Strafrecht 2: aantekeningen
COLLEGE 1
Voorwaarden voor strafbaarheid:
1. Een gedraging
2. Die aan bestanddelen van toepasselijke en verbindende delictsomschrijving beantwoord (voldoen
aan een wetsartikel)
3. Wederrechtelijk (geen rechtvaardigingsgrond)
4. En aan schuld te wijten/verwijtbaar is (geen schulduitsluitingsgrond)
Dit vertaalt zich naar het beslissingsmodel art. 350 Sv.
1. Ten laste gelegde feit bewezen?
2. Bewezenverklaring feit een strafbaar feit? Kwalificatiebeslissing
3. Is de dader strafbaar? Geen strafuitsluitingsgrond
Wederrechtelijk > geen rechtvaardigingsgrond en geen schulduitsluitingsgrond.
4. Sanctie?
Opzet algemeen
‘’Opzettelijk’’ ‘’Opzet’’ ‘’Oogmerk’’ ‘’Wist’’ ‘’Weten dat’’
Soms sprake opzet zonder dat opzet wordt gebruikt. Denk aan mishandeling. Het bestanddeel is dan
impliciet of stil.
Arrest: een meneer heeft niet aangegeven dat hij 10k > vervoerde. Hij gaf aan dit niet te weten. De wet
geeft aan dat hij opzettelijk niet heeft voldaan aan zijn verplichting. Het is een misdrijf als je opzettelijk
10k of meer invoert en dit opzettelijk niet aan te geeft. De verdachte had precies 10k meer. Hij dacht dat
dit minder zou zijn, zijn vrouw had hem meer geld gegeven dan hij dacht. Daardoor was het bedrag 10k in
plaats van 3k. Hij heeft dit geld niet geteld. Verdachte geeft aan te weten hoe alles werkt, hij reist vaak.
Hij geeft aan als hij hier wel mee bezig was geweest, hij ‘’een mars’’ had gekocht en het bedrag dan onder
de 10k was gekomen. Het hof geeft aan dat hij het geld had moeten tellen, dan had hij geweten dat het
10k was. Hij was ervan op de hoogte dat hij een bedrag vervoerde rond de 10k. Dit maakt dat hij
voorwaardelijk opzet pleegde. De HR oordeelde dat geen sprake was van voorwaardelijk opzet. Uit het
‘moeten’ tellen vloeit niet direct voort dat hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans. De redenering,
van het ‘moeten’ tellen, hield dus geen stand. Redelijk denkend gaf de verdachte ook aan, dat het risico
om 1 euro, hem het niet waard zou zijn.
Bij opzet spelen drie kernvragen:
1. Schuldverband: waarop moet de opzet gericht zijn? Een bestanddeel waar opzet niet op gericht
is, is geobjectiveerd.
Hoofdregel: het opzet moet zijn gericht die volgen op het woord ‘’opzet’’ uit de
delictsomschrijving. De bestanddelen die eraan voorafgaan, worden dus niet beheerst door de
opzet. Deze bestanddelen zijn geobjectiveerd.
Strafverzwarende omstandigheden zijn ook geobjectiveerd. Denk aan mishandeling. Het opzet is
gericht op de mishandeling, een strafverzwarende omstandigheid is de dood of zwaar letsel. Deze
zijn geobjectiveerd. Het opzet hoeft hier niet op gericht te zijn. Dit zijn verder liggende gevolgen
en dus geobjectiveerd.
2. Betekenis van opzet?
Willen en weten. Het had kunnen weten, moeten weten, of behoren te weten is geen opzet. Je
,had het namelijk daadwerkelijk moeten weten.
Culpa/schuld (schuld als bestanddeel). Schuld richt zich op het niet willen, maar wel weten. Er is
dan sprake van bewuste schuld. Of in een andere situatie: niet willen en niet weten, maar wel
behoren te weten. Dan is sprake van onbewuste schuld.
