Hoofdstuk 1: ‘De uitgangspunten van ontwikkelingspsychologie’
Leerdoelen
Aan het eind van dit hoofdstuk:
- Kan ik de uitgangspunten van levenslange ontwikkeling verwoorden
- Kan ik de verschillende betekenissen van ontwikkeling uitleggen
- Ben ik bekend met en in staat om de sleutelvragen in de studie van
ontwikkeling bij kinderen te beschrijven
- Ben ik bekend met de belangrijkste historische benaderingen om de
ontwikkeling van het kind te begrijpen
- Ben ik me bewust van het bewijs dat relevant is voor beide zijden van deze
kwesties
Introductie
Levenslange ontwikkelingspsychologie is het gebied van psychologie welke zowel
de constantheid en verandering in menselijk gedrag onderzoekt tegenover de
gehele levensduur, welke van geboorte tot dood is (Baltes, 1987).
Ontwikkelingspsychologen zijn geïnteresseerd in de verschillende kwesties van
de groei van motorische vaardigheden van zuigelingen/kleuters, tot de winsten
en verliezen in het psychisch functioneren van de ouderen.
Het doel van de studie in ontwikkelingspsychologie is om onze kennis te
vergroten wat betreft hoe ontwikkeling verloopt over de gehele levensduur,
ontwikkeling van kennis wat betreft de algemene uitgangspunten van
ontwikkeling en de verschillen en overeenkomsten in de ontwikkeling tussen
individuen.
Het aantal onderwerpen welke behoren bij de moderne psychologie is enorm, en
omvat sub gebieden zoals sociale psychologie, vergelijkende psychologie, de
studie van het leren, neuropsychologie, abnormale psychologie en cognitieve
psychologie. Echter, de studie van ontwikkeling is mogelijk binnen elk van deze
gebieden. Dus, in één zin, ontwikkelingspsychologie kan worden beschouwd als
een aanpak dat men in de bredere studie van psychologie gebruikt.
Deze tekst is gericht op een kleiner deel van de levensduur – in het bijzonder
over de ontwikkeling tussen geboorte en adolescentie. Dit gebied is ook wel
bekend als de ontwikkeling van het kind. De studie van kinderen is uiteraard
van zichzelf al van groot belang, maar het informeert ons ook over de aard van
de menselijke ontwikkeling. Door het bestuderen van eerdere gedragingen en de
veranderingen die gedrag ondergaat, kunnen we een beter begrip van het
‘eindproduct’ krijgen, namelijk volwassen gedrag. Hoewel dit boek zich specifiek
op de ontwikkeling van kinderen richt, de bredere principes van levenslange
ontwikkelingspsychologie (welke kort zal worden besproken) behoren evengoed
tot dit gebied, hierin wordt namelijk ook ontwikkeling bestudeerd, maar dan wat
betreft levensduur.
Wat is ontwikkeling?
Wanneer we het hebben over ontwikkeling, wat bedoelen we dan precies? Eén
vaakgebruikte definitie beschrijft ontwikkeling als patronen van verandering in de
tijd die begint bij de geboorte en doorgaat door het hele leven. Ontwikkeling
, vindt plaats in verschillende domeinen, zoals de biologische (veranderingen in
ons fysieke wezen), sociaal (veranderingen in onze sociale relaties) en cognitief
(veranderen in onze denkprocessen). Sommige ontwikkelingspsychologen geven
voorkeur aan het begrip ontwikkeling die alleen maar leidt tot kwalitatieve
veranderingen in de structuur van gedrag, vaardigheid of vermogen. Bijvoorbeeld
Heinz Werner (1957). Hij zei dat ontwikkeling alleen betrekking heeft op
veranderingen die het functioneren binnen een domein van een lichaam doet
verhogen. Werner geloofde dat ontwikkeling bestond uit twee processen:
integratie en differentiatie. Integratie verwijst naar het idee dat ontwikkeling
bestaat uit de integratie van meer fundamentele, eerder verworven gedragingen
in nieuwe, op een hoger niveau, structuren. Bijvoorbeeld, volgens Piaget (1952),
de baby die leert om succesvol objecten te bereiken. Deze baby heeft geleerd om
een scala aan vaardigheden te coördineren, zoals een rechte houding, het
bewegen van de arm, het visueel coördineren van de hand en het object, en het
grijpen van het object. Dit alles onder een geïntegreerde structuur, genaamd een
regeling of plan. Nieuwe ontwikkelingen voortgebouwd op en opgenomen in wat
hij eerder kon.
Differentiatie verwijst naar het idee dat ontwikkeling ook betrekking heeft op de
progressieve mogelijkheid meer onderscheid te maken. Bijvoorbeeld, het leren
om een klein voorwerp op te pakken (welke het gebruik van de vingers en fijne
motoriek vereist) versus grotere objecten (welke alleen maar vereist dat je de
hand om een object doet minder fijne motoriek). Werner definieerde
ontwikkeling als een combinatie van deze twee processen (integratie en
differentiatie); hij zag ontwikkeling als een proces van toenemende hiërarchische
integratie en toenemende differentiatie. Natuurlijk, Werners zicht op ontwikkeling
is in geen geval universeel geaccepteerd in de ontwikkelingspsychologie. Veel
ontwikkelingspsychologen beweren dat alles wat veranderingen over tijd bewijst
relevant is bij de studie naar ontwikkeling. Dus, dit debat blijft een spanning
binnen de studie van ontwikkeling.
De studie naar de ontwikkeling van het kind: een korte geschiedenis
Ontwikkelingspsychologie bestaat al lang. Charles Darwin, de bedenker van de
evolutietheorie, was een voortrekker in onderzoek bij kinderen. Darwin (1877)
heeft records bereikt over de ontwikkeling van zijn eigen zoon, en gebruikte de
data die hij verzamelde om ontwikkeling bij mensen te begrijpen in het licht van
de evolutietheorie door natuurlijke selectie. Darwin’s werk en een scala van
soortgelijke werken van de ontwikkeling van kinderen – bekend als baby
biografes – behoorden tot de eerste studies van de menselijke ontwikkeling en
werden de bron van veel moderne ideeën over de ontwikkeling van kinderen.
Baby biografes kregen vaak kritiek voor hun emotionele en eenzijdige
omschrijving van kinderen, maar het is ook onderkend dat veel van de vroegere
baby biografen zoals William Preyer hoge normen heeft vastgesteld voor het
correct observeren en vastleggen van gedrag.
Eén van de eerste ontwikkelingspsychologen was de Amerikaanse psycholoog G.
Stanley Hall. Hall’s onderzoek in de ontwikkeling van het kind focuste zich op
vragen als wat weten kinderen wanneer ze naar school gaan? In een eerder