Politiek en politicologie
Hoofdstuk 1 I Problemen, politiek en politicologie
1.1 Politieke problemen
Problemen worden politieke problemen zodra de overheid zich gaat bezighouden met het
voorkomen, verminderen of oplossen ervan, zoals luchtvervuiling door auto’s en
personeelstekorten in de zorg en het onderwijs. De hogere benzineprijs en belastingen
moeten deze problemen oplossen.
Mensen vinden normen en waarden, de manier waarop we samenleven, een groot
maatschappelijk probleem, waarvoor ze niet naar ‘de politiek’ (de overheid) kijken om een
oplossing te bieden. Bij de onderwerpen als gezondheidszorg, immigratie en inkomen vinden
burgers wel dat de overheid een oplossing moet vinden, dit moet volgens hun hoog op de
politieke agenda staan.
Politiek = een situatie waarbij de overheid betrokken is of zou moeten zijn. (Van Deth & Vis)
o De rol van de overheid staat hierin centraal. Tegelijkertijd strekt de definitie verder dan
de betrokkenheid van de overheid. Eisen van burgers en organisaties die niet resulteren
in overheidsbeleid, worden namelijk ook als politiek aangemerkt.
Een situatie is een probleem als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
o Mensen beschouwen de situatie als ongewenst -> mensen zien een verschil tussen een
bepaalde (feitelijke of ervaren) situatie en een bepaalde norm of waarde.
o Mensen denken de situatie te moeten en te kunnen veranderen -> mensen denken dit
verschil te moeten en te kunnen veranderen.
Problemen kennen twee aspecten:
o De feitelijke werkelijkheid (objectief aspect).
o De werkelijkheid zoals die wordt ervaren (subjectief aspect), ook wel percepties
genoemd.
Politiek probleem = een als ongewenst en veranderbaar beschouwde situatie, waarbij de
overheid betrokken is of zou moeten zijn. (Van Deth & Vis)
o Voorbeelden: aanleggen van hang- en speelplekken voor kinderen en jongeren die
overlast kunnen geven voor de buurt (lokaal), bestrijden van jeugdwerkloosheid
(nationaal) en de opvang van vluchtelingen door oorlog (internationaal).
Oorzaken waarom onder mensen niet altijd overeenstemming is over wat een politiek
probleem is:
o Mensen hanteren verschillende normen om de werkelijkheid te beoordelen.
o Mensen ervaren de objectieve werkelijkheid verschillend: hun oordeel is subjectief.
o Mensen zijn het niet altijd eens over welke problemen op de politieke agenda moeten
komen.
,1.2 Politiek en de overheid
Politiek = het overheidsbeleid, alsmede de totstandkoming en effecten ervan. (Hoogerwerf)
o Ook hier komt de belangrijke rol van de overheid in de politiek naar voren. De definitie
concentreert zich echter niet alleen op het bestaande overheidsbeleid, maar omvat ook
het ontstaan en de gevolgen ervan. Toch zou in de definitie van Hoogerwerf te veel
nadruk op het feitelijk overheidsbeleid worden gelegd, wat een belemmering zou zijn
voor de besturing van problemen waar de overheid zich (nog) niet mee bemoeit. Zo is
volgens Hoogerwerf kinderarbeid geen politiek probleem in landen waar de staat zich
er niet mee bemoeit. Daarnaast stelt deze definitie het begrip beleid centraal. Hierdoor
zou een aantal belangrijke politieke thema’s buiten de bestudering van de politiek
dreigen te vallen, zoals de ontwikkeling van politieke stromingen en ideologieën, het
ontstaan van politieke meningen van burgers, de historische ontwikkeling van het
politieke stelsel van Nederland of de internationale betrekkingen tussen staten.