Het willen en weten heeft verschillende gradaties. Verschillende gradaties van opzet:
- Opzet als bedoeling: het willen domineert. Bijv. iemand willen vermoorden, en diegene
doodwillen. Dit is je bedoeling.
- Opzet als noodzakelijkheidsbewustzijn: het weten domineert, impliceert willen. Je weet dat het
gebeurt, maar het is noodzakelijk. Je wilt de politie ontwijken en moet hierdoor verkeersregels
negeren en daardoor iemand aanrijden. Dit is noodzakelijk om aan de politie te ontkomen.
- Opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn: weten domineert, impliceert willen. Je weet dat het
gevolg waarschijnlijk zal intreden, maar je laat je hierdoor niet afschrikken.
- Voorwaardelijk opzet = mogelijkheidsbewustzijn + aanvaarden. Je weet dat de mogelijkheid er
is ‘’aanmerkelijke kans’’ impliceert nog niet het willen, je moet vaststellen dat degene deze kans
bestaat. Of te wel: de aanmerkelijke kans op de koop toe neemt. Er zitten drie aspecten
(voorwaarden) in deze omschrijving:
- Stap 1: Bestaan van de aanmerkelijke kans;
HIV-arrest > Afhankelijk van omstandigheden. Hangt niet af van de ernst (aard van het gevolg). Er
wordt gekeken naar wat volgens algemene ervaringsregels ‘aanmerkelijk’ is.
- Stap 2: Bewust (weten) zijn van die kans; en
Hierbij wordt uitgegaan van een voor de wet normaal mens. Daarvoor moet gekeken worden
naar de verdachte, is de verdachte wel een normaal mens? Dit noemt men het
normaliteitssyllogisme. Als de verdachte een normaal mens is en het voor een normaal mens
aannemelijk is, is dit ook zo voor de verdachte.
- Stap 3: Het aanvaarden (willen), op de koop toenemen, van die kans.
Bewijs voor het aanvaarden, zie arrest Slaan met pistool. Dit hangt af van de feitelijke
omstandigheden van het geval. Hierbij is van belang:
- de aard van de gedraging; en
- de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo
zeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan dan dat de verdachte de
aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
HIV-arrest: voorwaardelijk opzet? Seks met een ander terwijl degene wist dat hij HIV had. Hier
was de vraag: was de aanmerkelijke kans op de dood er wel? Het ging om doodslag in dit arrest,
waar opzet dus vereist was. Die kans op de daadwerkelijke dood was behoorlijk klein. De HR
overwoog dat dit afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, of de aanmerkelijke kans
dus daadwerkelijk bestaat. De aanmerkelijke kans moest volgens de HR, niet afhankelijk worden
gesteld naar de aard van het gevolg. De ernst van het gevolg, bijv. bij dood, mag niet zwaarder
wegen en dus mag niet sneller sprake zijn van een aanmerkelijke kans. In elk geval moet de
aanmerkelijke kans er echt bestaan. De HR zei ook dat het in alle gevallen moet gaan om een kans
die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Aanmerkelijke kans, volgens arrest ECLI:NL:HR:2018:718. Beschadiging van andere honden. De
verdachte had zijn honden niet aangelijnd en die hebben vervolgens een andere hond verwond.
Er moest sprake zijn van opzet op het beschadigen van het dier. Was er een aanmerkelijke kans?
Door onder de gegeven omstandigheden, de honden los te laten lopen? De HR gaf aan dat de
aanmerkelijke kans niet uitgedrukt hoeft te worden in percentage. De HR gaf aan, dat sprake
, moest zijn om een reële kans, ook verwees hij naar de oude definitie ‘’geenszins als denkbeeldig
te verwaarlozen’’ kans, zou het overwegen waard zijn. De HR geeft aan > reële, niet
onwaarschijnlijke mogelijkheid. Dit is niet veel anders dan ‘’geenszins als denkbeeldig te
verwaarlozen’’ kans. De HR kan geen algemene regels geven over de exacte grote van de kans die
vereist zou zijn, of in een percentage zou moeten worden uitgedrukt. De kans moet dus ‘niet
onwaarschijnlijk’ of ‘reëel’ zijn, mits het gaat om een kans die naar ervaringsregels aanmerkelijk
te noemen is.
