Hoofdstuk 9 – Concernrecht
Een concern is een groep van nv’s en bv’s die onder gemeenschappelijke leiding staan. Moeder geeft leiding
aan het concern.
9.1 Wat is een groep of concern?
Boek 2 BW duidt het begrip concern als groep aan (zie art. 2:24b BW). De wet onderstreept dat een groep een
economische eenheid is waarin rechtspersonen en personenvennootschappen organisatorisch zijn verbonden.
De economische eenheid wordt tot stand gebracht door het uitoefenen van een centrale eenheid.
Art. 2:24a BW geeft een omschrijving van het begrip dochtermaatschappij. Het is doorslaggevend of een
andere nv of bv de meerderheid van de stemrechten in de AV kan uitoefenen of meer dan de helft van de
bestuurders of commissarissen kan benoemen. Niet alleen nv’s en bv’s kunnen deel uitmaken van een concern,
maar ook stichtingen, verenigingen, coöperaties en personenvennootschappen kunnen hiervan deel uitmaken
(stichting kan bij gebrek aan leden en een algemene vergadering geen dochtermaatschappij.
Art. 2:24b BW definieert het begrip groepsmaatschappij: groepsmaatschappijen zijn rechtspersonen of
vennootschappen die met elkaar in een groep zijn verbonden. Wanneer bijvoorbeeld een nv alle aandelen
verwerft in een bv met als enige doel deze aandelen een tijd aan te houden als belegging is sprake van een
dochtermaatschappij cf art. 2:24a BW, maar niet van een groepsmaatschappij cf art. 2:24b BW. Er is namelijk
geen economische eenheid.
9.2 Motieven voor concernvorming
Dor concernvorming spreidt een onderneming zijn economische risico’s en aansprakelijkheidsrisico’s. Elke
afzonderlijke vennootschap is enkel aansprakelijk vaan haar eigen schulden. Concernvorming kan er zo toe
bijdragen dat verschillende activiteiten financieel van elkaar zijn afgeschermd. Concernvorming kan ook
schaalvoordelen opleveren: kosten voor produceren op grote schaal is per product lager. Ook kunnen betere
voorwaarden worden bedongen bij het aantrekken van kredieten en het sluiten van bedrijfsverzekeringen. Ook
fiscale motieven kunnen een rol spelen. Zo mogen rechtspersonen binnen een als fiscale eenheid aangemerkt
concern winsten en verliezen verrekenen en hoeven zij alleen belasting af te dragen over het concernsaldo (vgl.
art. 15 Wet vpb).
51
Ondernemingsrecht 2021-2022
, 9.3 Concernvorming
Concernrelatie kan tot stand worden gebracht doordat een nv een bv opricht (kan ook bv zijn die bv opricht).
Nv houdt dan alle aandelen in de bv. Bv is dochtermaatschappij en als beide vennootschappen onder centrale
leiding een economische eenheid vormen zijn zij beide ook groepsmaatschappijen.
Andere manier is als de nv de aandelen van bijv. een bv koop t en overneemt. De overnemende vennootschap
krijgt zo doorslaggevende zeggenschap in de vennootschap. Dit betreft een aandelenfusie. Transactie in
aandelen komt meestal tot stand door het uitbrengen van een bod op aandelen. Dit heeft doorgaans een
onderhands karakter. Dit richt zich tot aandeelhouders die bij de bieder bekend zijn.
Als de aandeelhouder tot wie de bieder zich wil richten, niet bekend zijn, is hij genoodzaakt een zogenoemd
openbaar bod uit te brengen (tot het publiek gerichte bieding). Dit gebeurt vaak bij beursgenoteerde nv’s.
Soms bestaat er tussen degene die het bod uitbrengt en het bestuur van de vennootschap overeenstemming
over de inhoud van het bod. Dit is een vriendelijk bod.
Er is sprake van een vijandig bod als het bestuur van de vennootschap bezwaar maakt tegen het uitbrengen van
het bod, bijv. omdat het de vennootschap zelfstandig wil laten voortbestaan, geen deel wil laten uitmaken van
een groot concern of het uitgebrachte bod te laag vindt. Dan kan het bestuur, met goedkeuring van RvC, de
wettelijke bedenktijd van art. 2:114b BW inroepen. Zwaarder instrument is het inzetten van
beschermingsconstructies.
Bij beursvennootschappen geldt art. 2:359b BW voor het uitbrengen van beschermingsconstructies. De
bepaling gaat ervan uit dat het bestuur van een doelwitvennootschap beschermingsconstructies mag treffen.
Statuten van vennootschap kunnen bepalen dat hangende een openbaar bod geen handelingen mogen worden
verricht die het slagen van het bod kunnen ‘frustreren’, althans niet zonder voorafgaande goedkeuring van de
AV. Zie voor de regeling art. 2:359b BW.
Openbaar bod kan in contanten worden uitgebracht, echter de bieder kan ook aandelen overnemen door eigen
aandelen te geven.
Bij sommige concernvennootschappen houdt de moedermaatschappij niet alle aandelen in de
dochtervennootschap, maar zij er ook nog minderheidsaandeelhouders. Gevaar bestaat dat de rechten van
deze ‘outside’-aandeelhouders in het gedrang komen. Over algemeen bieden de regels van art. 2:8, 9, 14-15 en
344 e.v. BW voldoende bescherming tegen machtsmisbruik door meerderheidsaandeelhouders. Bij een
beursvennootschap waar veel minderheidsaandeelhouders kunnen zijn, gaat de wetgever nog enige stappen
verder.
Art. 5:70 Wft verplicht een ieder die ‘overwegende zeggenschap’ in een beurs nv verkrijgt een openbaar bod uit
te brengen op de overige aandelen. Hier zijn uitzonderingen op (art. 5:71-72 Wft).
Art. 1:1 Wft definieert ‘overwegende zeggenschap’ als het kunnen uitoefenen van >30% van de stemrechten in
de algemene vergadering van een beurs nv. Het verplichte bod moet worden uitgebracht tegen een billijke prijs
cf. art. 5:80a Wft. Minderheidsaandeelhouders die zich ongemakkelijk voelen in een door de
meerderheidsaandeelhouder gecontroleerde beursvennootschap krijgen zo dus de mogelijkheid van een ‘fair
exit’.
Naast de uitkoopregel van art. 2:92a BW (zie H4.3) geldt voor beursvennootschappen ook een bijzondere
uitkoopregeling. Art. 2:359c BW geeft een meerderheidsaandeelhouder (=bieder) in het geval wanneer er nog
een minderheidsaandeelhouderschap is in onwillige of onwetende aandeelhouders, het recht de minderheid
uit te kopen. Hiervoor moet een procedure worden gevoerd voor de Ondernemingskamer, die ook een billijke
prijs voor de aandelen vaststelt. Omgekeerd mag de aandeelhouder van de aandelen >5% zelf ook de
mogelijkheid om zijn aandelen aan te bieden cf. art. 2:359d BW. Dit moet allen wel binnen drie maand na
afloop van aanvaardingstermijn van openbaar bod. Daarna heeft alleen meerderheidsaandeelhouder nog
uitkooprecht o.g.v. art. 2:92a BW.
Een afsplitsing kan ook de reden zijn voor een fusie. Art. 2:334a BW maakt dit mogelijk.
52
Ondernemingsrecht 2021-2022