Hoofdstuk 5 – De organisatie
De organisatie behandeld de interne, juridische organisatie van ondernemingen. Zo kennen sommige grote
vennootschappen een zogenoemde executive committee of Exco. Daarin hebben naast de formele bestuurders
ook verschillende hoge functionarissen van de vennootschap zitting. De gedacht hierachter is dat deze
samenwerking tussen bestuurders en hoge functionarissen de uitwisseling van informatie en de besluitvorming
ten goede komt.
5.1 Bevoegdheidsverdeling bij een bv
Een bv kent een tweeledig organisatiestructuur in de zin dat zij twee verplichte organen heeft: de
aandeelhoudersvergadering en het bestuur. In bepaalde omstandigheden is de bv gehouden een RvC en/of
ondernemingsraad in te stellen. De OR is geen orgaan van de vennootschap (zie art. 2:189a BW). De bv die een
onderneming met ten minste 20 werknemers in stand houdt is o.g.v. WOR verplicht tot instellen van OR.
Voldoet de bv aan criteria over bepaalde grootte, dan komt zij in aanmerking voor het zogenoemde
structuurregime en is ook een raad van commissarissen verplicht. Een RvC dient te worden ingesteld indien de
bv gedurende drie jaar aan de structuurcriteria beantwoord (Geplaatst kapitaal >16mln, verplicht ingestelde OR
en >100 werknemers in NL). RvC heeft vergaande bevoegdheden, zie ook art. 2:263 lid 2, 2:264 lid 1, 2:268,
2:272 en 2:274 BW. Bij gewone bv’s kan ook RvC worden ingesteld die in hoofdzaak de algemene taak heeft
toezicht te houden en te adviseren (art. 2:250 BW). Voor bestuur en aandeelhoudersvergadering gelden naast
specifieke bevoegdheidsbepalingen twee hoofdregels, die te vinden zijn in art. 2:217 en art. 2:239 BW. Art.
2:239 lid 1 BW bepaalt dat bestuur belast is met het besturen van de vennootschap. Art. 2:217 lid 1 BW houdt
in dat de AV alle bevoegdheid toekomt die niet aan het bestuur of anderen is toegekend. De AV heeft een
restbevoegdheid.
Wet bestuur en toezicht geldt voor de bv’s (art. 2:239a BW) en voor de nv’s (art. 2:129a BW). De wet maakt het
mogelijk dat de statuten het toezicht op de bestuurders aan een speciaal daarvoor benoemde bestuurders
opdraagt. Deze toezichthoudende bestuurders zijn ‘niet uitvoerende bestuurders’, zie art. 2:239a lid 1 BW. Zij
maken samen met de gewone (uitvoerende) bestuurders deel uit van t bestuur, maar hebben een iets andere
taak. Maakt de bv gebruik van art. 2:239a BW dan zal de niet uitvoerende bestuurders toezicht houden op en
adviseren van de gewone bestuurders. Niet uitvoerende bestuurders nemen deel aan alle vergaderingen van
het bestuur en zijn betrokken bij de besluitvorming over onderwerpen die de dagelijkse gang van zaken
betreffen. Hoe de taken zijn verdeeld zal in de statuten of in een bestuursreglement zijn uitgewerkt. Art. 2:239a
BW laat de vennootschap daarvoor vrij, maar heeft enkele dwingende beperkingen (niet geoorloofd af te
spreken dat t voorzitterschap van t bestuur toekomt aan een uitvoerend bestuurder).
Uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders is een one-tier board. Een bestuur en een afzonderlijke RvC is
een two-tier board. Het one-tier systeem zou tot meer eenheid in het beleid kunnen leiden en daarmee tot
betere bedrijfsresultaten. Het two-tier systeem zou beter zijn gewaarborgd dat de toezichthouders zich
onafhankelijker opstellen. One-tier model is vooral interessant voor grote, internationaal gerichte
ondernemingen. Ook structuurvennootschappen mogen voor het one-tier model kiezen (art. 2:274a BW).
De twee hiervoor genoemde hoofdregels (art. 2:217 BW en art. 2:239 lid 1 BW) maken niet altijd een scherpe
verdeling van bevoegdheden over de aandeelhoudersvergadering en het bestuur mogelijk. Onder besturen
wordt wel verstaan het leiding geven aan de dagelijkse gang van zaken in de door de bv gedreven
onderneming. Het bepalen van de strategie en het maken van plannen voor de toekomst is in beginsel een
bestuursaangelegenheid. De wet heeft een aantal belangrijke bevoegdheden uitdrukkelijk aan de AV
toegedeeld. Dit gaat vooral om bevoegdheden die de structuur en inrichting van de bv raken. Wij noemen de
belangrijkste, de AV kan;
31
Ondernemingsrecht 2021-2022
, 1. Beslissen over de uitgifte van aandelen en kan deze emissiebevoegdheid aan een ander orgaan
overdragen (deze kan te allen tijde worden herroepen, art. 2:206 BW).