De aanmerkelijke kans roept meer vragen op: is de aanmerkelijke kans nodig bij andere
opzetvormen? Hij wil bijv. iemand doden, maar de kans hiervoor bestond feitelijk niet eens. Was
de aanmerkelijke kans er dan wel? Als je heel erg slecht schiet, is de kans om iemand te doden er
niet eens. Maar de wil is er wel. De andere vraag die speelt: vereist culpa (schuld) ook een
aanmerkelijke kans? Bij aanvaarden van geen aanmerkelijke kans, wel culpa maar geen opzet? En
volstaat voor culpa een niet aanmerkelijke kans? In feite wordt bij culpa bij een hele kleine kans
voldaan aan culpa (schuld).
Opzet is voorwaal subjectief, een vorm van willen en weten. Voorwaardelijk opzet is wellicht
objectief.
Het weten van de kans moet met zich meebrengen dat de verdachte zich deze bewust heeft
aanvaard, dit is een bepaalde houding. Onverschilligheid, het op de koop toe nemen. ‘’De kans is
er.. maar wat maakt mij het uit’’. De wetenschap moet dus aanwezig zijn, maar vereist is
daarnaast dat deze moet zijn aanvaardt. Bij niet aanvaarden is bewuste schuld. Bij aanvaarden
van die kans is er een vorm van weten en willen, en dus voorwaardelijk opzet. Hier ligt de
juridische grens.
Culpa (schuld) gradaties:
- Bewuste schuld: mogelijkheidsbewustzijn zonder aanvaarden (wel weten, niet willen)
- Onbewuste schuld: zelfs geen mogelijkheidsbewustzijn (niet weten, niet willen, wel behoren te
weten).
Is voorwaardelijk opzet voldoende daar waar opzet vereist is?
3. Hoe is opzet te bewijzen?
Het bewijzen kan erg lastig zijn. Je kan niet in iemand zijn hoofd kijken. Een hulpmiddel is het
gebruik maken van feiten van algemene bekendheid. De rechter mag uitgaan van de algemene
ervaringsregel, bijv. dat je weet wat er in je auto bevindt (bij bijv. drugsdelicten waar opzet zorgt
voor een misdrijf). Daarnaast bestaat dat de verdachte een onderzoeks- of zorgplicht heeft.
Hiervan kan de rechter ook gebruik maken. De verdachte wist niet 10k bij zich te hebben, bij de
douane, maar hij had wel een onderzoeksplicht naar het tellen van het geld. Onvoorzichtig
handelen is niet voorwaardelijk opzet, wel culpa.
Als je weet naar een drugsgevoelig land gaat en weet dat je koffer opvallend zwaar is, is het niet
controleren van koffer onverschillig (op de koop toenemen). Dan ga je wel richting voorwaardelijk
opzet. De rechter zou dan teruggrijpen op de onderzoeksplicht.
Bewijs voor het aanvaarden, zie arrest Slaan met pistool. Dit hangt af van de feitelijke
omstandigheden van het geval. Hierbij is van belang:
- de aard van de gedraging; en
- de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo
zeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan dan dat de verdachte de
aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
, Opzet en schulduitsluitingsgronden (verwijtbaarheid)
De schulduitsluitingsgrond neemt de verwijtbaarheid weg. De dader is niet meer strafbaar. Het feit is dus
bewezen, maar kan niet meer verweten worden. De opzet verdwijnt niet, het kan hem alleen niet
verweten worden dat hij opzettelijk heeft gehandeld.
