3.10 Nationale overheid en internationale politiek
Nederland is lid van verschillende internationale organisaties. Staten werken veel met
elkaar samen om verschillende redenen:
o Kans op oorlogen en conflicten tussen staten verminderen en voorkomen.
o Staten zouden hun machtspositie op het wereldtoneel kunnen versterken door als een
(regionale) eenheid op te treden.
o Politieke problemen met een grensoverschrijdend karakter kunnen effectiever worden
aangepakt.
o Economische groei wordt bevorderd, door vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal
en personen.
3.11 Overheid onder druk?
In Nederland zijn er enkele organisaties die de overheid controleren of waar burgers
terechtkunnen met klachten over de overheid, zoals de Nationale ombudsman. Een ander
voorbeeld van een controlerende organisatie is de Algemene Rekenkamer, die controleert of
het Rijk beleid uitvoert zoals dat was bedoeld en of het Rijk publiek geld zuinig en zorgvuldig
uitgeeft.
Hoofdstuk 4 I Globalisering, internationale betrekkingen en Europese integratie
4.1 Globalisering en ‘governance’
Het steeds sneller verlopende proces van verbreding (steeds meer actoren) en verdieping
(steeds meer beleidsterreinen) van deze relaties wordt aangeduid als globalisering en
mondialisering. Steeds meer consumenten kopen producten uit andere delen van de wereld,
die ook nog eens geproduceerd zijn met onderdelen die overal ter wereld gemaakt worden.
Ook social media, zoals Facebook, en internet gaat alle grenzen over, waardoor
communiceren veel makkelijker wordt. De wereld is volgens sommige daardoor in een soort
dorp veranderd, een ‘global village’. Als alleen gekeken wordt naar de toenemende relaties
tussen landen of naties, wordt dit internationalisering genoemd. Globalisering gaat niet
alleen over natiestaten, maar ook over burgers, bedrijven en andere organisaties.
Op het internationale politieke speelveld zijn verschillende actoren actief:
o Staten -> bezitten het legitieme geweldsmonopolie binnen een bepaald grondgebied.
o Intergouvernementele organisaties (igo’s) -> werken staten met elkaar, op bilateraal
niveau (tussen twee staten: zoals tussen Nederland en België) of op multilateraal
niveau (tussen meerdere staten: zoals de Verenigde Naties).
o Niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) -> organisaties die niet tot de overheid
behoren en de (inter)nationale politiek proberen te beïnvloeden.
o Multinationale bedrijven -> bedrijven die actief zijn in verschillende landen.
Het oplossen van internationale (wereldomvattende) politieke problemen wordt in de
literatuur ook wel aangeduid als ‘global governance’. Governance (bestuur) is een breder
begrip voor government (overheid) en geeft aan dat de overheid (inter)nationale politieke
problemen niet alleen kan oplossen, maar daar ook bedrijven en ngo’s bij nodig heeft.
, Soevereiniteit is een belangrijk woord in de internationale politiek: het betekent dat het
staatsgezag het hoogste en exclusieve gezag vormt binnen de grenzen van een staat.
Regionalisering lijkt op globalisering en internationalisering, maar gaat over toenemende
verbondenheid tussen naties, hun burgers en bedrijven in een bepaalde regio van de wereld.
4.2 Relatie tussen nationale en internationale politiek
Invloed van de nationale op de internationale politiek -> wat staten in de internationale
politiek willen en doen, hangt onder andere af van de binnenlandse politiek. Ook in
Nederland beïnvloeden nationale partijpolitiek en belangengroepen de internationale
politiek. Regeringen sluiten met andere staten internationale verdragen. Deze treden pas in
werking in de betreffende landen als de nationale parlementen ze goedkeuren (ratificeren).
Invloed van de internationale op de nationale politiek -> internationale ontwikkelingen
creëren kansen of belemmeringen voor de nationale politiek. Op economisch gebied is de
Europese Monetaire Unie (EMU) waardoor een Europese munteenheid is gekomen: de euro.
Om de stabiliteit van de euro te garanderen en sterke prijsstijgingen (inflatie) te voorkomen
zijn de EMU-landen het Stabiliteits-en Groeipact overeengekomen.
4.3 Karakter van internationale samenwerking
Nationale politieke besluiten kunnen door de overheid worden afgedwongen, want staten
zijn soeverein en beschikken over geweldsmonopolie. Internationale besluiten kunnen
daarentegen niet worden afgedwongen. Er bestaat geen internationale organisatie die het
geweldsmonopolie heeft over staten. Er is op internationaal niveau immers geen
‘wereldregering’ over de nationale staten die bijvoorbeeld vrede kan afdwingen.
Er zijn drie mogelijkheden waardoor internationale samenwerking tot stand komt en
staten de afgesproken regels naleven:
o Goed vertrouwen -> sommige afspraken worden in goed vertrouwen gemaakt, waar
staten zich vrijwillig aan de overeenkomst houden (zelfbinding), omdat schending
moreel verwerpelijk gevonden wordt of te veel nadelige effecten zou hebben.
o Nationale wetgeving -> overheden besluiten bij sommige internationale
overeenkomsten de afspraak vast te leggen in nationale wetgeving. Dan kan de
overheid het internationale besluit op nationaal niveau afdwingen.
o Supranationale besluitvorming -> overheden kunnen het afdwingen van de
overeenkomst overlaten aan een internationale organisatie, zoals de EU. Staten
moeten dan wel een deel van hun soevereiniteit overdragen aan deze organisatie.
Er worden twee soorten internationale samenwerking onderscheiden:
o Supranationaal -> het overdragen van staatssoevereiniteit aan een internationale
organisatie. Bindende besluiten worden genomen door regeringsvertegenwoordigers of
instellingen van de internationale organisatie, die uitvoerende bevoegdheden hebben.
o Intergouvernementeel -> betekent dat de nationale staat volledige soevereiniteit
behoudt bij internationale samenwerking. Regeringsvertegenwoordigers unaniem
moeten instemmen met besluiten voordat ze bindend kunnen worden en dat deze
afspraken door de staten zelf worden ingevoerd.