2. Beslissen over de vermindering van het aandelenkapitaal cf art. 2:208 BW.
3. De jaarrekening vaststellen, art. 2:210 lid 3 BW.
4. De statuten wijzigen, art. 2:231 lid 1 BW.
5. Bestuurders benoemen en ontslaan (art. 2:242&244 BW). Dit is anders bij een structuurvennootschap,
want hier is de bevoegdheid bij de RvC, art. 2:272 BW.
6. Commissarissen benoemen en ontslaan, art. 2:252&254 BW. Bij structuurvennootschappen kan dit
ook, maar is de AV niet volledig vrij. Benoeming kan alleen plaatsvinden op voordracht van de RvC, die
daarbij voor één op de drie commissarissen een voordracht moet overnemen van de OR. De AV kan de
voordracht afwijzen, waarna er een nieuwe voordracht moet volgen (art. 2:268 lid 4, 6 en 9 BW. Ook
in het ontslag van commissarissen is de AV niet volledig vrij. O.g.v. art. 2:271a BW is de AV alleen
bevoegd het vertrouwen in de gehele RvC op te zeggen. Dit besluit leidt tot het onmiddellijk ontslag
van alle leden van de RvC, art. 2:271a lid 3 BW.
7. Besluiten over juridische fusie en splitsing, art. 2:317 en art. 2:334m lid 1 BW.
8. Beslissen over de omzetting van de bv in een andere rechtspersoonsvorm, art. 2:18 lid 2 onder a BW.
9. Beslissen over ontbinding, art. 2:19 lid 1 onder a BW.
De kernbevoegdheden komen dwingendrechtelijk aan de AV toe. In statuten kan afbreuk worden gedaan aan
de bevoegdheden, zoals bij het figuur van prioriteitsaandelen. De statuten van een gewone, niet-structuur bv
kunnen bepalen dat alle of één of meer van de bestuurders rechtstreeks worden benoemd door houders van
aandelen van een bepaalde soort of aanduiding, zie art. 2:242 lid 1 BW. Hetzelfde geldt voor benoeming van
commissarissen, zie art. 2:252 lid 1 BW. Ook de bevoegdheid om de bezoldiging van bestuurders vast te stellen
kan aan een ander orgaan dan de aandeelhoudersvergadering worden toegekend, zie art. 2:245 BW.
De vraag is of de AV aan het bestuur bindende aanwijzingen kan geven hoe het zijn taak dient uit te oefenen.
De HR heeft in het Forum-Bank-arrest uitgesproken dat de aandeelhoudersvergadering de in de wet en
statuten vastgelegde verdeling van bevoegdheden dient te respecteren.
De wet staat toe dat de statuten van een bv bepalen dat het bestuur zich dient te gedragen naar de
aanwijzingen van een in de statuten daartoe aangewezen orgaan (veelal de AV), zie art. 2:239 lid 4 BW. Dit
kunnen bindende aanwijzingen zijn, maar ook concrete instructies. Het bestuur is nooit gehouden instructies
uit te voeren die in strijd zijn met het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.
De aandeelhouders hebben, afgezien van een eventueel instructierecht, een belangrijk machtsmiddel om de
gang van zaken naar hun hand te zetten. Bij meningsverschillen kan het orgaan een bestuurder ontslaan. Dit
ontslag is volgens de wet te allen tijde mogelijk, art. 2:244 lid 1 BW.
Een bestuurders maakt als functionaris deel uit van de wettelijk vastgelegde, juridische structuur van de
vennootschap. Uit deze vennootschapsrechtelijke rechtsverhouding vloeien rechten en verplichtingen voort. Zo
is de bestuurder gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak o.g.v. art. 2:9 BW. Cf art. 2:8 BW dient
een bij de vennootschap betrokkene zich jegens de bestuurder overeenkomstig de redelijkheid en billijkheid
van het artikel te gedragen en heeft de bestuurder een raadgevende stem in de AV o.g.v. art. 2:227 lid 7 BW.
Tussen de bv en bestuurder geldt een contractuele rechtsverhouding. Als de bestuurder een natuurlijke
persoon is, zal deze contractuele verhouding een arbeidsovereenkomst zijn.
De HR heeft geconcludeerd dat door een ontslagbesluit ook een einde wordt gemaakt aan de arbeidsrechtelijke
verhouding. Het is dan wel mogelijk dat de AV bij het nemen van een ontslagbesluit expliciet bepaalt dat het
ontslag niet zal leiden tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
De arbeidsrechtelijke opzeg verbonden van art. 7:670 BW kunnen door het ontslagbesluit van de AV echter niet
worden doorbroken. Dit betekent bijv. dat de AV een zieke bestuurder wel als bestuurder kan ontslaan, maar
dat in die omstandigheden de ontslagen bestuurder vernietiging van de arbeidsrechtelijke opzeggen of billijke
schadevergoeding kan vorderen cf art. 7:681 BW. Ook zal de bv bij opzegging van de arbeidsovereenkomst de
normale opzegtermijnen in acht moeten nemen. Denkbaar is voorts dat het ontslag zonder redelijke grond is,
art. 7:669 BW. De ontslagen bestuurder kan dan een billijke vergoeding van de bv vorderen (art. 7:682 BW).
32
Ondernemingsrecht 2021-2022