Politiek = elke mengeling van conflict en samenwerking. (Laver)
o Conflicten worden vaak in de politiek uitgevochten. Ook samenwerking hoort bij de
politiek, zoals die tussen de landen van de Europese Unie. Een voordringer in de
wachtrij in de supermarkt wordt volgens Laver gezien als politiek, wat vele niet zien als
politiek. Daarom vinden bijvoorbeeld Van Deth & Vis het belangrijk de overheid in een
definitie van politiek op te nemen.
1.3 Politiek en het verdelingsvraagstuk
Volgens vele is het verdelingsvraagstuk de kern van de politiek. In de politiek worden
besluiten genomen over de vraag hoe de beschikbare overheidsgelden verdeeld moeten
worden. Deze besluiten zijn politieke afwegingen, omdat de beschikbare middelen schaars
zijn. Het verdelingsvraagstuk beperkt zich niet tot financiën, er worden ook rechten en
plichten verdeeld.
Politiek = wie krijgt wat, wanneer en hoe? (Lasswell)
o Volgens Lasswell zou het verdelingsprobleem zich kunnen voordoen op het niveau van
de staat, maar ook in bedrijven of gezinnen. Hij zegt niet wat moet worden verdeeld. Zo
zou het verdelen van gehaktballetjes in de soep aan tafel als politiek moeten worden
aangemerkt. De definitie is dus te ruim.
Politiek = het vormen en verdelen van macht. (Lasswell & Kaplan)
o De definitie is toepasbaar op ieder sociaal systeem en daarom dus te ruim. Ook beperkt
deze definitie zich tot het verdelen van macht, de toedeling van al het andere dan
macht is geen politiek, zoals een voorlichtingscampagne van de overheid over racisme.
Politiek = de gezaghebbende toedeling van waarden voor een samenleving. (Easton)
o De gezaghebbende toedeling van waarden verwijst naar bindende en legitiem erkende
regels voor een samenleving, die burgers accepteren als zij deze toedeling als legitiem
en rechtvaardig beschouwen. Niet alleen de staat, maar ook andere organisaties
(bedrijven en kerken) wijzen gezaghebbende waarden toe aan de samenleving.
, o Waarden verwijzen naar alles wat mensen belangrijk vinden. Mensen streven twee
soorten waarden na:
Materiële waarden -> voedsel en huisvesting
Immateriële waarden -> vrijheid van meningsuiting en gevoel van veiligheid op
straat.
1.4 Politiek en collectieve-actieproblemen
In een collectieve-actieprobleem conflicteert het eigenbelang van elk individu in een
bepaalde mate met het eigenbelang van ieder ander individu. In dit conflict zal elk individu
zijn eigenbelang nastreven. Individuele rationaliteit botst met collectieve rationaliteit. Als de
individuen hadden samengewerkt, waren ze beter af geweest.
Collectieve-actieproblemen doen zich voor bij vrij toegankelijke goederen, maar ook bij
publieke goederen (collectieve goederen). Publieke goederen worden gekenmerkt door:
o Ondeelbaarheid -> hoeveelheid van een goed vermindert niet als iemand het
consumeert.
o Niet-uitsluitbaarheid -> niemand kan van de consumptie van het goed worden
uitgesloten.
Door het ondeelbare en niet-uitsluitbare karakter van publieke goederen hebben individuen
geen prikkel om bij te dragen aan de totstandkoming of instandhouding ervan. Het loont om
van het goed te profiteren zonder ervoor te betalen. Mensen zijn het liefst profiteurs, ook
wel free-riders genoemd. Als ze niet ergens van kunnen profiteren, willen ze ook niet
meehelpen of meebetalen aan de totstandkoming van iets.
Politiek = het oplossen van collectieve-actieproblemen. (Taylor)
o Er zijn drie manieren om collectieve-actieproblemen op te lossen:
Overheidsingrijpen -> dit kan de overheid doen door verschillende soorten
instrumenten in te zetten:
Fysieke instrumenten -> door zelf het publieke goed te produceren of te kopen,
zoals dijken of straatlantaarns.