AVAS = afwezigheid van alle schuld (ongeschreven). Denk aan onverontschuldigbare dwaling. De dader
weet iets niet, dit kan hem niet worden verweten. Er kan ook verontschuldigbare dwaling zijn. Iemand
wist iets niet, maar dit kan hem wel worden verweten. Opzet is willen en weten. Dwalen is het niet weten.
Er kan geen opzet zijn. Of die het had moeten weten doet er dan niet toe, want er is geen opzet en als dat
bewezen moet worden draait het om het weten. Als opzet een bestanddeel is, is het een bewijsverweer.
Verontschuldigbaar is bijv. als je wel een onderzoeksplicht/zorgplicht had maar dit niet had uitgevoerd.
Opzet is dus weten, dwalen is niet weten. Dwaal je daar waarbij opzet aanwezig moet zijn, dan leidt de
dwaling tot een vrijspraak. Ongeacht of die verontschuldigbaar is. Is de opzet niet gericht op het feit
(geobjectiveerd). Dan tast het de opzet niet aan, want het hoefde niet op het bestanddeel gericht te zijn.
Dan blijft de mogelijkheid tot AVAS. En kom je wel toe aan de vraag of het verontschuldigbaar is of niet.
Ontoerekeningsvatbaarheid, art. 39 Sr. Onder invloed handelen van een stoornis. Het kan hem daardoor
niet worden toegerekend.
Drie eisen, vragen: (Leren tentamen!)
1) Er moet een stoornis zijn.
2) Verband tussen stoornis en het begaan van het feit (wegens?).
3) Is dit verband reden waarom feit ‘niet kan worden toegerekend’?
Hierbij speelt mee > is er voldoende sterk verband tussen de stoornis en het feit om het feit niet toe te
rekenen? Er zijn omstandigheden die toerekening van het feit aan de dader toch redelijk maken,
waardoor geen art. 39 Sr. Culpa in causa. Denk aan de situatie waarbij de dader zichzelf in een psychose
heeft gebracht, door drugsgebruik. Je hebt dan schuld aan de oorzaak (bijv. het in de psychose raken).
Welke vorm van culpa in causa staat een beroep op ontoerekeningsvatbaarheid in de weg? Als je niet
weet dat je drugs neemt, heb je hier bijv. geen schuld aan. Neem je de drugs bewust, dan kan het je wel
worden verweten. Het is voldoende als je had kunnen voorzien terecht te komen in een psychose, dit is
schuld aan de oorzaak (culpa in causa). Hierdoor gaat een beroep op ontoerekeningsvatbaarheid niet op.
Verhouding opzet en ontoerekenbaarheid
Arrest Tolbert: gebruik amfetamine oorzaak psychose. Hierdoor probeert de dader zijn vriendin te doden,
die ontsnapt. Vervolgens doodt hij haar kinderen. Hij wordt vervolgd tot poging tot moord en moord op
de kinderen. Het verweer gaf gaan dat hij in een psychose was. Hierdoor zou het opzet niet bewezen kon
worden. Het Hof verwerpt het opzet verweer. In zijn algemeenheid is er dan geen sprake van opzet (in
geval van psychose) maar in dit geval wel. De HR geeft aan dat opzet samen kan gaan met een stoornis en
een geslaagd beroep op ontoerekeningsvatbaarheid. Dit staat het bewijzen in de weg: als iemand totaal
geen inzichten heeft in handelen en gevolgen daarvan als gevolg van die stoornis, dan valt de opzet weg.
Je weet dan niet wat de gevolgen zijn. Je weet dan niet van de aanmerkelijke kans. Een stoornis hoeft niet
te betekenen dat je niet weet wat je doet, en dus geen opzet hebt. De HR gaf aan dat hij geen vrijheid had
om zelf keuzes te maken, in de psychose. Dat de dader geen vrijheid had om anders te handelen,
betekent niet automatisch dat hij geen inzicht had in wat hij aan het doen was. Wellicht kan dit hem niet
verweten worden, maar er kan wel inzicht bestaan in wat hij aan het doen is. Dan is er opzet, maar geen
verwijtbaarheid.