Wat is een theorie?
Een theorie is een logisch verbonden systeem van concepten, verwerkt in een
kader om te kunnen organiseren en observaties te begrijpen.
Theorieën vormen een raamwerk om de wereld om ons heen te begrijpen door
voor verzamelde kennis. Ook helpen theorieën ons om eerder vergaarde kennis
te optimaliseren waardoor we kennis beter kunnen interpreten.
Functie: begrijpen en voorspellen van gedrag van gebeurtenissen in de wereld.
1. Formele theorie
= hypotheses, definities, axioma’s en wetten, waarvan een expliciet
concept is en afgeleid kan worden van de algemene theorie. Logisch en
bevat geen tegenstrijdigheden. In ontwikkelingspsychologie bestaan er
geen formele theorieën over de menselijke ontwikkeling.
(Kan geuit worden in wiskundige vorm, logische principes of het gebruiken van
normaal taalgebruik).
2. Informeel (/ impliciet) theorie
= meer georganiseerde setjes van intuïties/verwachtingen over de wereld
Om de focus van een theorie te begrijpen moet je het volgende weten:
Range of applicability (bereik van toepasbaarheid/ toepassingsbereik)
= bereik van verschijnselen waarop het van toepassing is.
Het beschrijft de grenzen waarin een theorie accuraat en nuttig is, en
waarbuiten de theorie mogelijk niet meer opgaat of minder effectief is.
Assumptions (aannames) = de leidende aannames/veronderstellingen die ten
grondslag liggen aan de logica van een theorie. (Vb. van aanname:
evolutietheorie gaat er vanuit dat natuurlijke selecte die enige manier is dat DNA
uiteindelijk veranderd)
Je moet de aannames van een theorie snappen om het te begrijpen en evt je
vraagtekens bij zetten.
Theorieën over menselijke ontwikkelingen verschillen van andere theorieën,
namelijk de focus op verandering naar mate tijd in gedrag, domeinen of
functionering
Miller is van mening dat elke ontwikkelingstheorie moet beschikken over 3 taken:
1. Het beschrijven van de verandering binnen het gegeven domein/domeinen
(theorie over emotionele ontwikkeling moet laten zien wat de ontwikkeling is van
emoties, hoe ze veranderen)
2. Het moet veranderingen in relaties tussen domeinen beschrijven
(Geven veranderingen in het cognitief functioneren aanleiding tot veranderingen
het in het sociaal- of emotioneel functioneren?)
3. Het moet uitleggen hoe de veranderingen in gedrag eruit zien
(Wat telt voor een verandering tussen verschillende staten van ontwikkeling?)
, Psychodynamische theorie
Psychodynamische theorieën benadrukken dat krachten of dynamieken binnenuit
de persoon verantwoordelijk zijn voor het gedrag van deze individu.
Sigmund Freud
Benadrukt de overtuiging dat biologische
(seksuele/agressieve)krachten/drijfveren vanuit het individu het gedrag bepalen.
Gelooft dat ontwikkeling een resultaat is van de balans tussen onbewuste
drijfveren en een bewuste behoefte om je aan te passen aan de realiteit waarin
we ons bevinden.
Een persoonlijkheid bestaat uit drie structuren:
1. Id = instictieve driften niet rekeninghoudend met omgeving. (mooie auto –
hebben – stelen)
Het plezierprincipe: zoekt direct bevrediging van verlangens. Vb van baby die
huilt om eten en stopt zodra die gevoed is.
2. Ego = bevredigd driften op sociaal acceptabele manier (vb kiezen voor
verbale agressie ipv fysieke agressie)
Het realiteitsprincipe: je pakt tijdens een hoorcollege niet zomaar eten van
iemand anders af als je honger hebt)
3. Superego = vertegenwoordigt het morele geweten en de interne normen
en waarden die een persoon heeft ontwikkeld door opvoeding, cultuur en
maatschappelijke invloed.
Het superego werkt om het menselijk gedrag te perfectioneren en te
beschaven en kan zorgen voor schuldgevoelens maar ook gevoelens van
voldoening na juist handelen.
Er zijn 5 psychoseksuele stadia:
Elke fase gaat over de beweging van seksuele impulsen vanuit de ene erogene
zone naar de andere.
Een erogene zone is een gevoelig lichaamsdeel dat bij stimulatie seksuele
opwinding veroorzaakt.
1. Orale fase: (0-1,5) De nadruk ligt op orale stimulatie zoals zuigen en
bijten; verstoringen kunnen leiden tot fixaties zoals afhankelijkheid of
agressie.
2. Anale fase: (1.5- 3) ligt de focus op zindelijkheidstraining; te strenge of te
milde controle kan fixaties veroorzaken zoals anaal uitdrijvend of
vasthoudend gedrag.
3. Fallische fase (3-6) Kinderen worden zich bewust van hun lichaam en
ontwikkelen seksuele gevoelens voor de ouder van het andere geslacht,
wat leidt tot het Oedipus- of Electra-complex en identificatie met de ouder
van hetzelfde geslacht.
4. Latente fase: (6-11) tot de puberteit worden seksuele gevoelens
onderdrukt, terwijl kinderen hun vaardigheden en capaciteiten verder
ontwikkelen.
5. Genitale fase: (>11) Vanaf de puberteit ligt de focus op volwassen
relaties en seksuele bevrediging, waarbij de ontwikkeling naar volwassen
seksualiteit centraal staat.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper emilymeinema. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,46. Je zit daarna nergens aan vast.