Juridische en handhavingsinstrumenten -> door te normeren met wetgeving,
regulering en handhaving, ook wel ‘command and control’ genoemd. In een
uiterste geval kan de overheid burgers met geweld dwingen zich aan de
wetten te houden of samen te werken.
Financieel-economische instrumenten -> door subsidies te geven, belastingen
en accijnzen te heffen of boetes voor snelheidsovertredingen.
Communicatieve of informatieve instrumenten -> door burgers of bedrijven te
beïnvloeden en te informeren, zoals overheidscampagnes.
De verleiding om te ‘free riden’ verkleinen -> de winst om te free-riden mag niet te
groot zijn. Mensen zouden ook niet snel profiteren van free-riden als het verlies op
lange termijn groot genoeg is (geldboete). De verleiding is vaak te groot en de
winst op korte termijn is doorslaggevend voor menselijk gedrag.
Moraal, normen, waarden en tradities -> sommige mensen voelen zich moreel
verplicht om zich aan de regels te houden en niet te free-riden.
, 1.5 Enkele kenmerken van politiek
Volgens Hoogerwerf worstelt de politiek steeds met dezelfde zeven dilemma’s rondom
fundamentele waarden bij het maken van beleid:
o Publiek versus privaat -> wat zijn publieke taken (overheid) en wat zijn private taken?
o Democratie versus leiding -> moet de macht bij de burgers of de leiding en staat liggen?
o Vrijheid versus gelijkheid -> hoe moeten middelen verdeeld worden?
o Eenheid versus verscheidenheid -> staat individuele vrijheid voorop of is de eenheid in
de samenleving belangrijker?
o Idealisme versus realisme -> moet de politiek streven naar het goede en staan idealen
voorop, of moet de politiek streven naar het haalbare en realiteitszin hebben?
o Doelmatigheid versus aanvaardbaarheid -> moet het beleid vooral doelmatig en
rationeel zijn of is draagvlak voor beleid het belangrijkste?
o Orde versus verandering -> moet de samenleving de bestaande maatschappelijke orde
handhaven en zich langzaam aanpassen of is juist verandering nodig om tot een andere
soort samenleving te komen?
Politiek heeft onder meer betrekking op:
o De overheid (Van Deth & Vis, Hoogerwerf)
o Conflict en samenwerking (Laver)
o De verdeling van geld (Lasswell)
o De verdeling van macht (Kaplan)
o De toedeling van waarden (Easton)
o Collectieve-actieproblemen (Taylor)
1.6 Politicologie
De politicologie kan omschreven worden door middel van vier centrale vragen:
1) Hoe moet het object van de politicologie gedefinieerd worden?
Politiek is het object van de politicologie.
2) Hoe moeten de centrale begrippen van de politicologie gedefinieerd worden?
Centrale begrippen in de politicologie zijn onder meer staat en overheid, macht en
invloed, democratie en vrijheid, rechten en plichten.
3) Welke wetenschappelijke strategie moet gebruikt worden om de beoogde kennis te
verwerven?
Welke strategie moet men aanwenden in het onderzoek? Hierbij dient de
onderzoeker te beoordelen welke theorie, welk model en welke methode van
onderzoek gebruikt moet worden.
4) Welke wetenschappelijke benadering moet gebruikt worden om de beoogde kennis te
verwerven?
Economie, sociologie, recht, filosofie, psychologie, geschiedenis, wiskunde en
biologie vormen belangrijke hulpwetenschappen. Er kunnen grofweg vier
algemene benaderingen in de politicologie onderscheiden worden:
Theoretisch -> zuivere theorieën (machtenscheiding van Montesquieu).
Empirisch -> toetsen van theorieën aan feitelijke gegevens
Normatief -> vraagstuk van de gewenste politieke orde
Vergelijkend -> vergelijken naar tijd en/of plaats