij bouw celwand, waardoor bacterie uiteenvalt.
- Bij cytologisch onderzoek wordt gramkleuring toegepast: dikwandige zijn blauw/paars
(grampositief) en dunwandige zijn rood (gramnegatief).
- Aantal bacteriën is niet zichtbaar.
- Sommige bacteriën vormen endosporen.
- Endosporen bevatten erfelijk materiaal in stevige verpakking die bestand is tegen
uitdroging, zuren, extreme temperaturen en straling.
- Bacteriën maken op verschillende manieren ziek:
Gramnegatief sterven af, endotoxinen komen vrij uit celwand, kan
levensbedreigende shock veroorzaken.
Grampositief scheiden exotoxine uit.
Path 3.3.3
Protozoën
- Eencellige micro-organismen met kern (eukaryote).
- Veel groter dan bacteriën en bevatten cel compartimenten, zoals kern en andere organellen.
- Veroorzaken meestal geen ziekte, ze kunnen bepaalde weefsels binnendringen en
vernietigen of schadelijke ontsteking veroorzaken.
- Vier soorten:
Amoeben: bewegen zich voort via uitsteeksels van celmembraan, de pseudopodia
(schijnvoetjes).
Flagellanten: beweging zich zwemmend voort met flagellen (zweepharen).
Ciliaten: beweegt zich voort met trilharen.
Sporozoën: bewegen zich niet voort.